Antwoorden op kamervragen van Gerkens over compulsief gebruik van Internet
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op de vragen van het Kamerlid
Gerkens (SP) over compulsief gebruik van internet (2070813970).
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden op mijn vragen van 10 december 2007?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u de onderzoeken van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en
het Instituut voor Onderzoek naar leefwijzen en verslaving (IVO)
vergelijkbaar, danwel vervangbaar? Zo ja kunt u aangeven waar het
SCP-onderzoek compulsief internetgebruik heeft onderzocht en wat de
bevindingen daarvan zijn? Zo neen, waar verschillen de onderzoeken van
elkaar?
Antwoord 2
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op uw vragen van 10 december
2007 over dit onderwerp, bevestigen zowel het SCP onderzoek als
het IVO onderzoek het bestaande beeld dat het internet niet meer weg
te denken valt uit het dagelijkse leven. De onderzoeken zijn niet
geheel vergelijkbaar. Het IVO onderzoek gaat specifiek in op
compulsief internetgebruik. In het SCP onderzoek wordt de nadruk
gelegd op de kansen en bedreigingen van internetgebruik, met in het
bijzonder aandacht voor de digitale vaardigheden van jongeren (en ook
van hun ouders), op het gebruik van communicatietoepassingen (msm,
social networking sites, profielsites) en vooral ook op de regels rond
internetgebruik in het gezin.
Vraag 3
Kunt u uw antwoord op vraag 2 toelichten waar u zegt dat er "vragen
bestaan over de causale verbanden tussen internetspecifieke
onderzoekskenmerken en het internetgebruik van jongeren"? 1
Antwoord 3
In het antwoord op vraag 2 staat abusievelijk "internetspecifieke
onderzoekskenmerken"; dit had moeten zijn "internetspecifieke
opvoedingskenmerken". We bedoelden daarmee het volgende. In paragraaf
6.3 van het onderzoek is het niet duidelijk of de waargenomen
opvoedingskenmerken, zoals bijvoorbeeld het hanteren van strenge
regels door ouders, de oorzaak zijn van compulsief internetgebruik. Er
wordt namelijk ook geopperd dat de waargenomen opvoedingskenmerken,
zoals bijvoorbeeld de strenge regels, een reactie zouden kunnen zijn
van de ouders op het veelvuldige internetgebruik van hun kinderen.
Vraag 4
Is het u bekend hoeveel jongeren hulp zoeken bij het oplossen van
problemen met compulsief internetgebruik? Zo neen, bent u bereid hier
onderzoek naar te doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
In antwoord op uw Kamervragen van 10 december 2007 hebben we reeds
aangegeven niet over exacte cijfers te beschikken, maar dat de
verwachting is dat dit aantal erg laag is. Uit de kerncijfers 2006 van
het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) blijkt
namelijk dat slechts één procent van alle cliënten in de ambulante
verslavingszorg zich aanmeldt voor iets anders dan een alcohol- of
drugsverslaving. Daarbij is het aandeel jongeren in deze categorie erg
laag. Ook vanuit het veld ontvangen we signalen dat het niet om grote
getallen gaat. Zoals we in het antwoord op uw vorige set kamervragen
ook al aangaven is het aantal jongeren dat zich bij de verslavingszorg
meldt met deze problematiek te laag om hier gericht onderzoek naar te
doen.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke instanties hulp bieden aan jongeren met
compulsief internetgebruik? Zo neen, bent u bereid een inventarisatie
te maken? Kunt u aangeven of deze instanties budget hebben voor
jongeren met compulsief internetgebruik?
Antwoord 5
We hebben hier thans geen uitgewerkt overzicht van, maar vanuit de
praktijk horen we dat doorgaans verslavingszorginstellingen deze
personen, vanuit algemene verslavingsexpertise, behandeling bieden.
Ook kunnen ze bij de geestelijke gezondheidszorg of een vrijgevestigde
psycholoog of psychiater terecht.
Indien er sprake is van obsessief compulsief gedrag dat het
functioneren van een persoon ernstig beïnvloedt, heeft deze persoon op
basis van de Zorgverzekeringswet recht op behandeling die wordt
vergoed door de zorgverzekeraars.
De Minister van VWS heeft tijdens het algemeen overleg verslavingszorg
van 12 december 2007 een onderzoek toegezegd over nieuwe vormen van
verslaving. In dit onderzoek zal de vraag over het behandelaanbod voor
jongeren met compulsief internetgebruik, voor zover hier sprake is van
verslavingsgedrag, meegenomen worden. Eerder is toegezegd om u in mei
2008 per brief te informeren over hoe dit onderzoek vormgegeven zal
worden.
Vraag 6
In antwoord op vraag 51 zegt u dat het SCP voornemens is
vervolgonderzoek te verrichten en aanvullend onderzoek te doen op deze
punten. Wanneer zal het SCP dit onderzoek gaan doen? Heeft het SCP al
aangeven of ze ook inderdaad het compulsief internetgebruik en de rol
van de opvoeding hierbij gaat meenemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 7
Heeft u het voornemen het SCP hiervoor te financieren? Zo neen, waarom
niet?
Antwoord 6 en 7
Het SCP heeft het onderzoek `Nieuwe links in het gezin' deels vanuit
hun eigen middelen uitgevoerd, en deels met behulp van een financiële
bijdrage vanuit het ministerie van Economische Zaken. Het SCP is zich
nog aan het oriënteren op aanvullende financiering en op de specifieke
inhoud van vervolgonderzoek. We zijn niet voornemens om het SCP boven
op de eigen middelen extra subsidie te verlenen. Compulsief
internetgebruik vormt wel een onderdeel van het onderzoek over nieuwe
vormen van verslaving dat de minister van VWS heeft toegezegd.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het langdurig volgen van dezelfde groep voor een
kwalitatief onderzoek van belang is? Zo ja, waarom financiert u dan
niet het kleine bedrag wat de begroting van IVO voor dit onderzoek
ontbeert? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 8
We vinden het belangrijk dat trends in het gedrag en de problematiek
van jongeren in kaart worden gebracht. Dit betekent echter niet dat we
alle onderzoeken (of gaten in de begroting ervan) op dat terrein ook
kunnen en willen financieren