De Nederlandse Bank
economie'
Speech president Wellink 'De creatieve economie is een open economie'
Speech
Datum 15 mei 2008
Tijdstip 14:55 uur
Locatie Seminar Jong DNB
Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink, president van De Nederlandsche Bank
Dit jaar gaat het Jong DNB seminar over 'de creatieve economie'. In
eerste instantie niet iets waar ik dagelijks mee te maken lijk te
hebben... economen en creativiteit, tja!
In tweede instantie raakt het onderwerp mij wel degelijk. Het is
namelijk evident dat het belang van creativiteit voor onze economie
groeit. Niet alleen de creatieve sectoren zelf groeien; steeds meer
beroepen in onze kennisintensieve economie vereisen creativiteit. Ook
bijvoorbeeld in de financiële sector. Daarover zo meer.
Mijn stelling is dat openheid cruciaal is voor een creatieve economie
als de onze. En dan bedoel ik meer dan alleen openheid voor import en
export van goederen. Ik bedoel een economie waarin ruimte bestaat voor
nieuwe ideeën. Daarvoor is ook een open arbeidsmarkt een belangrijke
voorwaarde.
Dit is een zeer toepasselijke plek om te spreken over het belang van
een open samenleving. Deze kerk, gebouwd in 1796, in de beginjaren van
de Bataafse Republiek, is namelijk de eerste Rooms-katholieke kerk die
in alle openheid en vrijheid is gebouwd sinds de Katholieke kerk ruim
tweehonderd jaar daarvoor officieel werd verboden.
Creativiteit wordt steeds belangrijker, ook economisch
De structuur van onze economie verandert snel. Er zijn minder banen
waar routinematige en repetitief te werk wordt gegaan en kennis wordt
steeds belangrijker. In 1950 werkte 15% van alle Nederlanders in de
landbouw, tegenwoordig is dit door de sterke groei van de
arbeidsproductiviteit in deze sector minder dan 4%. Hiermee is ook de
landbouwsector veel kennisintensiever geworden. De commerciële
dienstverlening groeide van 28% in 1950 tot meer dan 50% nu. Het
aantal hoogopgeleiden neemt sterk toe. In 2007 had 28% van de
Nederlanders die geen onderwijs meer volgt een HBO diploma of hoger.
Maar wat is de creatieve economie? We kennen allemaal voorbeelden van
Nederlanders uit de creatieve sector: een architect als Rem Koolhaas,
een fotograaf als Erwin Olaf, een schrijver als Arthur Japin,
modeontwerpers als Viktor en Rolf, enzovoort. Om een beeld te krijgen
van het belang van de totale creatieve economie kijken onderzoekers
vaak naar de omvang van de culturele bedrijfstakken, zoals de kunsten,
media en creatieve dienstverlening. Volgens onderzoek van de Europese
Commissie werkt ongeveer 4% van alle werknemers in Nederland in één
van de culturele bedrijfstakken. Dit is het grootste aandeel van alle
27 EU-lidstaten.
Maar de creatieve economie omvat meer. Het concept van de creatieve
klasse als nieuw maatschappelijk en economisch fenomeen is op de
agenda gezet door Richard Florida rond 2000 met zijn boek the rise of
the creative class. Hij hanteert een brede definitie voor de creatieve
klasse. Hij rekent op goede gronden ook wetenschappers mee en
managers, financieel experts, en juristen. Want ook deze houden zich
dagelijks bezig met complexe en kennisintensieve problemen, waarbij
veel creativiteit vereist is. In zijn vervolgboek concludeert Florida,
op basis van tentatieve berekeningen, dat Nederland wereldwijd
koploper is en dat niet minder dan 47% van onze arbeidskrachten tot de
creatieve klasse behoort. Helaas is moeilijk in te schatten hoeveel
deze groep bijdraagt aan de economische groei, mede omdat Florida´s
definitie is gebaseerd op beroepsklassen die door de gehele economie
voorkomen. In ieder geval kunnen we concluderen dat de creatieve
klasse in Nederland internationaal gezien aanzienlijk is.
Het mag trouwens niet ongezegd blijven dat creativiteit ook zijn
schaduwzijde heeft. Het ontwijken van belasting vereist bijvoorbeeld
ook veel creativiteit.
De creatieve financiële sector
De financiële sector maakt een belangrijk onderdeel uit van onze
creatieve economie. In deze sector wordt 6% van onze totale
toegevoegde waarde gecreëerd en in de regio Amsterdam is dit zelfs
bijna 23%. DNB probeert dan ook bij te dragen aan een vruchtbaar
klimaat voor de financiële sector in Nederland. Onze steun voor het
recent opgerichte Holland Financial Centre en de Duisenberg School of
Finance zijn hier sprekende voorbeelden van.
Het financiële stelsel wordt gekenmerkt door een snelle innovatie en
toenemende complexiteit van nieuwe financiële producten. De aard van
de huidige crisis op de financiële markten hangt hier nauw mee samen.
Hoe gaan we hiermee als toezichthouder mee om? Ons beleid is dat de
primaire verantwoordelijkheid voor een goed risicobeheer bij de
instellingen zelf ligt. Dat brengt onvermijdelijk het risico met zich
mee dat het interne risicobeheer de snelle financiële innovatie niet
helemaal kan bijbenen. Echter, het alternatief van zeer strakke
regulering, hoge toezichtkosten en beknotte innovatie is ook
onwenselijk. Het gaat om het vinden van de juiste balans.
Regels, hoe belangrijk ze ook zijn, moeten ruimte laten voor
innovaties. Hiermee kom ik terug op het belang van een open economie.
Dit belang van openheid voor nieuwe ideeën komt ook sterk naar voren
op de arbeidsmarkt, waar barrières voor outsiders creativiteit kunnen
belemmeren.
Internationale arbeidsmobiliteit
Een internationale omgeving werkt creativiteit in de hand. Dit zie ik
dagelijks binnen DNB, waar de nationaliteit van de medewerkers op
sommige afdeling heel divers is. Aansluiting bij internationale
netwerken is cruciaal om bij te blijven. Dit is ook de reden dat er
continu een groot aantal DNB-ers gedetacheerd is in het buitenland, op
posities van Frankfurt en Basel tot Washington en Montreal. De
ervaring waar deze mensen mee terugkomen is goud waard.
Daarnaast hebben we sinds enkele jaren nauwe contacten met het UAF,
een stichting voor hoogopgeleide vluchtelingen, en hebben er al 25
vluchtelingen bij ons stage gelopen. Dat is ook in ons voordeel, want
van deze groep hebben er nu drie een regulier arbeidscontract.
Een internationale omgeving brengt dus vernieuwende en frisse ideeën
mee. Maar het Nederlandse immigratiebeleid is in de praktijk nog
steeds erg gericht op het aanbrengen van beperkingen en te weinig op
het benutten van talent en kansen. Het zou makkelijker moeten worden
voor mensen met de juist kwalificaties om toegang tot de Nederlandse
arbeidsmarkt te krijgen, bijvoorbeeld op basis van een puntensysteem.
Misschien kan dit zelfs op Europees niveau worden ingevoerd. Want we
hebben veel baat van internationale mobiliteit, juist in onze
creatieve economie. Al lijkt het publieke debat soms anders te
suggereren.
Een open arbeidsmarkt
Dan over de openheid van de arbeidsmarkt. Hoewel Nederland een groot
aantal flexwerkers met weinig baanzekerheid kent, is bescherming tegen
ontslag voor werknemers met een vast contract juist erg hoog. De
discussie over het al dan niet hervormen van het ontslagrecht is
inmiddels hoog opgelopen. Dit is logisch, want ontslagbescherming
biedt zowel voor- als nadelen.
Aan de éne kant vergroot het de baanzekerheid voor mensen met een vast
contract en voorkomt het dat werkgever kosten te gemakkelijk kunnen
afschuiven. Ook kan ontslagbescherming de investering in
bedrijfsspecifieke kennis en kapitaal bevorderen.
Aan de andere kant schaadt ontslagbescherming de economie omdat het de
dynamiek en de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt aantast.
Ontslagbescherming maakt het voor werkgevers risicovoller om banen te
scheppen. Voor werknemers wordt het dus moeilijker een baan te vinden.
Werknemers die al langer bij hetzelfde bedrijf werken raken bovendien
hun opgebouwde ontslagbescherming kwijt als zij van werkgever
veranderen, wat overstappen minder aantrekkelijk maakt. Hierdoor wordt
onze economie minder dynamisch, wat de kracht van creativiteit en
nieuwe ideeën inperkt.
Ook creëert stringente ontslagbescherming een situatie waarin een
groep zittende werknemers zich beschermd weet, ten koste van nieuwe
toetreders. In de praktijk zijn het meestal mannen van middelbare
leeftijd die het meest profiteren van ontslagbescherming. Dit ten
koste van nieuwkomers en herintredende vrouwen. Dus, ten koste van de
diversiteit.
In deze context herinnert u zich misschien dat de Franse minister de
Villepin begin 2006 een poging deed om het ontslagrecht voor jongeren
te versoepelen. Dit stuitte op hevige weerstand van jongeren zelf. De
Europa-redacteur van de 'Financial Times' merkte destijds op dat de
protesterende studenten zich toch echt aan de verkéérde kant van de
barricades begaven. Ze moesten zich volgens hem juist bij de Villepin
voegen en eisen dat de verlaging van de ontslagbescherming eerlijk zou
worden doorgevoerd, namelijk voor de gehele Franse bevolking. Hiervan
zouden juist deze jongeren profiteren.
Nu zie ik een zaal jonge professionals tegenover me, mensen die nog
niet zo lang geleden nieuwkomers op de arbeidsmarkt waren. Ik ben erg
benieuwd aan welke kant van de barricades u staat en hoe de panelleden
aankijken tegen het belang van een open samenleving voor een creatieve
economie.
---
Lees deze pagina voor