Centraal Planbureau
Sociaal en Cultureel Planbureau / Centraal Planbureau
EMBARGO tot vrijdag 9 mei 2008, 15.00 uur
Nabuurschap bevordert stabiliteit en welvaart in buurlanden EU
Europa's buren. Europees nabuurschap en de publieke opinie over de Europese Unie. Europese verkenning 6.
Meer handel door Europees Nabuurschapsbeleid
* De export vanuit de buurlanden van de Europese Unie naar de EU is iets groter dan de EU-export naar die buurlanden: 98 versus 83 miljard euro. Voor de EU betekent dit slechts 7% van haar totale uitvoer, terwijl de uitvoer naar de EU voor de buurlanden van veel groter belang is: 40% van hun totale exportstroom.
* De handel met de buurlanden kan gemiddeld met ongeveer 25% toenemen door handelsliberalisatie en institutionele veranderingen, zoals de bescherming van eigendomsrechten en meer marktgerichte regulering. De Europese Unie wil met het Nabuurschapsbeleid hieraan een bijdrage leveren.
* Het Nabuurschapsbeleid van de EU kan de welvaart in de buurlanden aanzienlijk vergroten. Voor de EU ligt het belangrijkste voordeel in het bevorderen van stabiliteit aan de buitengrenzen.
Grote verschillen in betrokkenheid bij EU
* De steun voor het lidmaatschap van de EU is in Nederland groot (ongeveer driekwart van de bevolking) in vergelijking met andere landen en is de laatste jaren ook nog toegenomen.
* De kennis van en de betrokkenheid bij de EU zijn in Nederland beperkt. Veel mensen zijn bereid op basis van argumenten hun oordelen over Europese kwesties te herzien.
* De aandacht in de Nederlandse pers voor Europa is toegenomen, maar nog altijd sterk gericht op spelregels en conflicten in plaats van op de inhoud van het beleid.
Dit zijn enkele conclusies uit de Europese verkenning 6: Europa's buren. Europees nabuurschap en de publieke opinie over de Europese Unie, die op vrijdag 9 mei - Europadag - is aangeboden aan staatssecretaris drs. F.C.G.M. Timmermans voor Europese Zaken. De verkenning is een gezamenlijke publicatie van het SCP (deel A) en het CPB (deel B) en komt jaarlijks tot stand in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In deze zesde verkenning wordt nader ingegaan op de publieke opinie in de lidstaten (deel A) en de economische mogelijkheden van het Nabuurschapsbeleid (deel B).
Deel A: de publieke opinie over Europa
PVV-stemmers meest afwijzend tegenover EU
Uit Europees onderzoek (eind 2007) blijkt dat ongeveer driekwart van de Nederlandse bevolking vindt dat het lidmaatschap van de Europese Unie een goede zaak is en dat ons land er voordeel van heeft. In de 27 lidstaten van de EU ligt het gemiddelde rond de 60%, met als uitzondering het Verenigd Koninkrijk met een gemiddelde rond 35%.
De burgers van de meeste EU-lidstaten (incl. Nederland) tonen zich in meerderheid voorstander van een gemeenschappelijk Europees beleid bij de bestrijding van terrorisme (landengemiddelde 84%), technologisch onderzoek (76%) en milieubescherming (71%), maar laten zorg (39%), onderwijs (34%), sociale zekerheid (34%), belastingen (30%) en pensioenen (28%) liever over aan de nationale overheid.
Binnen de Nederlandse bevolking zijn de verschillen in mate van afwijzing van de EU groot. Zo staat 8% van de Nederlanders sterk afwijzend tegenover de EU: 12% van de mannen is afwijzend, tegenover 5% van de vrouwen, 11% van de lageropgeleiden tegenover 6% van de hoger opgeleiden. De afwijzing was zeer groot onder stemmers op de PVV (24%) en EénNL (28%) bij de Kamerverkiezingen van 2006 en zeer klein onder stemmers op D66 (3%) en Groen Links (1%).
De afwijzing van de EU gaat ook samen met een negatieve houding tegenover de Nederlandse politiek en samenleving. Wie ontevreden is over het land, medeburgers niet vertrouwt en zich niet vertegenwoordigd voelt in de politiek, zal vaker afwijzend staan tegenover de EU.
Grote verschillen in betrokkenheid bij EU
Naarmate mensen minder betrokken zijn bij de EU, liggen hun meningen over Europese kwesties minder vast en zijn ze gevoeliger voor tegenargumenten. In een experimentele enquête ( begin 2008) zijn aan respondenten - nadat ze hun mening hadden gegeven -hypothetische tegenargumenten voorgelegd. Onder invloed daarvan blijken veel mensen hun opvattingen over Europese kwesties te wijzigen. Hoe makkelijk of moeilijk het is om mensen van mening te doen veranderen, verschilt van persoon tot persoon en van argument tot argument. Standvastiger zijn over het algemeen mannen, mensen van middelbare leeftijd, hoger opgeleiden, zij die blijk geven van betrokkenheid bij de EU én zij die een negatieve grondhouding hebben tegenover Europa.
In vergelijking met andere landen hebben in Nederland veel mensen de indruk dat ze goed op de hoogte zijn van de EU, terwijl hun feitelijke kennis daar weinig aanleiding toe geeft. De verschillen in betrokkenheid bij de EU zijn binnen de Nederlandse bevolking aanzienlijk. Geringe betrokkenheid komt vaker voor bij vrouwen, jongvolwassenen, lageropgeleiden, mensen die zich links noch rechts in de politiek plaatsen en mensen die geen krant lezen. Uitgaande van een bevolkingsaandeel van 25% met geringe betrokkenheid, is deze groep bij laag opgeleide vrouwen 39% en bij hoog opgeleide mannen 7%.
Media-aandacht voor EU vaak meer gericht op procedures dan op inhoud beleid
Vergeleken met het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk kwam Europa gedurende de jaren negentig en rond de eeuwwisseling in de Nederlandse dagbladen opvallend weinig aan bod. De Nederlandse media lieten bij nieuws over Europa in veel sterkere mate politici van nationaal niveau aan het woord. In 2004 (uitbreiding met nieuwe lidstaten) en 2005 (referendum over de grondwet) was ook de belangstelling van de Nederlandse pers voor Europa gewekt. De berichtgeving werd ook Europeser, dat wil zeggen dat steeds vaker Europese politici aan het woord kwamen. In 2006, een jaar zonder opzienbarende Europese gebeurtenissen, is er een kleine terugval in de aandacht voor Europa, maar deze blijft boven het niveau van het vorige decennium. Daarbij is de aandacht nog altijd wel sterk gericht op procedures in plaats van op de inhoud van beleid. Behalve de grotere georganiseerde gebeurtenissen zoals een verdrag of een top, lijken vooral crises en ruzies Europa een plek op de media-agenda op te leveren. Niet de feitelijke macht en het feitelijke werk van de EU, maar de spelregels en de schendingen daarvan bepalen de media-agenda.
Deel B: meer handel door Europees Nabuurschapsbeleid
De EU heeft een gemeenschappelijk beleid voor haar buurlanden in het leven geroepen: the European Neighbourhood Policy (het Europees Nabuurschapsbeleid). De zestien buurlanden vormen een gemêleerd gezelschap van landen uit Oost-Europa (Wit-Rusland, Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan), het Midden-Oosten (Syrië, Libanon, Israël, Jordanië, Palestijnse Autoriteit en Egypte) en Noord-Afrika (Libië, Tunesië, Algerije en Marokko). Bovendien is het een groep landen die vanwege onderlinge spanningen (met name in het Midden-Oosten) en grote geografische afstand (van Wit-Rusland tot Marokko) niet of nauwelijks met elkaar om de tafel zit. Belangrijke doelen van het Nabuurschapsbeleid zijn het bevorderen van de stabiliteit en welvaart in de buurlanden van de Europese Unie en het onderhouden en verbeteren van de relaties met de buurlanden.
Invoertarieven en strenge regelgeving belemmeren handel
Belangrijke exportproducten van de buurlanden zijn grondstoffen zoals olie, gas en diamanten, diverse landbouwproducten, maar ook gefabriceerde producten zoals kleding en elektrische apparaten. Dit exportpatroon maakt hen samen met hun ligging aan de rand van de EU tot aantrekkelijke handelspartners.
Er zijn echter verschillende factoren die de handel met de buurlanden belemmeren. Zo lopen invoertarieven uiteen van 3% in Armenië tot ruim 25% in Marokko en Tunesië. De EU werpt vooral indirecte barrières op: de invoertarieven zijn laag (gemiddeld 5%), maar geïmporteerde goederen en diensten moeten aan strenge eisen voldoen. De handel wordt echter vooral belemmerd door slecht functionerende instituties in de buurlanden, op terreinen als de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de bescherming van eigendomsrechten en de kwaliteit van financiële regelgeving.
Verbetering instituties buurlanden belangrijke voorwaarde
Slecht functionerende instituties vormen de achilleshiel van de economische ontwikkelingen in de buurlanden: verbetering van instituties kan leiden tot een forse toename van het BBP in de buurlanden met gemiddeld 50% en een vergroting van de handel met de EU met 25%. Via liberalisatie van de handel kan de EU haar buurlanden stimuleren om hun instituties te verbeteren: als burgers mogelijkheden zien voor internationale handel, zullen zij streven naar betere instituties om hiervan optimaal te kunnen profiteren. Een voorbeeld vormen de huidige onderhandelingen met Oekraïne over verdergaande handelsliberalisatie in de richting van de interne markt. De tweede mogelijkheid is praktische ondersteuning van initiatieven van de buurlanden. Het is onduidelijk of financiële steun, nu jaarlijks een miljard euro, substantieel bijdraagt aan verbetering van instituties en aan structurele economische groei.
De Europese verkenning 6: Europa's buren. Europees nabuurschap en de publieke opinie over de Europese Unie, Paul Dekker, Albert van der Horst, Suzanne Kok, Lonneke van Noije, Charlotte Wennekers, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Planbureau, mei 2008,
ISBN 978 90377 0381 8, prijs ¤ 17,50.
Bestellen:
Europa's buren / druk 1
-