Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2070818350
Vragen van het lid Zijlstra (VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, over de wijze van toetsing bij taal- en
rekentoetsen. (Ingezonden 17 april 2008)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de onrust die er onder PABO-studenten is ontstaan over de wijze
van toetsing bij de taal- en met name de rekentoetsen?
Antwoord op vraag 1
Ik heb kennis genomen van het onderzoek `Van je fouten kun je leren', dat de Landelijke
Studentenvakbond (LSVb) onder Pabo-studenten heeft gehouden over de rekentoetsen.
Hieruit blijkt dat bij een beperkt deel van de Pabo-studenten ontevredenheid heerst over de
Pabo-rekentoets.
Vraag 2
Mogen er bij de rekentoetsen geen aantekeningen gemaakt worden, en worden de feitelijke
berekeningen niet beoordeeld? Leidt bijvoorbeeld een verkeerd geplaatste komma in de
uitkomst van een ingewikkelde berekening tot nul punten, terwijl de student feitelijk de
wiskundige berekeningswijze op de juiste wijze heeft toegepast? Hoe verhoudt dit zich
volgens u met de in het onderwijs gebruikelijke toetsingswijze waar de berekeningswijze de
essentie van wiskunde en rekenen is?
Antwoord op vraag 2
Bij de rekentoetsen mogen aantekeningen op papier worden gemaakt, uitgezonderd bij de
hoofdrekenopgaven (15 van de 50 opgaven). De berekeningswijze maakt geen deel uit van de
beoordeling. Het gaat om het vaststellen van een absoluut minimum aan benodigde
rekenvaardigheid: groep 8 van het basisonderwijs. In het licht van dat doel is het komen tot
het goede antwoord belangrijker dan de weg waarlangs het antwoord bereikt wordt.
Vraag 3
Is waar dat het voor studenten niet mogelijk is inzage te krijgen in de gemaakte toets, dat
alleen ingezien kan worden welke opgaven qua eindresultaat fout zijn? Wat vindt u van deze
situatie?
Antwoord op vraag 3
Het is een onjuiste veronderstelling dat studenten geen inzage kunnen krijgen in de gemaakte
toets. De kandidaat die zich voor inzage bij Cito vervoegt, krijgt de volledige toets te zien die
destijds door hem/haar is gemaakt. Dat wil zeggen alle aan hem of haar voorgelegde opgaven,
de gekozen antwoorden en het juiste antwoord.
Vraag 4
Is het waar dat er geen oefenmateriaal voorhanden is en er geen proeftoetsen worden
verstrekt? Is het zo dat docenten geen begeleiding kunnen geven omdat ook zij geen inzicht in
de gemaakte toets krijgen en er dus totaal geen leerproces aan vooraf gaat? Wat vindt u van
deze situatie?
Antwoord op vraag 4
Het is een onjuiste veronderstelling dat er geen oefenmateriaal voorhanden is en er geen
proeftoetsen worden verstrekt. Voor studenten is een oefentoets beschikbaar in het
hoofdmenu van het softwarepakket, dat de toetsafnames op de computer verzorgt. De
oefentoets is altijd beschikbaar; deze hoeft niet te worden ingepland. Daarnaast is
oefenmateriaal beschikbaar voor iedere student die het initiatief neemt om bij zijn
rekendocent navraag te doen.
Rekendocenten van Pabo's kunnen op de door Cito ingerichte website de handleiding van de
toetsen downloaden. Daarin staan de eindtermen beschreven op grond waarvan de toetsen zijn
ontwikkeld. In combinatie met de - eveneens in de handleiding opgenomen - beschrijving van
de toetssystematiek en de voorbeeldopgaven in de oefentoets, stelt dit de docenten in staat een
goed voorbeeld te geven van de opgaven die studenten mogen verwachten. Overigens zal
Cito, zodra de huidige opgavenbank rekenen ververst is (najaar 2008), een referentietoets
samenstellen uit de dan niet meer operationele opgaven en die toets beschikbaar stellen voor
studenten. Deze referentietoets bestaat uit de opgaven die het niveau weerspiegelen dat de
instromende studenten aan het einde van het eerste studiejaar moet beheersen.
Vraag 5
Is het waar dat als er tijdens de toets een fout gemaakt wordt, de student dan onmiddellijk een
niveau zakt? Deelt u de mening dat deze wijze van foutverwerking bijdraagt aan de spanning
en stress voor de student en daarmee fouten kan stimuleren? Kunt u aangeven waarom de
PABO's voor deze wijze van foutverwerking hebben gekozen en niet voor de normale wijze
waarbij tijdens het afnemen van de toets niet duidelijk wordt of het goed of slecht gaat?
Antwoord op vraag 5
De veronderstelling dat als er tijdens de toets een fout gemaakt wordt de student onmiddellijk
een niveau zakt, is onjuist aangezien in de rekentoets niet met niveaus wordt gewerkt. Wel is
het zo dat na een fout antwoord een wat gemakkelijker opgave volgt en bij een goed antwoord
een wat moeilijker. Dit heet `adaptief' toetsen. Het verschil in moeilijkheid ten opzichte van
de vorige opgave is niet zo groot dat de student dit zal opmerken, laat staan dat hij hiervan
gestresst raakt. Adaptief toetsen is eerder stressverlagend dan stressverhogend. Het zorgt er
namelijk in alle gevallen voor dat de toets die aan de kandidaat wordt voorgelegd nauwkeurig
aansluit bij het vaardigheidsniveau dat die kandidaat heeft. Bij een conventionele papieren
toets is het daarentegen zo dat deze altijd voor een deel van de kandidaten te moeilijk is en
voor een ander deel te gemakkelijk.
Vraag 6
Moeten in de rekentoets de opgaven in chronologische volgorde gemaakt worden? Deelt u de
mening dat het verstandig is om bij een toets de vrijheid aan de student te geven om te
beginnen met opgaven die hij of zij als eenvoudig beschouwt? Deelt u de mening dat bij
dergelijke belangrijke toetsen er dus de mogelijkheid tot vooruit of terugwerken moet zijn,
ook als het een digitale toets betreft?
Antwoord op vraag 6
Doordat de toetsafname en toetssamenstelling bij een adaptieve toets gelijktijdige processen
zijn, is er op het moment van afname geen (elektronisch) toetsboekje dat ingezien kan worden
en waarin de student zelf de volgorde van beantwoording kan bepalen. Als een student
bijvoorbeeld bij opgave 8 is, zijn de opgaven 9 tot en met 50 nog niet bekend. Het hangt
helemaal af van de beantwoording van de kandidaat, welke opgaven in het vervolg van de
toets aan de kandidaat gepresenteerd zullen worden. Zie het antwoord op vraag 5. Om
dezelfde reden is terugbladeren naar een eerder beantwoorde opgave evenmin mogelijk.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het afnemen van reken- en taaltoetsen belangrijk is voor het handhaven
van de kwaliteit van het PABO-onderwijs? Deelt u ook de mening dat er wel sprake dient te
zijn van een eerlijke toetsingswijze?
Antwoord op vraag 7
Om het rekenonderwijs op de Pabo met succes te kunnen volgen, is een adequaat
instroomniveau vereist. Dat is gedefinieerd op het niveau van groep 8 van het basisonderwijs.
Om na te gaan of dat niveau aanwezig is, wordt getoetst. Wie na een jaar de vereiste norm
niet behaalt, krijgt een negatief studieadvies dat bindend is. De student moet de opleiding
verlaten. Uiteraard is er sprake van een eerlijke toetsingswijze. Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 8
Beoordeelt u de huidige toetsingswijze als eerlijk? Zo ja, waarom? Zo neen, welke acties gaat
u ondernemen om te komen tot een aanpassing van de toetsingswijze?
Antwoord op vraag 8
De huidige wijze van toetsing is zonder meer eerlijk te noemen. Voor elke student, ongeacht
de Pabo waar hij of zij staat ingeschreven, geldt dezelfde prestatiestandaard, wordt hetzelfde
toetspakket gebruikt, worden dezelfde voorgeschreven toetscondities gehandhaafd en worden
evenveel kansen aangeboden. Daarnaast geldt dat de rekentoetsen in de ogen van
onafhankelijke deskundigen een hoge kwaliteit hebben. Dit blijkt uit de beoordeling van de
kwaliteit ervan door de Commissie TestAangelegenheden Nederland (COTAN), een
onafhankelijk orgaan dat deel uitmaakt van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP).