Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
13 mei 2008 HO&S/BL/2008/9190 16 april 2008 2070817990
Onderwerp
vragen van het Kamerlid Thieme
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het lid Thieme van uw Kamer inzake `sponsoring van
hoogleraren'.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2070817990.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
dr. Ronald H.A. Plasterk
6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/4
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Thieme van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over sponsoring van hoogleraren.
(Ingezonden 16 april 2008 kenmerk 2070817990).
Vraag 1.
Kent u de berichten `Een professor van WC eend' en `Kwart hoogleraren wordt gesponsord'? 1)
Antwoord:
Ja.
Vraag 2.
Acht u het wenselijk dat een deel van de bijzondere hoogleraren grotendeels werkzaam is in het
bedrijfsleven en slechts een of twee dagen in de week een hoogleraarschap vervult? Zo ja, op welke
wijze voorkomt u dat de commerciële belangen van deze personen verstrengeld raken met de
wetenschappelijke onafhankelijkheid die het vervullen van een leerstoel vereist? Zo neen, op welke
wijze voorkomt u dat iemand uit het bedrijfsleven een leerstoel bekleedt waarbij verstrengeling tussen
commerciële en wetenschappelijke belangen kan ontstaan?
Antwoord:
Ik acht het wenselijk dat er bijzondere hoogleraren zijn. Zij zijn van groot belang voor de valorisatie
van de kennis die binnen onze kennisinstellingen aanwezig is. Zij kunnen een belangrijke brug vormen
tussen universiteit en bedrijfsleven. Tevens wordt op deze manier een investering gepleegd in het
onderwijs en onderzoek vanuit derden. Dit zijn dus zeker positieve effecten die naar mijn mening in de
door u genoemde artikelen onderbelicht blijven. Op welke wijze een bijzondere hoogleraar zijn functie
bekleedt, inclusief de verhouding tussen werkzame dagen bij de universiteit en werkzame dagen bij
een derde organisatie en inclusief de beoordeling van zijn onafhankelijkheid, is een
verantwoordelijkheid die bij de universiteit ligt. Visitaties kunnen daarbij een rol spelen.
Voorwaarde is wel dat er duidelijkheid moet zijn over de (financiële) relaties die hierbij bestaan. Ik acht
openbaarheid ten aanzien van de positie van bijzondere hoogleraren vanzelfsprekend. Dit is ook de
reden dat ik de gezamenlijke universiteiten (VSNU) gevraagd heb om mij uiterlijk 1 augustus te
informeren over welke regelingen de universiteiten hebben getroffen inclusief de openbaarheid van
deze gegevens.
Vraag 3.
Acht u het wenselijk dat een directeur van een zuivelonderneming of slachterij een leerstoel bekleedt
die wat betreft de wetenschappelijke opdracht direct te maken heeft met de commerciële onderneming
waar deze directeur zijn grootste deel van de werkzame tijd doorbrengt? Zo ja, waarom en hoe
voorkomt u belangenverstrengeling? Zo neen, hoe gaat u voorkomen dat directeuren en andere
personen met een commerciële functie een deeltijd leerstoel kunnen bekleden die de onafhankelijkheid
en betrouwbaarheid van het onderzoek in gevaar kan brengen?
Antwoord:
Voor een directeur van een zuivelonderneming of een slachterij gelden dezelfde regels als voor andere
personen die aangesteld zijn als bijzondere hoogleraar. Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4.
Deelt u de mening dat men vraagtekens kan zetten bij de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de
uitspraak van een hoogleraar zuivelkunde tijdens diens inaugurele rede dat in melk een groot aantal
gezonde en onmisbare voedingsstoffen zitten en dat de dalende zuivelconsumptie de volksgezondheid
schaadt? 2) Zo ja, op welke wijze kunt u de eenzijdige focus van professor Hooijdonk op het vergroten
van de zuivelconsumptie aanpakken? Zo neen, hoe verhoudt zich deze uitspraak tot ander
wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat met name de overconsumptie van dierlijke eiwitten in
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 3/4
westerse landen leidt tot overgewicht 3) en dat uit recent uitgebreid wetenschappelijk onderzoek uit de
Verenigde Staten naar voren is gekomen dat zuivel juist schadelijk is voor de gezondheid? 4)
Antwoord:
De wetenschappelijke merites van uitspraken van alle wetenschapsbeoefenaren zijn ter beoordeling
van de wetenschappelijke gemeenschap. Ik acht het niet de verantwoordelijkheid van de minister van
onderwijs, cultuur en wetenschappen om in deze wetenschappelijke oordeelsvorming te treden.
Vraag 5.
Kunt u aangeven op welke wijze visitatiecommissies opereren om de wetenschappelijke
onafhankelijkheid en integriteit van commerciële deeltijdhoogleraren te onderzoeken en met welke
frequentie deze visitaties plaatsvinden?
Antwoord:
In het Standard Evaluation Protocol For Public Research Organisations (SEP) hebben de VSNU, KNAW
en NWO gezamenlijk de criteria vastgelegd waar onderzoeksvisitaties aan moeten voldoen. Hiertoe
dienen de instellingen zowel op het instellingsniveau als op het niveau van onderzoeksprogramma's
meerjarig inzichtelijk te maken wat de inkomsten en uitgaven aan onderzoek zijn, wat de bron van deze
middelen is en welke onderzoekers werkzaam zijn. Deze visitaties worden iedere 6 jaar uitgevoerd. In
2004 is door bovengenoemde organisaties de meta-evaluatiecommissie kwaliteitszorg
wetenschappelijk onderzoek ingesteld om toezicht te houden op de uitvoering het SEP.
Vraag 6.
Acht u het wenselijk dat Wageningen Universiteit als enige Nederlandse Universiteit niet onder het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, maar onder het ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit ressorteert? Zo ja, waarom vindt u het belangrijk dat Wageningen Universiteit deze
uitzonderingspositie heeft en welke voor- en nadelen zijn hieraan verbonden? Zo neen, waarom niet en
bent u voornemens deze uitzonderingspositie af te schaffen?
Antwoord:
Ja. In de beide harmonisatiebrieven groen onderwijs (kamerstuk 27417, nr. 7 en 10) zijn de
uitgangspunten voor de rol van LNV in het onderwijs vastgelegd. Zoals in deze brieven is aangegeven
maakt Wageningen Universiteit en Researchcentrum deel uit van de kennisinfrastructuur ten behoeve
van de sector Voedsel en Groen. Voor Wageningen Universiteit gelden, onder verwijzing naar de Wet
Hoger Onderwijs, dezelfde regels als voor alle andere universiteiten. In de praktijk werkt dit goed.
Wageningen Universiteit heeft krachtige verbindingen met de maatschappij en is op het gebied van
Voedsel en Groen een internationaal erkent topinstituut hetgeen ook blijkt uit de aan de kamer
aangeboden resultaten van de beleidsdoorlichting van artikel 26 uit de LNV-begroting, zijnde `Kennis
en Innovatie' (kamerstuk 31104, nr. 1).
Vraag 7.
Hoe beoordeelt u het feit dat het ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Koninklijke
Nederlandse Jagers Vereniging en het Faunafonds gezamenlijk een leerstoel `faunabeheer' financieren
en hoe kan de onafhankelijkheid van deze leerstoel gewaarborgd worden wanneer een
belangenvereniging van hobbyjagers deze leerstoel goeddeels financiert? Hoe wordt de inzet van de
97% van de Nederlandse bevolking die de hobbyjacht afwijst vertaald in het onderzoek dat via deze
leerstoel wordt geïnitieerd? 5)
Antwoord:
Faunabeheer is een relevant onderwerp, waar overigens door meerdere hoogleraren aan wordt
gewerkt. In de nota Dierenwelzijn en het bijhorende werkprogramma spreekt de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar ambitie uit om alternatieve preventieve middelen te
ontwikkelen om faunaschade aan landbouwgewassen te voorkomen. Met uiteindelijk doel om tot
vermindering van het afschot van dieren te komen. Daaraan werken mee Faunafonds,
Faunabeheereenheden en onderzoeksinstanties. De leerstoel faunabeheer verricht fundamenteel
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 4/4
onderzoek en dit kan op termijn een bijdrage opleveren om te komen tot verminderde afschot. Voor
deze leerstoel gelden voorts dezelfde afspraken zoals genoemd in de antwoorden op vragen 2 en 5
Vraag 8.
Deelt u de mening er steeds meer sprake is van de ontwikkeling dat met geld wetenschap en
wetenschappelijke titels kunnen worden gekocht waardoor de betrouwbaarheid van wetenschap in het
geding is? Zo ja, welke activiteiten gaat u hierop ondernemen en binnen welke termijn? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord:
Nee, deze mening deel ik niet. Wetenschappelijke betrouwbaarheid is van groot belang. Dit geldt voor
alle hoogleraren. Checks en balances zijn daarvoor noodzakelijk. Zie het antwoord op vraag 2 en vraag
5.
1) de Volkskrant, 12 april 2008
2) http://www.afsg.wur.nl/nl/nieuwsagenda/archief/nieuws/2007/Melk_onmiskenbaar_gezond_voor_de_mens.htm
http://en.wikipedia.org/wiki/The_China_Study
3) Sustainable Protein Production and Consumption: Pigs or Peas? Series: Environment & Policy , Vol. 45 Aiking, Harry; Boer, Joop de;
Vereijken, Johan (Eds.) 2006, XVI, 226 p., Hardcover ISBN: 978-1-4020-4062-7
4) http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15741380?dopt=Abstract
5) http://www.dierenbescherming.nl/nieuws.php?id=1452
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl