Antwoorden op kamervragen van Kant over een weeffout in de Embryowet
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG-K-U-2846057
16 mei 2008
Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op kamervragen van het
Kamerlid Kant over een weeffout in de Embryowet (2070818000).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat de Centrale Commissie Mensgebonden
Onderzoek (CCMO) onschuldig en nuttig onderzoek met foetussen heeft
moeten afwijzen omdat dat volgens de Embryowet niet is toegestaan daar
de foetussen in kwestie er niet direct baat bij hebben? 1)
Antwoord 1
Zoals ook aangegeven in de brief waarmee ik het jaarverslag van de
CCMO over 2007 aan de Tweede Kamer heb aangeboden ben ik van mening
dat nu duidelijk is dat de regeling in de Embryowet voor
wetenschappelijk onderzoek met foetussen belemmerend is voor
belangrijk wetenschappelijk onderzoek, omdat dergelijk onderzoek kan
bijdragen aan de verbetering van de perinatale zorg. In het
wetsvoorstel ter wijziging van de Embryowet dat opgesteld zal worden
om de in het standpunt op de evaluatie toegezegde wijzigingen gestalte
te geven zal tevens een wijziging worden opgenomen van de paragraaf
wetenschappelijk onderzoek met foetussen.
Vraag 2
Hoeveel van dergelijke onderzoeken heeft het CCMO al afgewezen, was
dit in alle gevallen onbevredigend en bent u het daar mee eens?
Antwoord 2
De CCMO heeft in 2007 over één onderzoeksvoorstel een negatief oordeel
uitgebracht. Naar aanleiding van vragen van onderzoekers over
voorgenomen onderzoek heeft de CCMO in 2007 drie maal te kennen
gegeven dat zij een negatief oordeel zou moeten uitbrengen als een
voorstel voor onderzoek daadwerkelijk zou worden ingediend.
In 2008 heeft de CCMO ook al eenmaal dezelfde informatie gegeven naar
aanleiding van vragen over voorgenomen onderzoek.
Vraag 3
Heeft dit te maken met de wettelijke definiëring van het `embryo' en
is het wel `overeenkomstig de geest van de Embryowet' dat dit soort
onderzoek niet is toegestaan? 2)
Antwoord 3
Het heeft niet te maken met de wettelijke definiëring van ` embryo'.
Het heeft te maken met de terughoudendheid die tien jaar geleden bij
de totstandkoming van de Embryowet wenselijk was. De paragraaf
wetenschappelijk onderzoek met foetussen in de Embryowet is vooral
geschreven als een reactie op het Gezondheidsraadadvies ` Het
ongeboren kind als patiënt. Invasieve diagnostiek en behandeling van
de foetus' (1990). Dit advies betrof de stand van de wetenschap van
invasieve chirurgische en medicamenteuze behandeling van ongeborenen.
In die tijd waren de mogelijkheden van de echografie in het kader van
wetenschappelijk onderzoek tijdens de zwangerschap vergeleken met nu
nog relatief beperkt. Doel van de betreffende paragraaf is bescherming
van het ongeboren kind. Gelet hierop lijkt het in strijd met het doel
van de wet dat niet-invasief, risicoloos wetenschappelijk onderzoek
niet is toegestaan. Daarom zal ik een voorstel voorbereiden om de wet
op dit punt aan te passen.
Vraag 4
Waarom hebt u nog niet gereageerd op de CCMO die het probleem al eind
2007 bij u aankaartte, evenals op de inbreng van de Eerste
Kamerfractie van de SP hierover? 2)
Antwoord 4
In het rapport over de evaluatie van de Embryowet is aangegeven dat de
terughoudende regeling van wetenschappelijk onderzoek met foetussen in
de Embryowet in de toekomst mogelijk belangrijk wetenschappelijk
onderzoek zou kunnen belemmeren. Tevens werd vermeld dat er nog
nauwelijks casuïstiek was op dit terrein. In het standpunt op de
evaluatie (Kamerstukken II, 2006/07, 30 486, nr. 3) heeft mijn
voorgangster dan ook aangegeven een wetswijziging nog niet opportuun
te achten. Wel zou de vinger aan de pols worden gehouden. In dat kader
is afgesproken dat de CCMO ons op de hoogte zou stellen van voornemens
van onderzoek waarvan zij op de hoogte werd gesteld.
Behalve door middel van mondelinge berichten zijn, met het oog op het
belang van documentatie, de signalen ook schriftelijk kenbaar gemaakt
aan de Directeur Publieke gezondheid.
Tot voor kort was door de Kamer nog niet gereageerd op het standpunt
over de evaluatie van de Embryowet. In de Beleidsbrief medische ethiek
heb ik echter aangegeven dat ik het standpunt deel van mijn
voorgangster over de evaluatie van de Embryowet. Nu de Kamer in het
Algemeen Overleg d.d. 14 februari en 11 maart 2008 over deze brief
niet op dit onderwerp is ingegaan ga ik uit van instemming van de
Kamer met het standpunt op de evaluatie van de Embryowet en neem ik de
toezeggingen uit het standpunt over de evaluatie nu in uitvoering.
Daarbij hoort wijziging van de Embryowet op een aantal punten. Omdat
er nu voldoende casuïstiek is op het terrein van wetenschappelijk
onderzoek met foetussen, neem ik mij voor de wet ook op dat punt te
wijzigen.
De memorie van antwoord bij het wetsvoorstel ter wijziging van de
Embryowet zal voor het zomerreces naar de Eerste Kamer worden
gezonden. De vertraging bij het totstandbrengen van de memorie van
antwoord is niet veroorzaakt door verlegenheid over de beantwoording
van de vragen van de Eerste Kamer, maar door de prioriteit die de
diverse algemene overleggen met de Kamer over ethische onderwerpen
vroegen.
Vraag 5
Hebt u inzicht in hoeveel van dergelijke onderzoeken niet aan het CCMO
zijn voorgelegd en door de Medisch Ethische Toetsingscommissies
(METC's) zijn goedgekeurd en gestart? Zo ja, kunt u dit de Kamer
voorleggen; zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Antwoord 5
Het gaat zeker om één onderzoek, maar het zouden er meer kunnen zijn.
Ik vind het niet zinvol om de CCMO te vragen onderzoek te doen. Ik heb
immers al mijn voornemen kenbaar gemaakt de wet op dit punt te zullen
wijzigen.
Vraag 6
Hebt u inzicht of in de praktijk onderzoeksvoorstellen worden
aangepast bijvoorbeeld dat het onderzoek betreft bij zwangere vrouwen
of onderzoek dat ten goede komt aan de foetus zelf, om alsnog het
onderzoeksprotocol goedgekeurd te krijgen?
Antwoord 6
Het is mogelijk dat dit gebeurt. Ik heb daar geen inzicht in. Het is,
volgens navraag bij de CCMO, niet voorgekomen dat de opzet van een
onderzoek zodanig is aangepast dat het onderzoek aan de desbetreffende
foetus ten goede kon komen.
Vraag 7
Bent u bereid snel met een wetswijziging hierover te komen? Zo ja, hoe
gaat u de wet aanpassen? Zo neen, hoe gaat u voorkomen dat
bovenstaande vluchtroutes worden bewandeld om belangrijk onderzoek
toch te laten doorgaan?
Antwoord 7
Ja. Bij de wijziging van de wet zal in ieder geval ruimte gecreëerd
worden voor risicoloos wetenschappelijk onderzoek met foetussen.
Vraag 8
Kunt u reageren op de stelling van de directeur van het Hubrecht
Instituut dat in Nederland tot nu toe niets is gebeurd in het
onderzoek naar geherprogrammeerde stamcellen?
Antwoord 8
Zoals ik ook heb gesteld in de beantwoording van vragen van het
Kamerlid Koser Kaya (D66) over het uitblijven van investeringen in
onderzoek naar volwassen stamcellen (2070817380) zouden de Nederlandse
onderzoeksinstellingen aan niet geoormerkte financiële middelen
waarover ze nu al kunnen beschikken een andere bestemming op het
terrein van stamcelonderzoek kunnen geven, althans voor zover het niet
gaat om onderzoek dat ingevolge de Embryowet of andere regelgeving
niet is toegestaan. Omdat `iPS'-cellen naar mijn mening geen embryo's
zijn in de zin van artikel 1 van de Embryowet, werpt die wet geen
belemmering op om ook actief deel te (gaan) nemen aan de `iPS'-cellen
competitie. De geherprogrammeerde `iPS'-cellen zijn dan in feite te
beschouwen als de resultaten van bewerking van volwassen stamcellen.
Nederlandse onderzoeksinstellingen hoeven al met al bij het onderzoek
op dat gebied dus niet per se aan de zijlijn te (blijven) staan.
Vraag 9
Welke initiatieven heeft het kabinet tot nu toe ontplooid om het
onderzoek naar volwassen
stamcellen krachtig te stimuleren, zoals afgesproken is in het
regeerakkoord?
Vraag 10
Wanneer kan de Kamer verdere initiatieven op dit gebied verwachten,
bijvoorbeeld een apart stamcelprogramma?
Antwoord 9 en 10
Zoals ik ook heb gesteld in de beantwoording van eerdergenoemde vragen
van mw. Koser Kaya (D66), zijn er inmiddels besluitvormingsprocessen
in gang gezet die mogelijk zelfs al dit jaar zouden kunnen leiden tot
duidelijkheid over de in het Coalitieakkoord opgenomen krachtige
stimulering van onderzoek naar behandelingsmogelijkheden met
gebruikmaking van volwassen lichaamsstamcellen. Belangrijk daarbij is
de Verkenning adult stamcelonderzoek die ZonMw onlangs heeft
uitgebracht (zie
http://www.zonmw.nl/uploads/media/080408Verkenning_adult_stamcelonderz
oek_eindversie.pdf).
Te gelegener tijd zal de Kamer over de uitkomsten van de
besluitvormingsprocessen worden geïnformeerd.
1) Trouw, 11 april 2008
2) Inbreng SP-fractie in voorlopig verslag Embryowet Eerste kamer
(31046A), 15 november 2007
3) Trouw, 8 april 2008