Senternovem
15-05-2008 | Proces duurzame gebiedsontwikkeling krijgt impuls
Steeds meer gemeenten willen CO2-neutraal worden. De ambities zijn
hoog en ook aan technische oplossingen en innovatieve kracht ontbreekt
het niet. Toch komt het bestuurlijke en organisatorische proces rond
duurzame gebiedsontwikkeling vaak moeizaam op gang. Het EOS Lange
Termijn-project `Transitie in Energie en Proces voor een Duurzame
Gebiedsontwikkeling' (TRANSEP-DGO) moet de kennis opleveren om dat te
veranderen. Het project heeft een looptijd van vier jaar en start nog
dit voorjaar.
"We gaan aan de slag met de vraag wat er fundamenteel moet veranderen
om het `haperende' proces te verbeteren," zegt de penvoerderopsteller
opsteller van het projectvoorstel, Peter op 't Veld van adviesbureau
Cauberg-Huygen. "Doel is het ontwikkelen van nieuwe kennis die nodig
is om een duurzame gebiedsontwikkeling in de gebouwde omgeving
daadwerkelijk van de grond te krijgen."
Veel `voorwerk' gedaan
Een aantal gemeenten was al intensief met het onderwerp bezig, onder
meer in het kader van het SenterNovemproject `Routekaarten
CO2-neutrale gemeenten'. Het resultaat was onder meer een uitgebreide
inventarisatie van de knelpunten die gemeenten tegenkomen. Op 't Veld:
"Omdat er al zo'n duidelijke vraagstelling lag, was het mogelijk het
projectvoorstel, waarbij veel partijen zijn betrokken, in zeer korte
tijd te schrijven. Bovendien geeft dat aan dat veel partijen zich echt
intensief met het onderwerp bezighouden."
Werkpakketten
Het werk binnen het project is onderverdeeld in verschillende
`pakketten'. Het eerste werkgebied richt zich op de
organisatieproblematiek: hoe kom je tot een andere vorm van proces en
bestuur om duurzame gebiedsontwikkeling te faciliteren? Vervolgens
moeten betrokken partijen kunnen beschikken over een instrumentarium
waarmee zij onder meer integrale afwegingen kunnen maken over duurzame
gebiedsontwikkeling. Dat is het onderwerp van het tweede werkpakket.
Het derde pakket betreft de specifieke technieken die nodig zijn: wat
is er al, wat ontbreekt nog en welke aanzetten zijn nodig? Binnen het
vierde werkgebied vallen de vier pilot-gemeenten (Almere, Apeldoorn,
Nijmegen en Tilburg). Zij passen de resultaten uit het onderzoek
direct toe en koppelen de bevindingen terug.
Betrokken partijen
Naast gemeenten nemen veel verschillende partijen deel aan het
project. Zo is een groot aantal projectontwikkelaars en corporaties
betrokken bij TRANSEP-DGO. Maar maar ook onderzoeksinstellingen als
ECN, TNO, TU Delft, EUR, UVA en Hogeschool Zuyd nemen deel. Daarnaast
zijn twee adviesbureausseurs binnen het project actief: Builddesk en
Cauberg-Huygen. "Als adviesbureaus fungeren we als intermediairs
tussen de onderzoekers en de praktijk van bijvoorbeeld de gemeenten,"
meent Op 't Veld. "Zo zorgen we ervoor dat het onderzoek van de
kennisinstellingen ook echt aansluit op de onderzoeksbehoefte."
Relatie met annex 51
Delen van het project kunnen uitgevoerd worden in het kader van een
nieuw te starten IEA (International Energy Agent) werkgroep (Implement
Agreement Energy Conservation in Buildings and community systems,
annex 51) `towards energy neutral city', die naar verwachting in het
najaar van 2008 2009 van start gaat. "Eigenlijk richt annex 51 zich op
hetzelfde onderwerp. Het project is zo opgezet dat we vanuit
TRANSEP-DGO input kunnen leveren voor het internationale onderzoek én
zo veel mogelijk kennis naar Nederland kunnen halen," besluit Op 't
Veld.