Restructuring and infinitival complements in Dutch
Datum: 19 mei 2008
Promotie: mw. J. ter Beek, 13.15 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5
Titel: Restructuring and infinitival complements in Dutch
Promotor: prof.dr. J. Koster
Faculteit: Letteren
Taaleigenaardigheid verklaard
In haar proefschrift bestudeert Janneke ter Beek een eigenaardigheid
van de Nederlandse taal en doet zij een voorstel om deze te verklaren.
Zij stelt een aanpassing van de theorie der grammatica voor, zodat een
bepaalde vorm van werkwoordverstrengeling verklaard kan worden.
In het Nederlands komen zogenaamde werkwoordsclusters voor. Dat
betekent dat hoofd- en bijzin zodanig verstrengeld zijn dat de
werkwoorden van de hoofd- en bijzin(nen) als een cluster aan het eind
van de zin staan. Een voorbeeld: `Jan denkt dat hij Piet het lied zou
hebben kunnen horen zingen.'
Er worden drie types bijzin onderscheiden. Het eerste vertoont een
sterke verstrengeling, zoals in bovenstaande zin, bij het tweede type
is een zekere mate van verstrengeling zichtbaar, en bij het derde is
geen verstrengeling mogelijk. Ter Beek brengt de eigenschappen van de
drie types in kaart en geeft een verklaring voor de verstrengeling. In
de generatieve grammatica, het theoretisch kader waarin het
proefschrift is geschreven, is met name het tweede type problematisch.
De eigenschappen die Ter Beek aan het licht brengt, zouden volgens de
theorie namelijk niet mogelijk moeten zijn. Ter Beek stelt daarom een
aanpassing van de theorie voor waarmee de verstrengeling wel verklaard
kan worden.
Janneke ter Beek (Groningen, 1979) studeerde algemene taalwetenschap
aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar onderzoek
binnen het Center for Language and Cognition Groningen, bij de
vakgroep Taalwetenschap van de Faculteit der Letteren aan dezelfde
universitiet. Ter Beek werkt als docent bij de afdeling Taalwetenschap
aan de RUG, en bij de Hogeschool Utrecht. /ES
Rijksuniversiteit Groningen