Uitspraak vastgesteld d.d. 24 april 2008
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, dr. M.J. Broersma, mw. drs.
M.G.N. Mathot, drs. P. Sijpersma en mr. drs. G.J. Wolffensperger,
leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw.
mr. L. Bultman-den Haan, plaatsvervangend secretaris.
C.L.P. Gerverdinck / C. Sanders en De Telegraaf
Uitspraak: onthouding oordeel c.q. ongegrond
In De Telegraaf is een artikel verschenen onder de kop "Stuur uw eigen
verhaal" en de onderkop "Voor boek vol persoonlijke documenten over
Tweede Wereldoorlog". Naar aanleiding van de oproep heeft klager per
e-mail documenten betreffende een deel van de oorlogsbelevenissen van
zijn vader ingezonden. Zijn klacht richt zich tegen de wijze waarop
verweerders vervolgens hebben gehandeld. De Raad overweegt allereerst
dat verweerders de lezers hebben uitgenodigd verhalen in te sturen ten
behoeve van publicatie in boekvorm. Daarmee worden de door verweerders
in dat kader verrichte gedragingen - en dus ook de manier waarop de
inzending van klager door verweerders is afgehandeld - binnen het
kader van een `journalistieke gedraging' getrokken, zodat de Raad
bevoegd is daarover te oordelen.
Klager heeft gesteld dat hij in een telefoongesprek met Sanders onheus
is bejegend, hetgeen Sanders gemotiveerd heeft betwist. De Raad kan
niet vaststellen welk standpunt juist is en onthoudt hij zich ter zake
van een oordeel. (vgl. RvdJ 2007/80)
Verder heeft klager er bezwaar tegen gemaakt dat verweerders niet
hebben gereageerd op zijn inzending noch op zijn e-mail aan de
hoofdredacteur. De Raad heeft er begrip voor dat de handelwijze van
verweerders klager niet welgevallig is. Het zou verweerders niet
hebben misstaan als zij eigener beweging op de inzending van klager
hadden gereageerd en daarbij het verdere verloop ten aanzien van de
productie van het boek uiteen hadden gezet. Voorts zou het de
hoofdredacteur hebben gesierd als hij naar aanleiding van de e-mail
van klager, contact met klager zou hebben opgenomen. Partijen zouden
dan wellicht tot elkaar hebben kunnen komen. Dat verweerders een en
ander hebben nagelaten kan echter niet leiden tot het oordeel dat zij
journalistiek ontoelaatbaar hebben gehandeld. Daarbij neemt de Raad
mede in aanmerking dat het uitblijven van een reactie op de e-mail van
klager zonder meer duidelijk maakte dat de hoofdredacteur zich niet
met de daarin vervatte standpunten van klager kon verenigen. (vgl.
RvdJ 2006/36)
Trefwoorden:
· Aard van de publicatie: ingezonden brieven
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/19
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 23 april 2008
door mr. A. Herstel, mr. B. Geersing, T.R. Harkema, M. Ülger, leden,
in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr.
P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.
X / M. Haas, A. Oosterwijk en Panorama en Y / M. Haas, A. Oosterwijk
en Panorama
Uitspraken: deels gegrond
Klagers maken bezwaar tegen het artikel "Valt het doek voor Bonnie &
Clyde?", waarin de volledige namen van klagers zijn genoemd. Voorts is
bij het artikel een aantal tekeningen geplaatst, waarop klagers en
profil zijn afgebeeld.
Klagers hebben allereerst gesteld dat hun privéleven ongerechtvaardigd
is aangetast. Naar het oordeel van de Raad is niet gebleken dat met de
vermelding van de namen van klagers een maatschappelijk belang is
gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan de individuele belangen van
klagers. Zij hadden ook anoniem kunnen worden genoemd of hoogstens met
initialen kunnen worden aangeduid zonder dat afbreuk was gedaan aan de
aard en inhoud van de berichtgeving. Niet is gebleken dat door het
weglaten van de volledige namen van klagers een onaanvaardbare
onduidelijkheid voor de lezer zou zijn ontstaan. Verweerders hebben
niet op verantwoorde wijze de belangen van klagers bij de bescherming
van hun privacy afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de
publicatie is gediend. Dit klemt te meer nu bij het artikel eveneens
meerdere tekeningen van klagers en profil zijn opgenomen. Deze
omstandigheden vormen een ongerechtvaardigde aantasting van het
privéleven van klagers. Dit onderdeel van de klacht is dan ook
gegrond. (zie punten 2.4.1. en 2.4.5. van de Leidraad van de Raad voor
de Journalistiek en vgl. RvdJ 2007/82)
Verder zou volgens klagers sprake zijn van tendentieuze en onjuiste
berichtgeving. De Raad heeft in dat verband overwogen dat in het
artikel een impressie is gegeven van de terechtzitting waar de
strafzaak tegen klagers werd behandeld. Verweerders hebben ervoor
gekozen om de sfeer, zoals Haas die heeft ervaren, te verwoorden in
het artikel. In het kader van verslaggeving over rechtszaken is niet
ontoelaatbaar dat standpunten van betrokken partijen enigszins worden
aangezet en een niet geheel neutrale toon wordt gebruikt. (vgl. RvdJ
2007/57) Nu niet is gebleken dat het artikel relevante onjuistheden
bevat, ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat op dit punt
journalistiek ontoelaatbaar is gehandeld. De omstandigheid dat de
weergave weinig zakelijk is, is daarvoor onvoldoende.
Trefwoorden:
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: portretten, verdachten/veroordeelden
· Aard van de berichtgeving: verslaggeving rechtszaken
Publicaties op www.rvdj.nl/2008/16 en www.rvdj.nl/2008/17
mr. F.R. van der Vliet / wrakingsverzoek
Uitspraak: ongegrond
Klager heeft in klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van het NRC
Handelsblad. Die klacht zou door de Raad worden behandeld op de
zitting van 14 maart 2008. Klager heeft vervolgens een verzoek om
wraking van die voltallige kamer van de Raad ingediend. Dit
wrakingsverzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de Raad van 28
maart 2008.
Onmiddellijk bij aanvang van die zitting heeft klager een verzoek om
wraking van de voorzitter van de Raad tevens voorzitter van de kamer
van de Raad van 28 maart 2008, mr. A. Herstel, ingediend. De
niet-gewraakte leden van de Raad hebben ter zitting over die wraking
beslist. Zij hebben overwogen dat de omstandigheid dat de heer Herstel
voorzitter is van de Raad en als zodanig betrokken is geweest bij de
vaststelling van de datum waarop de klacht aanvankelijk zou worden
behandeld, onvoldoende is om partijdigheid met betrekking tot het
verzoek om wraking van 12 maart 2008 aan te nemen. Niet is gebleken
van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Raad
schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking van de heer Herstel
is dan ook afgewezen.
Vervolgens heeft de kamer het verzoek tot wraking van de kamer van 14
maart 2008 beoordeeld. Voor zover dat wrakingsverzoek betrekking heeft
op alle leden van de Raad overweegt de Raad, dat het Reglement daarin
niet voorziet. Naar het oordeel van de Raad kan klagers verzoek om
wraking enkel de leden betreffen van de kamer van de Raad van 14 maart
2008. Hetgeen klager naar voren heeft gebracht is onvoldoende voor de
conclusie dat sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan
de onpartijdigheid van de Raad schade zou kunnen leiden. De Raad ziet
niet in dat de door klager gestelde onvolkomenheden in de aan de
zitting van 14 maart 2008 voorafgaande procedure - wat daar ook van
zij - meebrengen dat de leden van de kamer van de Raad partijdig
zouden zijn in de inhoudelijke beoordeling van de klacht gericht tegen
NRC Handelsblad, betreffende het niet-plaatsen van een ingezonden
brief van klager.
Trefwoorden:
· Procedure: wraking
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/18
---
Raad voor de Journalistiek