Ruim 115 miljoen euro voor rekenen en taal
dinsdag 29 april 2008
De komende drie jaar wordt ruim 115 miljoen geïnvesteerd om het reken- en
taalniveau van leerlingen te verhogen. Vanaf 2011 volgt jaarlijks een
structureel bedrag van circa 15 miljoen.
Landelijk wordt in overleg met leraren vastgesteld wat leerlingen van
taal en rekenen moeten kennen en kunnen wanneer ze van het ene naar
het andere schooltype gaan. Of zij voldoen aan het vereiste taal- en
rekenniveau wordt tijdens de schoolcarrière getoetst.
In het basisonderwijs worden de mogelijkheden hiervan nader
onderzocht, op middelbare scholen wordt dat verplicht binnen de
eindexamens. In het mbo wordt zo spoedig mogelijk overgegaan op
centrale examinering van Nederlands en rekenen/wiskunde op mbo
4-niveau. De bewindslieden van het ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap nemen hiermee de belangrijkste aanbevelingen over van de
Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen: Taal en rekenen
zijn de basis voor een vervolgopleiding of werk. Die basis moet van
onweersproken kwaliteit zijn, daarom investeren wij de komende jaren
fors om die te versterken.
Doorlopende leerlijn 4-18 jaar
Voor docenten, schoolleiders en ouders moet duidelijk worden over
welke kennis en vaardigheden een leerling op een bepaalde leeftijd op
een bepaald schoolniveau dient te beschikken. Daarom worden voor de
hele breedte van het onderwijs niveaubeschrijvingen voor taal en
rekenen/wiskunde vastgesteld. Doel van deze zogenaamde
referentieniveaus is het verhogen van het taal- en rekenniveau van
leerlingen en studenten. Tegelijkertijd zorgt invoering van de
referentieniveaus voor een betere aansluiting tussen de verschillende
onderwijsinstellingen. De verschillende schooltypes weten zo beter van
elkaar wat ze met taal en rekenen doen. De referentieniveaus worden in
2008 voorgelegd aan het onderwijsveld tijdens brede veldraadplegingen.
Van 2008-2010 worden proefprojecten opgezet waarin de vertaling van de
referentieniveaus naar de onderwijspraktijk zorgvuldig wordt
onderzocht.
Toetsing en examinering in het PO, VO en BVE
De referentieniveaus en bijbehorende toetsing bieden voor het eerst de
mogelijkheid de ontwikkeling van taal- en rekenbeheersing van een
leerling gedurende zijn of haar hele schoolcarrière nauwkeurig te
volgen. Hoe scholen dit doen is hun eigen verantwoordelijkheid. Zij
kunnen zelf bepalen welke leermiddelen ze gebruiken en dus ook welke
tussentijdse toetsing of bijlessen nodig zijn. Het niveau van taal en
rekenen zal ook moeten worden vastgesteld om de
doorstroommogelijkheden van de leerling naar vervolgonderwijs of
arbeidsmarkt te bepalen.
In het primair onderwijs worden de referentieniveaus verwerkt in
leerlingvolgsystemen en toetsen. In het voortgezet onderwijs zullen de
onderdelen uit het taal en rekenonderwijs die voor doorstroming
relevant zijn, verplicht worden getoetst tijdens de eindexamens. Er
zal geen verplichting zijn tot het afnemen van tussentijdse toetsen.
In het mbo zal voor niveau 4 zo spoedig mogelijk worden overgegaan op
centrale examinering van Nederlands en rekenen/wiskunde. Op die manier
wordt gegarandeerd dat iemand met een mbo 4-diploma zeker voldoet aan
de instroomeisen die het hbo stelt. Centrale examinering voor taal en
rekenen op niveau 4 van het mbo is een forse verandering ten opzichte
van de huidige examensystematiek en zal in nauwe samenwerking met het
onderwijsveld gestalte krijgen. Voor de voorbereiding van de examens
zal dan ook ruim de tijd worden uitgetrokken.
Voor pabos en tweedegraads lerarenopleidingen wordt de minimum
instroomeis voor taal en rekenen vastgesteld op het niveau van een
afgestudeerde met een mbo-4 opleiding of iemand met een havo-diploma.
Dit referentieniveau wordt in de bekwaamheidseisen van de pabos
opgenomen. Daarmee wordt gewaarborgd dat de leraar goed is voorbereid
om taal- en rekenonderwijs te verzorgen aan leerlingen op de
basisschool of de onderbouw van de middelbare school.
Bron: ministerie van OCW.