De Nederlandse Bank

Wereld'

Speech president Wellink 'Economische ontwikkelingen in de Wereld'

Speech

Datum 14 mei 2008
Tijdstip 19:00 uur
Locatie Lezing voor de Amstel Club
Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink, president van De Nederlandsche Bank

De wereldeconomie: een minder rooskleurig vooruitzicht

Het mondiale beeld betrekt. Na jaren van hoge economische groei, raamt het IMF de groei voor de wereldeconomie voor dit en volgend jaar op 3,7%. Dat is de laagste groei in 5 jaar tijd. De onzekerheid rond de raming is groot, vooral met betrekking tot 2009 [door overloop uit 2007 is dat wat minder het geval voor 2008]. Een nog lagere groei kan niet worden uitgesloten. De wereld staat immers bloot aan een drietal
- overigens niet los van elkaar staande - schokken.

In de eerste plaats houdt de onrust op financiële markten aan. Omvangrijke verliezen zijn opgetreden op kredieten met risicovolle Amerikaanse hypotheken als onderpand. In een wereld van financiële globalisering strekken deze verliezen zich uit tot buiten de landsgrenzen van de VS. Banken uit de hele Westerse wereld hebben hun vingers aan deze kredieten gebrand, via beleggingsvehikels die buiten de bankbalans bleven. Onzekerheid over de omvang van deze verliezen en de gevolgen hiervan voor het reilen en zeilen van het financiële systeem en de reële economie houden het marktsentiment in de greep. De financieringsvoorwaarden zijn over een breed spectrum versoberd. Nu was een correctie van risicotolerantie onder investeerders wenselijk, maar deze tolerantie schoot in de afgelopen maanden door in risicoaversie. Zelfs de renteopslag op leningen van de meest kredietwaardige ondernemingen is hierdoor flink opgelopen. De laatste weken is het sentiment enigszins verbeterd, al leert de ervaring dat het sentiment onderhevig is aan golfbewegingen. Sommige marktpartijen vermoeden dat het ergste achter de rug is. Westerse banken maken schoon schip. Zo is voor ruim 300 miljard US dollar aan slechte hypotheekleningen afgeschreven. Om de impact op hun kapitaalbasis te verminderen, hebben banken bovendien voor ruim 200 miljard US dollar aan nieuw vermogen aangetrokken. Ook is vanuit Bazel een versterking van de huidige toezichtregels onderweg op het terrein van het liquiditeit- en risicomanagement van banken.

Het is echt nog te vroeg de problemen overwonnen te verklaren. De situatie blijft precair, vooral in de geldmarkt. Banken zijn nog steeds terughoudend in het verstrekken van leningen aan elkaar. Het einde van de problemen op de Amerikaanse huizenmarkt, de bron van de marktonrust, is nog niet in zicht. Zo versnelt de daling van de huizenprijzen: in februari daalden de prijzen in de 10 grootste steden in de VS met bijna 14%. Een dergelijke aanpassing is ongekend. Door dalende prijzen komen steeds meer huishoudens in problemen. Als het aantal wanbetalingen harder stijgt dan voorzien, kunnen verliezen op hypotheekleningen verder oplopen. De nog omvangrijke voorraad onverkochte woningen biedt in dat opzicht weinig hoop. Bovendien rijzen tegenvallers in de hoek van andere leningen dan hypotheken, zoals Amerikaanse auto- en credit cardleningen.

Een belangrijke oorzaak hiervan is gelegen in de tweede schok: de forse dip in de Amerikaanse conjunctuur. In Q1 2008 groeide de economie nog met 0,6%, maar het beeld is onderliggend slechter. Zo nam de voorraad onverkochte producten flink toe, terwijl de duurzame consumptie kelderde tot het laagste niveau sinds begin van dit decennium. Als we afzien van het grillige beloop in de voorraden, dan is de groei teruggezakt van gemiddeld 3,8% tussen april en oktober 2007, tot net iets boven de 2% in Q4 2007 en -0,2% in Q1 2008. Na jarenlang op de pof te hebben geleefd [de schulden zijn gestegen tot 110% van het beschikbare gezinsinkomen], gaat de Amerikaanse consument gebukt onder een drietal tegenvallers. In de eerste plaats daalt het vermogen van huishoudens in rap tempo door vooral een daling van de woningprijzen. In de tweede plaats verslechteren door de financiële onrust de condities waartegen huishoudens kunnen lenen. Hierdoor komen de bestedingen onder neerwaartse druk. In de derde plaats hapert de banenmotor, wat samen met een stijging van de inflatie [tot boven de 4%] de koopkracht van huishoudens uitholt. Tegen deze drie tegenvallers is zelfs de doorgaans optimistische Amerikaanse consument niet opgewassen: het vertrouwen is weggezakt tot het laagste niveau sinds jaren en de consumptiegroei is bijna tot stilstand gekomen. In dit klimaat daalt ook de investeringsgroei.

Om te voorkomen dat de economie afglijdt naar een diepe recessie, halen de Amerikaanse autoriteiten alles uit de kast. Ondanks het verslechterde inflatiebeeld, verlaagde de Fed de rente sinds de afgelopen zomer agressief . De politiek bleef niet achter; in kort tijdsbestek werd ingestemd met een lastenverlichting ter waarde van 160 miljard US dollar. Het is onzeker in hoeverre deze maatregelen extra bestedingen uitlokken. De voorwaarden zijn niet onverdeeld positief, gelet op het lage vertrouwen, de dalende woningprijzen, de krappere financiële condities en de zware schuldenlast van huishoudens. Dit betekent niet dat de maatregelen geen effect hebben. Via een steilere rentecurve bewijzen de renteverlagingen een dienst aan het in problemen geraakte bankwezen. Ook verschaffen de verlagingen huishoudens wat lucht: herfinanciering van variabele rentehypotheken is aantrekkelijker bij lagere korte rentes. Een andere route waarlangs een lagere beleidsrente gunstig uitpakt is via een snellere daling van de dollar. [Sinds de zomer van vorig jaar is de dollar met 13% gedaald tegenover de euro en 7% tegenover de valuta van de handelspartners van de VS]. Ondersteund door deze waardedaling, biedt de aantrekkende uitvoer enige compensatie voor de lagere binnenlandse bestedingen.

Een bijkomstig voordeel is dat het hoge Amerikaanse lopende rekeningtekort voor het eerst sinds 2001 daalt. Op het hoogtepunt bedroeg dit tekort bijna 6,5% van het Amerikaanse bbp. Voor 2008 wordt een daling tot 4,3% voorzien. Deze onevenwichtigheid neemt nu dus eindelijk af. Gunstig vanuit dit perspectief is dat de inzinking in de VS komt op het moment dat de groei in opkomende economieën overeind lijkt te blijven. Niet alleen geeft deze groei een impuls aan de Amerikaanse exporten, ook behoeden ze de wereldeconomie van een verdere val. De bijdrage aan de wereldgroei van deze landen lag in 2007 al op ruim 65%. Voor het eerst in de moderne geschiedenis was China's aandeel in de mondiale groei zelfs groter dan dat van de VS. Natuurlijk zijn opkomende economieën niet ongevoelig voor wat er in de rest van de wereld gebeurt. Door sterkere handels- en financiële relaties met ontwikkelde economieën staan zij immers bloot aan gebeurtenissen in rijkere landen. Ontkoppeling is in die zin een fabeltje. Het verschil is alleen dat gezondere fundamentals in de nieuwe economieën een betere basis leggen voor een sterkere interne groeidynamiek en ertoe bijdragen dat ze schokken uit rijkere landen beter kunnen opvangen. Met andere woorden, de groei in opkomende economieën loopt dit jaar ook een deuk op, maar van een crash is geen sprake. In het verleden was dit wel anders.

Een keerzijde van de dynamiek in opkomende economieën is dat deze bijdraagt aan een sterke stijging van de energie- en voedselprijzen, de derde schok waaraan de wereld blootstaat. Sinds 2003 zijn deze prijzen in dollars verdrievoudigd respectievelijk verdubbeld. Vooral de snelle stijging van voedselprijzen in het afgelopen jaar baart opzien. Overigens is dit niet alleen het resultaat van een grotere vraag vanuit opkomende economieën. Het toenemende gebruik van bio-brandstof in de VS en Europa drijft de voedselprijzen ook op. Bovendien kent de prijsstijging in meerdere grondstoffen een speculatieve dimensie. Investeerders zien in grondstoffen een aantrekkelijke belegging in tijden van marktonrust en lagere rentes. Nu zullen hogere prijzen op den duur extra aanbod uitlokken, maar vooral het aanbod van voedsel past zich doorgaans langzaam aan. Meer landbouwgrond is niet op oproep beschikbaar, terwijl de invoering van nieuwe plant- en oogsttechnieken tijd kost. Het is dus goed mogelijk dat de wereld nog een tijdje is opgezadeld met hoge voedselprijzen.

Hogere voedselprijzen zorgen voor een wereldwijde stijging van de inflatie. De doorwerking verschilt van land tot land, mede afhankelijk van het gewicht van voedseluitgaven in de totale bestedingen. In opkomende economieën ligt dit gewicht gemiddeld rond 30%. Voor de miljard mensen die rond komen van een dollar per dag beslaat voedsel zelfs driekwart van de uitgaven. Duidelijk is dat zij het meest te lijden hebben van hoge prijzen. In rijkere landen ligt het aandeel van voedsel gemiddeld rond 10%. Maar ook in deze landen kan de inflatie oplopen als bedrijven en huishoudens denken dat de inflatie permanent op een hoger niveau komt te liggen door de hogere voedselprijzen. De kans dat dit gebeurt, is geringer als centrale banken de inflatieverwachtingen goed weten te verankeren. Over 2007 verklaarden de energie- en voedselprijzen bijna de helft van de inflatie in opkomende economieën, tegen gemiddeld nog geen 15% van de inflatie in rijkere landen. Sinds de tweede helft van 2007 is de bijdrage van energie en voedsel wel flink opgelopen, ook in rijkere landen.

Het Eurogebied en Nederland: groei vertraagt bij stijgende prijzen

De schokken in de wereldeconomie gaan niet voorbij aan het eurogebied. In het verleden werkte een lagere Amerikaanse groei met een vertraging van een half jaar voor iets meer dan de helft door in een lagere Europese groei. Er is intussen wel wat veranderd. De muntunie staat er beter voor staat dan een aantal jaren terug. Hervormingen op de arbeidsmarkt hebben geleid tot meer banen en een lagere werkloosheid. Verder zijn de overheidsfinanciën wat verbeterd, zij het ook door de conjuncturele rugwind van de afgelopen jaren. Bovendien zijn na de internetbubbel de schulden van bedrijven gesaneerd. Huishoudens zijn minder kwetsbaar dan in de VS door een sterkere balans: tegenover geringere schulden staan hogere besparingen. Ondanks deze betere uitgangspositie, is het eurogebied niet immuun voor de vertraging in de VS.

De uitvoer valt terug door de lagere Amerikaanse groei en de goedkope dollar. De impact hiervan is wat geringer dan voorheen doordat de exportmarkten in Aziatische en Europese opkomende economieën aan belang hebben gewonnen. Daar staat tegenover dat besmetting via de financiële sector nu belangrijker is. Banken in het eurogebied lijden behoorlijke verliezen op schuldtitels met Amerikaanse leningen als onderpand. Ondanks dat deze verliezen kleiner zijn dan die van hun Amerikaanse collega's, zijn door het wegvallen van het marktvertrouwen de financieringscondities ook in eurogebied over een brede linie verslechterd. Niet alleen is het minder gemakkelijk financiering te krijgen, de bestedingsruimte verkleint ook doordat hogere energie- en voedselprijzen de koopkracht onder druk zetten. We waren lang beschermd tegen fluctuaties in de voedselprijzen. Vanwege het landbouwbeleid in de EU lag de interne marktprijs van veel producten boven de wereldprijs. Door de stijging van de wereldprijs gaat dit niet meer op. Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen zal naar huidige inzichten de groei over 2008 naar schatting met 1%-punt terugvallen ten opzichte van 2007 . Voor 2009 zal de groei nog wat verder terugzakken tot 1,5%. Zoals gezegd, de onzekerheid rond de raming voor 2009 is groot.

Centrale bankiers staan voor een grote uitdaging. Want ondanks de ingezette afkoeling, is de inflatie in de afgelopen maanden opgelopen tot ruim boven de 3%. Ook zonder de stijgende energie- en voedselprijzen is het mandje van consumptiegoederen duurder geworden. In dat verband biedt een sterke euro nog enig tegenwicht. Anders waren de prijzen nog harder gestegen. Indien de groei flink terugzakt, mogen we verwachten dat de inflatie afneemt. Helemaal zeker hiervan dat dit tijdig gebeurt zijn we niet, gelet op de sterke vraag naar energie en voedsel uit opkomende economieën en het toenemende gebruik van bio-brandstof. Belangrijk is dat de hogere inflatie niet doorwerkt naar hogere lonen. Het bewijs hiervoor is nog gering. Maar het gevaar is niet geweken in een omgeving waar de gevoelsinflatie oploopt en de verwachte inflatie voor een jaar vooruit ook wat hoger is komen te liggen. Over een periode van 5 jaar zijn de verwachtingen nog steeds verankerd rond 2%. Prioriteit van de ECB is de inflatieverwachtingen in lijn te houden met prijsstabiliteit.

Ook in Nederland stijgt de inflatie. Dat is even wennen. Na jarenlang een inflatie van beneden de 2% te hebben gehad, dankzij onder meer een gematigde loongroei, zitten de prijzen weer in de lift. Voor dit jaar dreigt de gemiddelde inflatie uit te komen op 2,5%, waarbij die in de tweede helft van het jaar kan oplopen tot boven de 3%. Deze sprong komt mede door de vertraagde doorwerking van hogere energieprijzen, hogere voedselprijzen en een hogere - gereguleerde - huurstijging. Begin 2009 dreigt de inflatie ook op te lopen door een verhoging van de BTW. Een belangrijke onzekerheid in deze projectie is de ontwikkeling van de lonen. Tot nog toe ligt de stijging van de Cao-lonen wat lager dan tijdens de vorige hoogconjunctuur. Maar een snellere loongroei is in de nabije toekomst niet uit te sluiten. De arbeidsmarkt is immers krap: met een werkloosheid van 4% en een groter aantal vacatures dan tijdens de vorige conjuncturele piek. De ervaring leert dat in deze omgeving de inflatie rapper kan stijgen. Een dergelijke uitkomst is onwenselijk omdat daarmee zowel de concurrentiepositie als de werkgelegenheidsgroei wordt ondergraven.

De hogere prijsdruk komt op een slecht moment. Een koufront komt op ons af. Net nu de zomer goed begint los te komen. Weermannen zitten er vaak naast met hun voorspellingen en economen niet minder. Zo slecht gaat het toch niet? Deze reactie is te begrijpen. Ondanks de uitbraak van de financiële onrust in augustus vorig jaar, maakte onze economie in de tweede helft van 2007 een indrukwekkende spurt. Mede ten grondslag hieraan lag een hogere aardgasproductie die tot uitdrukking kwam in de exporten en consumptie. Daarbij kreeg de consumptie een duw in de rug van een forse stijging van de reëel beschikbare inkomensgroei. . Door deze ontwikkelingen kwam de jaargroei voor Nederland uit op 3,5%, de snelste in de afgelopen 7 jaar. De dynamiek op de arbeidsmarkt wekt ook de indruk dat het goed gaat in het land. Sterker nog, zelfs de groeiraming voor 2008 is geen aanleiding tot somberheid. De Cie raamt de groei voor 2008 op 2,6%. Minder dan vorig jaar, maar zeker niet slecht. Alleen zit hier een statistisch addertje onder het gras. Een deel van de groei in 2008 komt dankzij de hoge groei in de tweede helft van 2007. Zonder dit overloopeffect van bijna 2%, zou van de groei niet veel overblijven. Het vooruitzicht is dus minder positief dan de raming suggereert. Voor 2009 ligt de verwachte groei een stuk lager.

Nederland is binnen Europa gevoeliger voor ontwikkelingen in de VS: in goede, maar ook in minder goede tijden. Een stagnatie in de VS impliceert een lagere importvraag vanuit de VS. Mogelijk belangrijker is dat ontwikkelingen in de VS ons raken door de omvangrijke buitenlandse investeringen van Nederlandse multinationals in de VS. [Uitgedrukt in het BBP, bedraagt de omzet van Nederlandse multinationals in de VS ongeveer 4 keer het gemiddelde van het eurogebied] Recente kwartaalcijfers van Aegon zijn hiervan een voorbeeld: het bedrijf incasseerde een winstdaling van 75%, grotendeels op activiteiten in de VS. Daarbij ondervinden Nederlandse banken ook de gevolgen van de onrust op financiële markten. Sinds enkele maanden geven zij aan de kredietvoorwaarden flink te zullen aanscherpen, ook vooruitlopend op de komende groeivertraging. Strengere kredietvoorwaarden ontmoedigen de investeringsgroei, te meer daar de productiekosten en de onzekerheid onder consumenten oplopen. Want ook in Nederland loopt de koopkracht van consumenten een deuk op. Impulsen die de koopkracht in 2007 nog steunden, vallen dit jaar grotendeels weg: er komen minder banen bij en de kosten voor levensonderhoud nemen toe. [door de hogere energie- en voedselprijzen, sociale zekerheidspremies, huren en BTW]

Tot slot

Problemen in de VS en in financiële markten laten de rest van de wereld dus niet onberoerd. Vooral een open economie als Nederland zal hiervan hinder hebben. Dit is geen reden voor paniek. Feit is ook dat de groei van de wereldeconomie in de afgelopen jaren minder is gaan rusten op de groei in de VS en meer op die van opkomende economieën. Sommigen zien in deze nieuwe verhoudingen een bedreiging. Voor het Nederlandse bedrijfsleven - met haar rijke internationale ondernemersgeest - is deze verandering juist een uitdaging.
---

Lees deze pagina voor