Beantwoording vragen lid Halsema over de weigering van de Israëlische regering om journaliste Abir Sarras tot Israël toe te latenCI 3.1
19-05-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Halsema over de weigering van de Israëlische regering om journaliste Abir Sarras tot Israël toe te laten. Deze vragen werden ingezonden op 22 april 2008 met kenmerk 2070818590.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Halsema (Groen Links) over de weigering van de Israëlische regering om journaliste Abir Sarras tot Israël toe te laten.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de Wereldomroep dat journaliste Abir Sarras de toegang tot Israël is geweigerd?1
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u ook van oordeel dat het zorgwekkend is dat een journalist met een Nederlands paspoort de toegang tot Israël wordt geweigerd? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan te ondernemen? Bent u het ermee eens dat mobiliteit van journalisten bijdraagt aan de nieuwsgaring, kennisvorming en informatieverspreiding?
Antwoord
De regering vindt het in algemene zin te betreuren wanneer Nederlanders met geldige Nederlandse reisdocumenten de toegang tot derde landen wordt geweigerd.
Ik ben het ermee eens dat de mobiliteit van journalisten bijdraagt aan nieuwsgaring, kennisvorming en informatieverspreiding.
Tegelijkertijd geldt dat de behandeling die betrokkene heeft moeten ondergaan losstaat van haar beroep van journalist, doch samenhangt met het feit dat zij van Palestijnse origine is. Zoals ook reeds aangegeven in mijn antwoorden op de vragen van de leden Halsema en Peters van 6 april 2007, kan Israël weigeren om Nederlandse staatsburgers van Palestijnse origine op basis van een Nederlands paspoort tot Israël toe te laten en mag het eisen dat deze personen Israël in- en uitreizen conform de Israëlische wet- en regelgeving die van toepassing is op Palestijnen. In het onderliggende geval zou dat hebben moeten gebeuren via Jordanië en niet via de Israëlische nationale luchthaven. Deze handelwijze van Israël is niet in strijd met het internationale recht.
Vraag 3
Bent u bereid bij de Israëlische autoriteiten te informeren naar deze specifieke situatie en erop aan te dringen dat journalisten met een Nederlands paspoort in staat moeten zijn het land gemakkelijk in en uit te reizen om zodoende hun werk goed uit kunnen voeren? Zo neen, waarom niet?
Vraag 4
Bent u tevens bereid met de Israëlische autoriteiten in het algemeen de situatie van Palestijnen met een Nederlands paspoort te bespreken? Bent u het ermee eens dat hun mobiliteit in Israël eenzelfde moet zijn als die van een geboren Nederlander?
Antwoord
Ik ben van oordeel dat deze materie doeltreffender in EU-verband geagendeerd kan worden, aangezien het niet alleen Nederlandse staatsburgers aangaat. De Europese Unie heeft bij herhaling de kwestie van het al dan niet toegang verlenen aan EU-burgers van Palestijnse origine aan de orde gesteld bij Israël vanwege de politieke onwenselijkheid van het beleid, alsmede vanwege de onduidelijkheden met betrekking tot de criteria die Israël hanteert.
De EU-inspanningen hebben inmiddels geleid tot enige maar nog niet voldoende verbetering. De dialoog met de Israëlische autoriteiten moet dan ook worden voortgezet met het oog op bevordering van verdere beleidsaanpassingen. Een dergelijke versoepeling zou wat de regering betreft betrekking moeten hebben op alle EU-staatsburgers van Palestijnse origine, ongeacht hun beroep.
Ik laat bij de Israëlische autoriteiten navraag doen naar de achtergronden van deze specifieke weigering tot toelating van mw. Sarras teneinde deze casus te kunnen betrekken bij de beleidsdialoog met de Israëlische autoriteiten.
1: http://www.wereldomroep.nl/actua/middenoosten/080421-israel-arrestatie
Ministerie van Buitenlandse Zaken