Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer
Postbus 264

2501 CG DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk

13 mei 2008 PO/B&B-6029

Onderwerp Bijlage(n) Pilot nieuw vervangingsstelsel in het Primair Uitwerkingsnotitie pilot nieuw Onderwijs vervangingsuitgaven Primair Onderwijs

Voor de regering zijn de kwaliteit van het onderwijs en een goed personeelsbeleid belangrijk. Verhoging van de onderwijskwaliteit en vermindering van de werkdruk staan hoog in het vaandel. De vakmensen in het onderwijs krijgen meer ruimte.
De kwaliteit van het onderwijs, een beheersbare werkdruk en meer ruimte voor vakmensen zijn ook de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een toekomstscenario voor een nieuw stelsel voor bekostiging van vervanging. Leerlingen hebben, ook wanneer een vervanger lesgeeft, recht op gekwalificeerd personeel dat in staat is om op ieder moment "het stokje" over te nemen. Van opvang, in plaats van vervanging, mag geen sprake zijn. Verzuim mag niet leiden tot een verhoogde werkdruk bij de overige personeelsleden. Besturen moeten een adequate vervanger kunnen inzetten. Daarvoor hebben besturen financiële middelen nodig. Adequate vervanging en bedrijfsgezondheidszorg verbeteren de werkomstandigheden en verminderen de werkdruk. Besturen hebben hiervoor meer ruimte nodig. Daarom heb ik met werkgevers- en vakorganisatie een voorstel uitgewerkt. Het is voorstel houdt een pilot in om te beoordelen of het primair onderwijs toe is aan een vervangingsstelsel met meer vrijheid.

Huidige bekostiging bij vervanging
Als leraren niet op school zijn omdat zij ziek zijn of om andere redenen, bijvoorbeeld omdat zij met zwangerschapsverlof zijn, is er een vervanger nodig. Scholen kunnen nu de kosten van een vervanger declareren bij een hiervoor ingericht fonds (het Vervangingsfonds, hierna VF). Scholen in het primair onderwijs zijn hiervoor verplicht aangesloten bij het VF en betalen een verplichte bijdrage aan het fonds waarvoor ze bekostiging ontvangen van het Rijk. Per jaar betalen de scholen in het primair onderwijs ongeveer 300 miljoen bijdrage aan het VF. Het VF is een vereveningsfonds voor de sector primair onderwijs (verevening van de kosten van vervanging over alle instellingen). Het bestuur van het VF wordt gevormd door de organisaties van werkgevers en werknemers in het onderwijs.

blad 2/7

Als schoolbesturen te maken krijgen met verzuim (afwezigheid) van leerkrachten, bijvoorbeeld door ziekte of zwangerschapsverlof, zetten zij een gekwalificeerde invaller (vervanger) in, die de afwezige leerkracht vervangt. Onder voorwaarden kunnen de kosten van de vervanger declareren bij het VF. Zo keert het VF de ontvangen bijdragen weer uit in de vorm van loonkostenvergoedingen. Een veelheid van richtlijnen die van nature passen bij het (huidige) declaratiestelsel bij vervanging kan een belemmering zijn voor passende oplossingen bij afwezigheid van personeel. Het VF is ontstaan in een tijd dat we uitgingen van declaratiebekostiging en verplichte solidariteit. Sinds 1992 hebben zich in het onderwijsbestel belangrijke ontwikkelingen voltrokken. Zo zijn de bekostigingsregels en de administratieve lasten verminderd door het opheffen van oormerken in de bekostiging en het opheffen van grenzen in de budgetten. Sinds 1 augustus 2006 kent dan ook het PO lumpsumbekostiging. Er is behoefte aan minder regels en minder bestuurlijke drukte.

In het kader van minder bestuurlijke drukte is ook steeds minder sprake van aanbodfinanciering. Besturen kunnen zelfstandig invulling geven aan de besteding van middelen. Besturen en scholen hebben een eigen verantwoordelijkheid om de beleidskeuzes te maken die het meest passend zijn bij de lokale omstandigheden (maatwerk).

Hierbij past de huidige vormgeving van het VF (verplichte verzekering en declaratiebekostiging) niet meer. Centrale regels zorgen voor administratieve lasten en overhead in de scholen. Zonder deze regels zouden besturen/scholen zelf invulling kunnen geven aan de omstandigheden rond verzuim en vervanging, toegesneden op de situatie die voor hen geldt. Daarom is het de vraag of het verplichte karakter van het fonds ook in de toekomst gehandhaafd moet blijven.

Eerste stappen naar een nieuw vervangingsstelsel
De inzet is om in deze kabinetsperiode te kiezen voor een vervangingsstelsel dat moet leiden tot minder en eenvoudiger wetgeving en meer ruimte voor de scholen om zelf oplossingen te vinden voor verzuim en vervangingsproblemen waardoor de leerlingen beter worden bediend (verhoging van de onderwijskwaliteit). Vermindering van bestuurlijke drukte komt ten goede aan de professional in het onderwijs, de leerkracht kan zich meer richten op het verzorgen van onderwijs. In het Voortgezet Onderwijs waren scholen tot 1 januari 2006 ook verplicht aangesloten bij het VF. In
2005 heeft de Tweede Kamer besloten om vanaf 1 januari 2006 de verplichte aansluiting in het VO op te heffn. Scholen in het VO kunnen nu zelf invulling geven aan een passende oplossing voor vervanging van afwezig personeel. De vraag is nu of het PO-veld ook zover is om, in navolging op het VO, zelfstandig invulling te geven aan het oplossen van vervanging of dat het verstandiger is om het huidige stelsel van declaratie te blijven hanteren.
Om bovengenoemde vraag te kunnen beantwoorden heeft er uitvoerig overleg plaatsgevonden met de werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de algemene vereniging van schoolleiders (AVS). Vanuit besturenorganisaties zijn dit: de Besturenraad, de Bond KBO, de VOS/ABB en de VBS. Vanuit de werknemersorganisaties zijn dit: CNV Onderwijs, de AOb en de CMHF. Met de afzonderlijke organisaties is uitgebreid gesproken om de wensen en uitgangspunten in kaart te brengen.

blad 3/7

Samen met de besturenorganisaties en werknemersorganisaties is in de afgelopen periode onderzocht of er andere mogelijkheden zijn om de bekostiging van de vervanging te regelen. Eén mogelijkheid is om de verplichte aansluiting bij het VF op te heffen. Besturen kunnen dan zelf bepalen of zij het risico van verzuim willen verzekeren. De meningen over de wenselijkheid om de verplichte aansluiting op te heffen lopen uiteen. Toch hebben partijen elkaar gevonden in het voornemen om een eerste behoedzaam, omkeerbare, stap te zetten om tot een nieuw vervangingsstelsel te komen. Dit door middel van een pilot. Ik kom hier later op terug.

Een extern onderzoeksbureau heeft een onderzoek gedaan naar de financiële effecten van een eventuele opheffing van de verplichte aansluiting bij het VF. In het onderzoek is gekeken naar de effecten en risico's van een mogelijk nieuw stelsel voor vervangingsuitgaven. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat scholen een vervangingsbudget krijgen, zelf verantwoordelijk zijn voor vervanging en geen verzekering afsluiten om risico's te verminderen. Uit dit onderzoek bleek dat er financiële herverdeeleffecten kunnen optreden die in omvang vergelijkbaar zijn met de herverdeeleffecten als gevolg van de invoering lumpsumbekostiging in het PO. Ongeveer 90% van de besturen heeft een herverdeeleffect dat zich bevindt tussen de 4% negatief en 4% positief, gerelateerd aan de totale personele bekostiging.
Naast dit onderzoek heeft het onderzoeksbureau, door gesprekken in groepsverband met een tiental schoolbesturen en schoolleiders, gekeken wat schoolbesturen en schoolleiders vinden van de vervangingsbekostiging en van mogelijke toekomstige veranderingen. De resultaten zijn in het verdere proces meegenomen.

Voor de analyse naar de uitvoerbaarheid en van eventuele stappen tot vereenvoudiging is een technische werkgroep samengesteld waarin administratiekantoren, systeembeheerders van salarissystemen, besturenorganisaties VF zitting hebben. De werkgroep ziet geen overwegende uitvoeringsproblemen bij de voorgestelde pilot. De aanbevelingen, zoals op welke wijze een monitor plaats gaat vinden, vanuit de werkgroep zijn in het voorstel verwerkt.

Mede gezien de resultaten van de onderzoeken is met de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties geconcludeerd dat het eventueel opheffen van de verplichte aansluiting bij het VF behoedzaam moet gebeuren. De inzet daarbij is om te kiezen voor een vervangingsstelsel met minder regels en meer ruimte voor de scholen om zelf oplossingen te vinden. Gekozen is om een eerste stap naar een nieuw vervangingsstelsel in de vorm van een pilot plaats te laten vinden. Voorwaarde is dat het een behoedzame en omkeerbare eerste stap is in de richting van een meer eenvoudige bekostiging van de vervanging in het primair onderwijs. Een geleidelijk proces geeft de mogelijkheid te leren en geeft ook de mogelijkheid te kijken naar de wijze waarop met name de kleine schoolbesturen omgaan met meer vrijheid bij de besteding van vervangingsbekostiging. De ervaringen van besturen die de stap maken, kunnen worden gebruikt door andere besturen (niet-deelnemers) bij een eventuele structurele invoering van een nieuw systeem. Daarnaast is er de mogelijkheid om tijdig in te spelen op signalen en/of knelpunten.

blad 4/7

De intensieve samenwerking met werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties tijdens het proces heeft er mede toe geleid dat er een voorstel ligt dat verantwoord ingevoerd kan worden en zodoende de steun heeft van alle betrokken partijen.

Om behoedzaam tot een nieuw vervangingsstelsel te komen is het voorstel om een representatieve groep van 15 á 20 % van de schoolbesturen in het primair onderwijs gedurende twee jaar te laten werken met een andere vorm van bekostiging van de vervangingsuitgaven bij afwezigheid van personeel. Dit in de vorm van een pilot. Om tot deze 15 á 20% te komen zal een mix van grote, middelgrote en kleine schoolbesturen worden gemaakt. De beoogde ingangsdatum van de pilot zal zijn
1 januari 2009.

Draagvlak pilot binnen het veld
Zonder voldoende draagvlak kan de pilot niet doorgaan. Besturen moeten zich aanmelden voor deelname aan de pilot. Besturen moeten de aanmelding afstemmen met de medezeggenschapsraad. Of de beoogde 15 tot 20% aan deelnemende besturen wordt gehaald, zal snel zichtbaar zijn. Zoals eerder aangegeven heeft er, naast het overleg met werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties uitvoerig overleg plaatsgevonden met schoolbesturen, schoolleiders, administratiekantoren, uitvoeringsorganisatie VF en systeembeheerders van salarissystemen. Zij hebben gekeken naar de uitvoerbaarheid van de pilot. Dit alles heeft er toe geleid dat er nu een voorstel ligt dat, naar de optiek van de betrokkenen, verantwoord ingevoerd kan worden.

Pilot nieuw vervangingsstelsel
Het doel van de pilot is te bezien of voor de schoolbesturen, met daarbinnen scholen in het primair onderwijs, de verplichte aansluiting bij het VF op een verantwoorde wijze kan worden gestopt. Met de bijdrage die schoolbesturen anders aan het VF moeten afdragen kunnen schoolbesturen zelf bepalen of zij zich vrijwillig verzekeren, dan wel de vervangingsuitgaven hieruit bekostigen. Bij deze verandering van de bekostiging mogen scholen en besturen geen onbeheersbare risico's lopen. Een pilot met 15 á 20% van de schoolbesturen is een omvangrijke pilot. Dat is nodig om na te gaan of het PO-veld in zijn geheel op verantwoorde wijze de stap kan zetten naar een andere bekostiging van de vervanging.

Aan de pilot is een aantal voorwaarden verbonden:

1. een nieuw stelsel mag niet leiden tot vermindering van vervanging, m.a.w. de vervangingsgraad (omvang vervanging ten opzichte van het verzuim en de kwaliteit van de vervanging) moet hoog blijven;

2. de werkdruk mag als gevolg van de verandering in de bekostiging van de vervanging niet toenemen;
3. de verandering in de bekostiging van de vervanging mag niet leiden tot uitval van lessen, of tot opvang in plaats van les;

4. de financiële gevolgen voor scholen en schoolbesturen moeten beheersbaar zijn, m.a.w. schoolbesturen moeten de herverdeeleffecten kunnen opvangen;
5. een nieuw stelsel houdt voldoende rekening met de positie van kleine schoolbesturen. De mogelijkheid moet bestaan de risico's betaalbaar te verzekeren;

blad 5/7


6. een nieuw stelsel mag geen prikkel zijn tot verdere schaalvergroting;
7. een nieuw stelsel moet voldoende draagvlak hebben bij zowel kleine, middelgrote als grote besturen;

8. de totale bekostiging van de vervanging blijft gelijk m.a.w. stijgt niet, afgezien van overgangskosten.

Zoals eerder aangegeven zal er, om tot 15 á 20% deelnemers te komen, een mix van grote, middelgrote en kleine schoolbesturen worden gemaakt. Er zijn schoolbesturen die er in financiële zin op achteruitgaan als zij zelf het risico van vervanging dragen, schoolbesturen die er op vooruit gaan en er is een middengroep van schoolbesturen die geen of weinig financieel effect merken. Zo kunnen de schoolbesturen worden ingedeeld in drie risicoprofielen. Het is de bedoeling dat er ook sprake van een evenredige verdeling van de aan de pilot deelnemende schoolbesturen over de drie genoemde risicoprofielen. Er zijn dan twee parameters voor de representativiteit: de schaal en het risicoprofiel.

Monitor
Gedurende twee jaren worden de deelnemende schoolbesturen intensief gevolgd. Aan de hand van een halfjaarlijkse monitor wordt bekeken of het nieuw beoogde stelsel werkt. Hiervoor zijn vooraf heldere criteria geformuleerd, mede gecreëerd vanuit de voorwaarden van het nieuwe stelsel. Er moet immers een objectief beeld ontstaan. De deelnemende schoolbesturen rapporteren over afwezigheid en vervanging en zullen consequenties van de nieuwe systematiek op hun financiële huishouding op een transparante manier in beeld brengen.
Om een goede monitor op de resultaten mogelijk te maken wordt er daarnaast een controlegroep samengesteld. De controlegroep blijft verplicht verzekerd. Ook deze controlegroep wordt gevolgd door middel van de monitor. Zo kan beter worden vastgesteld of de uitkomsten het gevolg zijn van het wegvallen van de verplichte aansluiting bij het VF, of eerder te maken hebben met exogene factoren. Deze controlegroep is een groep schoolbesturen die in omvang en samenstelling vergelijkbaar is met de groep pilotbesturen.

Evaluatie
De uitkomst van de pilot staat niet vast. Na twee jaar kan de conclusie ook zijn dat het beter is de verplichte aansluiting bij het VF in stand te houden. Om een juiste afweging te kunnen maken vindt er na afloop van de pilotperiode dan ook een slotevaluatie plaats. Uit de slotevaluatie kunnen verschillende uitkomsten komen:
· Het kan zijn dat het opheffen van de verplichte aansluiting bij het VF niet verantwoord is. Alle besturen zijn dan opnieuw aangesloten bij het VF.
· Een andere mogelijkheid is dat de verplichte aansluiting bij het VF voor alle besturen beheersbaar en verantwoord opgeheven kan worden.

· De conclusie kan ook zijn dat er een vervolgstap wordt gezet op weg naar opheffing van de verplichte aansluiting bij het VF door de pilotgroep uit te breiden met een volgende tranche schoolbesturen.

· Een uitslag zou ook kunnen zijn dat de verplichte aansluiting voor een bepaalde categorie besturen blijft bestaan, bijvoorbeeld voor besturen tot een bepaalde omvang.

blad 6/7

De uitkomsten van de evaluatie en de beslissing die ik daaraan verbind leg ik voor aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, voordat tot uitvoering wordt overgegaan.

Wetswijziging
Voor de opheffing van de verplichte aansluiting bij het VF voor de groep schoolbesturen die deelneemt aan de pilot, is wetswijziging nodig. Er is een voorstel van wet in voorbereiding. Het wetsvoorstel regelt de omvang en de duur van de pilot en de deelname aan de pilot. Ook biedt het wetsvoorstel ruimte om na de evaluatie de uitkomst van de pilot in te voeren (opheffen van de verplichte aansluiting voor alle besturen, of herstel van de verplichte aansluiting voor alle besturen, of uitbreiden van het aantal deelnemers).
Een wetswijziging kan naar verwachting nog niet op 1 januari 2009 ingaan. Schoolbesturen willen echter graag op 1 januari 2009 starten. Er wordt door een aantal schoolbesturen al jaren aangedrongen op een wijziging van de vervangingsbekostiging. Er is voor gekozen eerst de lumpsumbekostiging in te voeren en die invoering niet samen te laten vallen met een wijziging in de vervangingsbekostiging. Daarom verzoek ik u, mocht de wetgeving die de pilot mogelijk maakt nog niet in werking zijn getreden, akkoord te gaan met het vooruitlopen op de voorgenomen regelgeving. Dit door toe te staan dat de beoogde deelnemende schoolbesturen aan de pilot zich gedragen alsof ze niet meer verplicht aangesloten zijn bij het VF.

Bevriezingsmodel
Onderdeel van het voorstel is het beëindigen van het met ingang van 1-8-2006 (datum invoering lumpsumbekostging PO) ingevoerde bevriezingsmodel binnen het VF. Het bestuur van het VF heeft bij de invoering van de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs besloten dat de verplichte aansluiting bij het VF alleen betrekking heeft op personeel dat ook voor de invoering van de lumpsumbekostiging onder de verplichte aansluiting viel. Personeel dat na de invoering van de lumpsumbekostiging is aangesteld, valt niet onder de verplichte aansluiting. Door personeelsverloop vermindert daarom het totale aantal personeelsleden dat onder de verplichte aansluiting valt. Partijen zijn gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat deze vermindering, naast een pilot met 15 á 20% van het veld, ongewenst is. Het bestuur van het VF heeft besloten dat het bevriezingsmodel komt te vervallen wanneer de Tweede Kamer akkoord gaat met de voorgestelde pilot. Vanaf het moment van beëindiging van het bevriezingsmodel valt nieuw aangesteld personeel weer onder de verplichte verzekering.

Tussentijdse rapportage
Uiteraard houd ik u regelmatig op de hoogte van de vorderingen met de pilot. In juni 2008 informeer ik u over de voorbereiding op de pilot. In september 2008 ontvangt u naar verwachting het wetsvoorstel. In juni 2009 ontvangt u de meest recente monitorgegevens (tot en met januari 2009). In december
2009 ontvangt u een tussenevaluatie. In juni 2010 ontvangt u opnieuw de meest recente monitorgegevens (tot en met januari 2010). In januari 2011 ontvangt u de slotevaluatie met mijn conclusie.

In de bijgevoegde uitwerkingsnotitie worden de verschillende facetten van deze brief nader omschreven. Zo wordt verder aangegeven waar de pilot om gaat, hoe deze vorm krijgt, hoe deelnemers

blad 7/7

worden geselecteerd, hoe de regelgeving tot stand komt en hoe wordt geëvalueerd. In samenspraak met werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties heb ik ervoor gekozen om een uitgebreide uitwerkingsnotitie op te stellen. Dit is gedaan om uw kamer voldoende te informeren over de (inhoud van) pilot om zodoende, vooruitlopend op de wetgeving, u in staat te stellen om de overweging te maken om toestemming te geven aan de uitvoering van de pilot.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma