Hoge Raad verwerpt het beroep tegen een strafrechtelijke veroordeling van een gemeente

De betreffende gemeente wenste een bouwproject te realiseren waarbij aan een bepaald gebied in de gemeente een woonfunctie zou moeten worden gegeven. Daartoe dienden de in dat gebied gelegen sportvelden te worden verplaatst en elders te worden gerealiseerd. De gemeente heeft tezamen met de aannemer aan wie het project was gegund en op advies van haar belastingadviseur gekozen voor een bepaalde financiële constructie. Deze constructie leidde ertoe dat in een door de aannemer gedane aangifte omzetbelasting een onjuist bedrag aan te betalen omzetbelasting is vermeld. De constructie leidde er ook toe dat in een door de gemeente aan de aannemer uitgereikte factuur in verband met de eerste termijn van de aanneemsom bedragen zijn vermeld die niet met de werkelijkheid overeenkwamen. De gemeente is vervolgd wegens medeplegen (met de aannemer) van het doen van een onjuiste belastingaangifte en medeplegen (met de belastingadviseur) van valsheid in geschrift. Het hof 's-Hertogenbosch heeft de gemeente wegens het doen van een onjuiste belastingaangifte en wegens valsheid in geschrift op 6 januari 2006 veroordeeld tot betaling van een geldboete van EUR 95.000,- (zie rechtspraak.nl, LJN AU9261)

Procedure in cassatie
De gemeente heeft tegen de uitspraak van het hof beroep in cassatie ingesteld. Raadsman in cassatie is mr. J.J.M. Hertoghs, advocaat in Breda. Advocaat-generaal mr. G. Knigge heeft op 30 oktober 2007 geadviseerd dat het beroep moet worden verworpen.

Uitspraak van de Hoge Raad
De gemeente was onder meer van mening dat zij voor de strafbare feiten niet kon worden vervolgd omdat zij strafrechtelijke immuniteit zou genieten: zij zou hebben gehandeld in het kader van de behartiging van een bij de wet opgedragen bestuurstaak. De Hoge Raad verwerpt dat standpunt.
De Hoge Raad oordeelt - onder verwijzing naar het arrest Pikmeer II (HR 6 januari 1998, LJN AA9342, rov. 5.7) - dat getoetst moet worden of de gedragingen "naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak".
Om zulke gedragingen gaat het hier niet. Het doen van een onjuiste belastingaangifte en het plegen van valsheid in geschrift houdt geen enkel verband met een specifieke wettelijke bestuurstaak van de gemeente.
Ook de overige bezwaren van de gemeente tegen de uitspraak van het hof worden verworpen.

Gevolgen van deze uitspraak
Met deze uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling van de gemeente definitief geworden.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 29 april 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

Den Haag, 29 april 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BB8977


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 29 april 2008 Naar boven