Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Nauwelijks vermenging tussen genetisch gemodificeerde maïs en gangbare maïs

Persbericht | 13-05-2008

Er vindt nauwelijks vermenging plaats tussen genetisch gemodificeerde maïs en gangbare maïs als de afgesproken isolatieafstanden tussen de verschillende percelen in acht worden genomen. Dit schrijft minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in een brief aan de Tweede Kamer.

Dit blijkt uit een tweejarige praktijktoets die Plant Research International van Wageningen UR heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV. De resultaten tonen aan dat de afgesproken isolatieafstanden zorgen dat vermenging door kruising via waaiend stuifmeel ruim onder de binnen de Europese Unie afgesproken 0,9 procent grens - waarboven een product geëtiketteerd moet worden - blijft.

Een isolatieafstand is een afstand die tussen velden van genetisch gemodificeerde en niet-gemodificeerde gewassen moet worden aangehouden om kruising voldoende tegen te gaan. Voor maïs zijn die afstanden 25 meter (tussen genetisch gemodificeerde maïs en maïs in gangbare teelt) en 250 meter (tussen genetisch gemodificeerde maïs en maïs die geteeld wordt voor een markt die gedefinieerd is als vrij van genetisch gemodificeerde producten zoals de biologische markt).

Op één praktijklocatie voor de isolatieafstand van 250 meter is in één monster uit een van de vier ontvangende niet-genetisch gemodificeerde velden een onverwacht hoge waarde gevonden. Deze waarde is niet het gevolg van kruising vanuit een genetisch gemodificeerd veld, maar is uitsluitend te verklaren door de aanwezigheid van één genetisch gemodificeerde maïskolf in het ontvangend veld.

De meest waarschijnlijke verklaring is dat een genetisch gemodificeerd zaadje in het niet-genetisch gemodificeerde veld is ingezaaid. Dit is gebeurd ondanks dat conform de instructies de zaaimachine na het zaaien van genetisch gemodificeerd zaad grondig is gereinigd.

Ondanks het afwijkende monster blijft over het hele veld gemeten het aanwezige percentage genetisch gemodificeerd organisme ver onder de drempelwaarde van 0,9 procent. Dit betekent dat als de oogst op de markt gebracht zou worden - wat nu niet het geval is omdat het om een praktijktoets gaat - de partij niet als genetisch gemodificeerd geëtiketteerd hoeft te worden.

Echter, de vermenging kon wél gebeuren ondanks het strenge protocol van de wetenschappelijke praktijktoets. Daarom vindt minister Verburg het noodzakelijk om voor de dagelijkse commerciële teeltpraktijk een extra maatregel in te voeren. Uit onderzoek blijkt dat de kennis van co-existentie (het naast elkaar bestaan van gangbare, genetisch gemodificeerde en biologische teelten) bij de teler van genetisch gemodificeerde gewassen of loonwerker mogelijk een zwakke schakel kan vormen. Om dit te voorkomen moet deze kennis goed verankerd worden. De minister laat hier onderzoek naar doen. Zij denkt bijvoorbeeld aan een verplichte cursus.

Op deze manier nemen overheid en primaire sectoren samen verantwoordelijkheid en is de keuzevrijheid van consument en producent en daarmee co-existentie extra gewaarborgd. Daarnaast roept minister Verburg de zaadproducerende bedrijven op om óók verantwoordelijkheid te nemen door de herkenbaarheid van genetisch gemodificeerd zaad te vergroten door middel van bijvoorbeeld een kleurcoating of door het gebruik van afwijkend verpakkingsmateriaal.

Meer informatie


* Resultaten praktijktoets co-existentie 2006-2007
* Toetsing van afspraken over coëxistentie van genetisch gemodificeerde (GG) en niet-GG maïsproductie in Nederland