Kamerbrief over de notitie inzake de bevordering van inburgeringscursussen
op Europees niveau
14-05-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik U, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en
Integratie, hierbij een notitie aan inzake de bevordering van
inburgeringscursussen op Europees niveau conform het verzoek vervat in
de motie van lid Ormel (31 202, no. 22).
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
NOTITIE INZAKE DE BEVORDERING VAN INBURGERINGSCURSUSSEN OP EUROPEES
NIVEAU
Het vrije verkeer van personen is één van de fundamentele vrijheden
die door de communautaire wetgeving worden gegarandeerd. Het omvat ook
het recht om in een andere lidstaat te gaan wonen en werken. Het is
wellicht het belangrijkste recht dat de individuele EU-onderdanen uit
hoofde van de communautaire wetgeving genieten, en het maakt een
wezenlijk deel uit van Europees burgerschap.
Tijdens het debat over de Staat van de Unie pleitte lid Ormel voor
inburgering van EU-onderdanen die voor langere tijd in een andere
lidstaat wonen, opdat zij zich kunnen uitdrukken in de taal van deze
lidstaat en kennis hebben van de cultuur en geschiedenis van deze
lidstaat. In de motie van het lid Ormel (31 202, no. 22) wordt de
regering verzocht om op Europees niveau inburgeringscursussen te
bevorderen voor eenieder die zich voor langere tijd vestigt in een
lidstaat van de EU.
Het kabinet is met de Kamer van mening dat het wenselijk is dat
EU-burgers die zich vestigen in een EU-lidstaat ook kennis hebben van
de cultuur en geschiedenis van deze lidstaat, en zich kunnen
uitdrukken in de taal van deze lidstaat. Het bevorderen van
inburgeringscursussen op Europees niveau acht het kabinet niet
mogelijk, omdat integratie en inburgering nationale competenties zijn
en dit naar de mening van het kabinet dienen te blijven.
Het kabinet onderkent echter het belang van het onderwerp en wil
daarom bevorderen dat EU-onderdanen de mogelijkheid hebben om
inburgeringscursussen te volgen of om gefaciliteerd te worden bij het
leren van een taal. In deze brief wordt uiteengezet wat het kabinet op
dit terrein onderneemt op nationaal niveau en welke mogelijkheden het
kabinet daartoe ziet op Europees niveau.
Inburgering op nationaal niveau
Het kabinet heeft sinds enige tijd een actiever beleid gericht op het
ondersteunen van gemeentes om inburgerings- en taalcursussen aan te
bieden aan EU-onderdanen. EU-onderdanen die naar Nederland komen,
worden gewezen op het nut en belang en de mogelijkheid van het leren
van de Nederlandse taal.
Een en ander vloeit met name voort uit de komst van migranten uit een
aantal van de lidstaten die per 1 mei 2004, respectievelijk 1 januari
2007 tot de EU zijn toegetreden. In een brief van 20 december jl. van
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister voor
Wonen, Wijken en Integratie aan Uw Kamer (Kamerstuknummer 29407, nr.
76) wordt een overzicht geboden van de aanpak van een aantal problemen
gerelateerd aan de komst van migranten uit deze lidstaten. In de
genoemde brief wordt mede ingegaan op een aantal aspecten van
inburgering.
In de genoemde brief wordt tevens uiteengezet dat het van belang is
onderscheid te maken tussen diegenen die voor een korte periode
verblijven en diegenen die zich daadwerkelijk in Nederland vestigen.
Voor degenen die voor een korte periode in Nederland verblijven, ligt
een uitgebreid inburgeringsaanbod niet voor de hand. Wel kan voor deze
groep taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving op
basisniveau zinvol zijn. Om deze reden wordt momenteel vanuit WWI
onderzocht op welke manier de film `Naar Nederland', die reeds bestaat
in het kader van de Wet inburgering in het buitenland, ook voor
werknemers uit EU-lidstaten beschikbaar kan worden gesteld, om hen op
deze manier voor te bereiden op hun komst naar Nederland. Verwacht
wordt dat hier voor het zomerreces duidelijkheid over zal bestaan.
Voor diegenen die zich voor langere tijd vestigen in Nederland, is het
van belang zich breder te verdiepen in de Nederlandse taal en
samenleving. In de brieven van 27 november en 20 december 2007 is
reeds aangegeven dat gemeenten op grond van de Regeling vrijwillige
inburgering een inburgeringsprogramma kunnen aanbieden aan
EU-onderdanen. De uitzendbranche zoekt naar mogelijkheden om het
faciliteren van taallessen en inburgering onderdeel uit te laten maken
van de uitzend-CAO. Daarnaast voert WWI momenteel gesprekken met de
uitzendbranche om een inburgeringsaanbod op de werkvloer vorm te
geven. De minister voor WWI stimuleert bovendien gemeenten actief om
deze groepen als prioriteit in het lokale inburgeringsbeleid aan te
wijzen.
Voor het zomerreces zal opnieuw een brief naar uw Kamer worden
verstuurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede
namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over de laatste
stand van zaken inzake het flankerende beleid voor werknemers uit de
lidstaten die per 1 mei 2004, respectievelijk 1 januari 2007 tot de EU
zijn toegetreden.
Mogelijkheden op Europees niveau
Integratie en inburgering zijn nationale competenties en dienen dit
naar de mening van het kabinet te blijven.
Mogelijkheden voor samenwerking in de EU op dit terrein bestaan
voornamelijk uit het uitwisselen van goede praktijken. Mobiliteit van
EU-onderdanen is een belangrijk onderdeel van de Lissabon-strategie
waar volgens de zogenaamde open methode van coördinatie (OMC-methode)
wordt gewerkt. Zowel de geografische mobiliteit als de
arbeidsmobiliteit van EU-werknemers worden genoemd als instrumenten
die kunnen bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de doelstellingen
van de Lissabon-strategie. De rol van de mobiliteit wordt ook
benadrukt in de werkgelegenheidsrichtsnoeren, omdat mobiliteit helpt
de infrastructuur van de arbeidsmarkten in Europa te versterken en
beter te anticiperen op de effecten van economische
herstructureringen.
Het kabinet is van mening dat het zowel bij geografische mobiliteit
als bij arbeidsmobiliteit van EU-werknemers moet gaan om effectieve
mobiliteit. Effectieve mobiliteit is gebaat bij een goede inburgering.
Hierbij moet het niet zozeer gaan om het volgen en halen van een
inburgeringscursus, als wel om daadwerkelijke maatschappelijke
resultaten en effectieve participatie. Dit is een gedeelde
verantwoordelijkheid van het Rijk, gemeenten, werkgevers,
maatschappelijk middenveld en de EU-onderdanen zelf.
Het kabinet acht het wenselijk op Europees niveau de uitwisseling van
goede praktijken op het gebied van mobiliteit en participatie van
EU-werknemers te bevorderen. Het kabinet is voornemens in dit kader
het Nederlands beleid op dit terrein te delen met andere lidstaten.
Een eerste gelegenheid daartoe vormt een conferentie medio september
onder Frans voorzitterschap over de mobiliteit van EU-werknemers.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken