inzet bij rampen en crisis

Financiering voorbereiding zorg voor inzet bij rampen en crisis

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-U- 2849425

19 mei 2008

Op 19 november 2007 heeft u van mij een brief (CZ/EKZ-2807258) ontvangen over de extra financiering die ik per 1 januari 2008 ter beschikking stel aan de zorg, ter voorbereiding op de inzet bij rampen en crises. Het betreft een macrobedrag van structureel 10 miljoen vanaf 2008 voor opleiding training en oefening (OTO). In deze brief gaf ik aan dat er een Quick scan zou worden uitgevoerd door het Nivel (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Doelstelling van de Quick scan was de stand van zaken vast te leggen rond de OTO-activiteiten bij ziekenhuizen, traumacentra, GGD-en, huisartsenposten en de ambulancediensten. Daarnaast zijn ook de hoofden van de GHOR-bureaus (Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen) gevraagd. Dit onderzoek is de afgelopen maanden uitgevoerd en het rapport bied ik u hierbij aan.

Uit de scan blijkt dat er veel positieve ontwikkelingen zijn rond OTO. De onderzoekers noemen: "het format Zirop, het begeleidend ZonMw-project, de actiekaart, de nieuwe gewondenkaart, het gewondenspreidingsplan, aandacht voor de kwaliteit van informatievoorziening en de kwalificatieprofielen." Daar komt bij, dat veel instellingen aangaven juist gereed te zijn met planvorming, waarbij implementatie voorzien werd in 2008. Daarnaast kwam uit dit onderzoek naar voren dat bij met name de huisartsen en de GGD-en nog een inhaalslag gemaakt moet worden. Het Nivel schrijft over deze sectoren: "Voor de huisartsenposten kwam deze Quick scan te vroeg: de grote meerderheid was al wel in gesprek met de GHOR, maar plannen voor OTO en het daadwerkelijk opleiden en oefenen ontbreken (nagenoeg) volledig." Over de GGD-en staat in het rapport dat zij een belangrijke taak voor zichzelf zien als het gaat om voorbereiding op een grieppandemie, maar dat het voornaamste knelpunt is dat er niet genoeg wordt geoefend en dat het eigene van de GGD in de opgeschaalde situatie nauwelijks zichtbaar is.

Op basis van deze resultaten ben ik tot het volgend besluit gekomen. In 2008 zal ik als extra stimuleringsimpuls EUR1 miljoen van het macrobedrag van EUR10 miljoen reserveren voor de huisartsenkoepels en GHOR-NL en EUR1 miljoen voor GGD-NL en GHOR-NL. Partijen kunnen tot maximaal deze bedragen een subsidievoorstel indienen bij VWS om de achterstand in te halen. Voor het restant van het macrobedrag, namelijk EUR 8 miljoen zal ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verzoeken dit bedrag gelijkelijk te verdelen over de 11 ziekenhuizen met een erkenning traumacentrum en de vergoeding aan de traumacentra met dit bedrag te verhogen. Voor 2009 en latere jaren zal ik de NZa verzoeken het volledige macrobedrag van EUR 10 miljoen gelijkelijk te verdelen over de traumacentra en de vergoeding van de traumacentra met dit bedrag te verhogen.

De traumacentra zijn verplicht op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) het regionaal overleg acute zorgketen (ROAZ) te initiëren en te coördineren. Eén van de thema's van het ROAZ is het goed voorbereid zijn op een crisis of een ramp. Met de meest relevante partijen die betrokken zijn bij de voorbereiding op rampen en crises is afgesproken om de inzet van de middelen als volgt vorm te geven: In elk ROAZ maken partijen onderling afspraken over een jaarplan OTO. Het jaarplan moet zijn afgestemd met de directeuren GHOR van de betreffende traumaregio. De directeur GHOR koppelt hierover terug richting het veiligheidsbestuur, conform de WTZi en de Wet veiligheidsregio's. Het jaarplan moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse. In dit jaarplan bepalen partijen onderling waar de OTO-gelden voor dat jaar in de regio aan besteed worden. De middelen kunnen bestemd zijn voor alle partijen in de zorgketen die een rol spelen bij een ramp of crises. De instellingen leggen via het jaardocument zorg, verantwoording af over de besteding van de middelen. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de middelen ten goede komen aan dit specifieke doel. Daarnaast hebben de partijen onderling afgesproken om een landelijke ondersteuningsconstructie op te zetten, om van elkaar te leren en best practises uit te wisselen.

Met alle bij voetnoot één genoemde partijen is afgesproken om bovenstaande methodiek vast te leggen in een convenant. Het doel van het convenant is om duidelijkheid te scheppen naar alle partijen over de inzet van de middelen en een goede samenwerking in de keten te bevorderen. Partijen benadrukken met ondertekening van het convenant het belang van het gezamenlijk optrekken en te zorgen voor een positieve ontwikkeling van de regio's op het vlak van opleiden trainen en oefenen als voorbereiding op rampen en crises.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink