Den haag, 15 mei 2008
Vragen van het lid Spekman ( PvdA) aan de staatssecretaris van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken
over afgifte van visum voor kort verblijf en vestigingsgevaar
* Hebt u kennisgenomen van de PREMtime uitzending van 14 mei jl waarin de heer Van E. aangeeft dat zijn visum voor kort verblijf met als doel bezoek aan zijn kinderen in Nederland is geweigerd omdat er sprake zou zijn van vestigingsgevaar hier te lande?
* Kunt u aangeven waarom in het onderhavige geval betrokkene een visum voor kort verblijf is geweigerd vanwege vestigingsgevaar, terwijl hij sterke banden heeft met zijn land van herkomst zoals de zorg voor zijn ouders en zijn werk aldaar?
* Deelt u de mening dat in onderhavige situatie te snel is aangenomen dat sprake is van vestigingsgevaar en dat het visum ten onrechte is geweigerd? Bent u bereid betrokkene alsnog een visum voor kort verblijf te verlenen zodat hij zijn kinderen in Nederland kan bezoeken?
* Is het waar dat vestigingsgevaar een veel voorkomende grond is voor weigering van een visum? Kunt u aangeven hoeveel visa voor kort verblijf zijn geweigerd vanwege (potentieel) vestigingsgevaar?
* Op welke wijze wordt beoordeeld of sprake is van vestigingsgevaar dan wel een niet- tijdige terugkeer van de visumaanvrager? Welke (bijzondere) instructies krijgen diplomatieke of consulaire posten bij de beoordeling van een visumaanvraag op vestigingsgevaar?
* Op welke wijze wordt gewaarborgd dat het uitoefenen van gezinsleven in voldoende mate wordt geëerbiedigd?
* Is het waar dat bij de beoordeling of de tijdige terugkeer voldoende gewaarborgd is reeds op grond van het ontbreken van een (sterke) sociale en economische band met het land van herkomst kan worden geweigerd? In hoeverre dient de visumaanvrager aannemelijk te maken dat hij een (sterke) sociale en economische binding heeft met het land van herkomst? Mag worden aangenomen dat indien de aanvrager familie en werk heeft in het land van herkomst hij tijdig zal terugkeren naar zijn land van herkomst?
* Wordt een afwijzing van een visum voor kort verblijf wegens vestigingsgevaar in een beschikking door de Visadienst altijd met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd?
* Is het waar dat de Visadienst onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken valt? In hoeverre is de staatssecretaris van Justitie verantwoordelijk voor de behandeling van een visumaanvraag voor kort verblijf?
* Hoe gaat u voorkomen dat er - zoals in de situatie van de heer Van E. - door de diplomatieke of consulaire posten te snel vestigingsgevaar wordt aangenomen en om deze reden een visum voor kort verblijf wordt geweigerd?
Noot voor de pers:
Persvoorlichting Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid
Plein 2
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
T 070 318 2694
E
Partij van de Arbeid