Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen / nummer 57 / datum


Koninklijke Onderscheiding voor negen RUG-medewerkers

Op vrijdag 25 april 2008 ontvangen negen personen een Koninklijke Onderscheiding op voordracht van de Rijksuniversiteit Groningen. Tot Lid in de Orde van Oranje Nassau wordt benoemd mw. W. Lemstra-Wierenga. Mw.mr.dr. J.E. Bosch-Boesjes wordt gedecoreerd als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Tot Officier in de Orde van Oranje Nassau worden benoemd prof.dr.ir. G.J.J. Linden, prof.dr. T.J. Wansbeek en prof.dr. M.N. Harakeh. Tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw worden benoemd prof.dr. B.L. Feringa, prof.dr. L. Dijkhuizen, mw.prof.dr. E.G.E. de Vries en prof.dr. T.A.B. Snijders.

Tijdens de lintjesregen op 25 april 2008 wordt landelijk aan slechts 16 personen de onderscheiding van Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw uitgereikt, waarvan twee vrouwen. Van deze 16 zijn er liefst vier aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) verbonden. De door de RUG voorgedragen decorandi kijgen hun onderscheiding vrijdagochtend uitgereikt in hun woonplaats of in het Academiegebouw van de RUG.

Mevrouw.mr.dr. J.E. Bosch-Boesjes

Jenneke Bosch-Boesjes (Hilversum, 1946) begon haar professionele loopbaan als dierenarts (1973-1980). Na een studie Nederlands recht, op latere leeftijd, werkt ze vanaf 1985 in diverse functies bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. Daar is ze sinds 1996 hoofdverantwoordelijke voor de ontwikkeling en organisatie van het onderwijs, eerst als portefeuillehouder onderwijs en internationalisering, een functie die zij combineerde met een universitair hoofddocentschap in het privaatrecht, en sinds 2001 als directeur onderwijs.

De Groningse juridische faculteit is een grote faculteit, die in de meest recente externe onderwijsvisitatie werd beoordeeld als de beste juridische opleiding van Nederland. Mevrouw Bosch-Boesjes is verantwoordelijk voor de organisatie, kwaliteitsbewaking, ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs. Waar in veel andere grote faculteiten verschillende opleidingsdirecteuren zijn aangesteld, slaagt zij erin de grote omvang en verscheidenheid aan werkzaamheden te combineren in één persoon.

Mevrouw Bosch-Boesjes heeft op de faculteit een groot aantal vernieuwingen van het onderwijs vormgegeven en ingevoerd, zoals de bachelor-masterstructuur, duale opleidingen, nieuwe (Engelstalige) masteropleidingen, een door de KNAW erkende onderzoeksmaster, een honoursprogramma voor getalenteerde studenten en een solide en efficiënt systeem van kwaliteitszorg. Dit alles op uiterst harmonieuze wijze en zonder noemenswaardige conflicten. Mevrouw Bosch-Boesjes is bekwaam, realistisch, creatief en heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel.

De langdurige hoge kwaliteit van haar werk is ook buiten de faculteit opgemerkt, en ook daar zet ze zich in voor onderwijsvernieuwing in brede zin - niet zelden in de avonduren. Aan de Rijksuniversiteit Groningen heeft zij zitting in belangrijke commissies, waar tal van opleidingen baat hebben bij haar kritische en constructieve opstelling. Veel van haar activiteiten behoren niet tot haar reguliere takenpakket. Landelijke erkenning blijkt onder meer uit het feit dat zij onlangs een van de genodigde sprekers was op een conferentie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over studierendementen. Tenslotte is ze de Nederlandse vertegenwoordiger in een project van de European Law Faculties Association. Mevrouw Bosch-Boesjes heeft zich daarnaast actief ingezet voor diverse maatschappelijke organisaties. Zij was onder meer lid van het landelijk bestuur van Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland.

Mevrouw Bosch-Boesjes wordt benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

De heer prof.dr. L. Dijkhuizen

Lubbert Dijkhuizen (Doornspijk, 1951) is hoogleraar Microbiologie en sinds 2004 wetenschappelijk directeur van het onderzoekinstituut Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB). Binnen het instituut fungeert hij tevens als voorzitter van de basiseenheid Microbiële Fysiologie.

Als zeer gedreven wetenschapper heeft Dijkhuizen aan de basis gestaan van onderzoek naar de levensprocessen in micro-organismen en de relevante (industriële) toepassingen van deze fundamentele wetenschappelijke kennis. Daarbij gaat het er met name om om micro-organismen en enzymen in te kunnen zetten bij biotechnologische processen, met name bij de omzetting van koolhydraten. Dit kwalitatief hoogstaande onderzoek is van internationale allure en heeft een grote aantrekkingskracht op studenten en wetenschappers. Dijkhuizen begeleidde tot nu toe 35 promovendi en is auteur van meer dan 200 internationale wetenschappelijke publicaties. Zijn onderzoek is zo vruchtbaar dat er, via nationale en internationale samenwerkingsverbanden met universiteiten, onderzoekinstituten en bedrijven, steeds de benodigde onderzoeksgelden verworven kunnen worden en nieuwe initiatieven ontwikkeld.

Dijkhuizen is sinds de oprichting in 1992 betrokken bij het GBB, het grootste onderzoekinstituut binnen de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Er werken ruim 220 wetenschappers en ongeveer 30 personen technisch en ondersteunend personeel. Dijkhuizen weet, met zijn vriendelijke en constructieve benadering, de personeelsleden inspirerend leiding te geven.

Bijzonder noemenswaardig is de gedrevenheid en directheid waarmee hij nieuwe technologische ontwikkelingen inpast in zijn eigen onderzoeksveld of gebruikt om nieuwe samenwerkingsprogramma's te realiseren. Goede voorbeelden hiervan zijn de BioExplore High-Througput Screeningsfaciliteit en de betrokkenheid van Dijkhuizen bij de aanvang van een nauwere samenwerking tussen wetenschappers en bedrijven in de Eems-Dollard Regio. Het meest aansprekende voorbeeld is wellicht het Centre for Carbohydrate Bioprocessing. Binnen dit kenniscentrum voor koolhydraatonderzoek, wordt al bijna vijftien jaar succesvol samengewerkt met TNO. Voor TNO heeft deze samenwerking bijgedragen tot een internationaal erkende positie, onder meer exclusieve licentie-overeenkomsten met een groot internationaal opererend voedingsmiddelenbedrijf en de recente oprichting van het Carbohydrate Competence Centre.

Het Carbohydrate Competence Centre, een wetenschappelijk economisch cluster van diverse private en publieke partijen, houdt zich bezig met hoogwaardige innovatie op het brede terrein van koolhydraten. De activiteiten betreffen het complete koolhydratengerelateerde proces - van veredelen en verwerken van plantaardig materiaal als graan, aardappelen en suikerbieten, tot het ontwikkelen en vermarkten van innovatieve halffabrikaten en eindproducten. Het centrum richt zich zowel op de voedingsmiddelenindustrie als op medische en technologische toepassingen en neemt met zijn brede scoop in de wereld een unieke positie in.

Bestuurlijk is Dijkhuizen een zwaargewicht. Zo was hij een van de initiatiefnemers van het Netherlands Proteomics Centre waaraan hij als lid van het Executive Board een actieve bijdrage levert. Voor de Stichting TechnologieCentrum Noord-Nederland is hij als adviseur en kennisbron van grote waarde. Dit centrum streeft economische versterking van het Noord-Nederlandse midden- en kleinbedrijf na door innovatie en samenwerking. Voorts is Dijkhuizen als bestuurslid van het Koninklijk Natuurkundig Genootschap zeer actief betrokken bij het gestalte geven van de doelstelling van het genootschap: bevordering van de belangstelling voor de natuurwetenschappen in ruime kring.

Ook voor de Transfer & Liaison Groep van de RUG is Dijkhuizen belangrijk als adviseur en stimulator. De Transfer & Liaison Groep stimuleert het proces van kennisvalorisatie, het toevoegen van maatschappelijke en economische waarde aan universitaire kennis. Dit vraagt om onderzoekers met een grote maatschappelijke betrokkenheid en die activiteiten willen ontplooien die verder gaan dan hun eigen wetenschappelijke belang. Op dit gebied vervult Dijkhuizen een voorbeeldfunctie voor collega wetenschappers en beginnende onderzoekers. Hij heeft een open oog voor de mogelijke producten en processen van morgen waartoe zijn fundamentele onderzoek kan leiden. Vanuit deze visie zoekt hij naar publiek/private samenwerking. Dit heeft er onder meer in geresulteerd dat hij genoemd wordt als (mede)uitvinder in vijftien patenten en dat ca 75% van zijn onderzoeksgroep extern gefinancierd wordt, met name door de industrie.

Zijn originele manier van wetenschap bedrijven probeert Dijkhuizen ook over te brengen op, vaak nog jonge, onderzoekers door hen te stimuleren om met elkaar of met andere partijen steeds weer te zoeken naar toepassingsmogelijkheden van hun kennis en daar bovendien additionele onderzoeksmiddelen voor te verwerven.

Met de voor hem kenmerkende inzet, kennis en kunde was hij ook binnen zijn gemeente Tynaarlo en als actief lid van de Rotary Zuidlaren-Anloo nauw betrokken bij verschillende activiteiten.

Dijkhuizen wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

De heer prof.dr. B.L.Feringa

Ben Feringa (Emmen, 1951), sinds 1988 hoogleraar Organische Scheikunde, is een van de beste wetenschappers van dit moment, zowel in Nederland als mondiaal gezien. Zijn prestaties op het gebied van het scheikundig onderzoek zijn zo uitzonderlijk en indrukwekkend dat hij algemeen gezien wordt als één van de meest creatieve en productieve chemici ter wereld. Op verschillende terreinen van de chemie heeft hij doorbraken weten te bewerkstelligen, zoals op het gebied van organische synthese, de katalyse, de supramoleculaire chemie en de nanotechnologie.

Zijn ontdekking midden jaren negentig van de 'moleculaire motor', een door licht voortgedreven roterende molecuul, wordt algemeen als een doorbraak van wereldformaat aangemerkt. De potentiële toepassingen van dit concept zijn even talrijk als spectaculair. Bijzonder tot de verbeelding sprekend is het idee dat moleculaire motoren zich via de bloedbaan voortbewegen om geneesmiddelen met grote precisie naar tot op heden ontoegankelijke plaatsen in het menselijk lichaam te transporteren.

Feringa heeft een indrukwekkende wetenschappelijke productie op zijn naam staan: op 1 september 2007 stonden 445 artikelen van zijn hand geregistreerd met een totaal van 12.109 citaties. Tussen 1997 en 2007 was Feringa verantwoordelijk voor één zesde van de totale wetenschappelijke productie van de Rijksuniversiteit Groningen op het gebied van de scheikunde en een kwart van het totale aantal citaties op dit terrein. Wie zich realiseert dat de chemie het op één na grootste wetenschapsgebied van de wereld is, onderkent ook onmiddellijk de uitzonderlijke productiviteit en invloed van Feringa. Mede door zijn bijdragen is de RUG onbetwist de nummer één van Europa op het gebied van de scheikunde. Zijn onderzoeksgroep heeft de fenomenale omvang van 30 jonge mannen en vrouwen bereikt, voor het grootste deel bekostigd door extern verworven fondsen.

Prijzenswaardig is eveneens Feringa's instelling om de vergaarde kennis op de een of andere manier van waarde te laten zijn voor de maatschappij. Zo is hij mede-oprichter van een spin-off-bedrijf van de RUG en werkt hij veelvuldig samen met industriële partners om wetenschappelijke kennis uit te wisselen en over te dragen. Zijn besef dat hij als wetenschapper een maatschappelijke taak heeft, blijkt ook uit zijn vele commissiewerk en lidmaatschappen van belangrijke Nederlandse en Europese organisaties. Te noemen vallen zijn activiteiten voor de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, zijn lidmaatschappen van redacties van diverse wetenschappelijke tijdschriften en zijn werkzaamheden als lid van beoordelingscommissies en raden.

Feringa is onderscheiden met tal van prijzen, waaronder de Spinozapremie in 2004, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding in ons land, toegekend door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Naast dit alles is Feringa een stimulerende docent, die het onderwijs een warm hart toedraagt en als een inspirerende mentor fungeert voor zijn studenten. Ondanks de grote tijdsdruk die het onderzoek en het beheer van zijn grote onderzoeksgroep met zich meebrengt, doceert hij niet alleen aan de gevorderde chemiestudenten, maar ook aan beginnende studenten. Zijn manier van doceren, gericht op het nieuwsgierig maken en prikkelen van studenten, is bijzonder enthousiasmerend. Feringa's manier van doceren spreekt niet alleen scheikundestudenten aan maar ook studenten uit de levenswetenschappen en de materiaalwetenschappen. Daarnaast spreekt hij op tientallen bijeenkomsten in het land voor een lekenpubliek over de ontwikkelingen in de moderne scheikunde. Zelfs vele scholen voor voortgezet onderwijs hebben een beroep mogen doen op zijn tijd. Feringa doet dat altijd vrijwillig, omdat hij ervan geniet anderen deelgenoot te maken van zijn vak.

Feringa wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

De heer prof.dr. M.N. Harakeh

Muhsin Harakeh (Beiroet, Libanon, 1947), directeur van het Kernfysisch Versnellerinstituut (KVI), heeft zich op bijzondere wijze verdienstelijk gemaakt voor de natuurkunde. Hij leverde een grote bijdrage aan de zichtbaarheid van de Nederlandse wetenschap in de wereld en aan de totstandkoming van een Europees wetenschapsbeleid op het gebied van kernfysica. Ook heeft hij een stimulerende invloed gehad op de wetenschappelijke relaties met Japan.

Kernfysica is in de Nederlandse samenleving niet onomstreden. Jarenlang hebben grote groepen geprotesteerd tegen de meest zichtbare toepassing op dit gebied, de kerncentrales. Harakeh gaf maximale openheid: steeds weer was en is hij bereid tot een dialoog over mogelijke risico's en gevaren, tot uitleg aan velerlei groepen en tot het openstellen van het KVI voor belangstellenden. Het instituut houdt zeker tweemaal per jaar open dagen en laat dan honderden bezoekers zien wat er met het geld van de belastingbetaler gebeurt.

Sinds 1996 is Harakeh directeur van het KVI. De ontwikkeling van het instituut is de laatste jaren niet gemakkelijk geweest. De situatie werd moeilijk toen de belangrijkste financier, de Stichting FOM, enkele jaren geleden besloot om op te houden met het geven van geld aan kernfysica. Daarmee kwamen tientallen banen op het instituut in gevaar. Op dat moment kwamen de kwaliteiten van professor Harakeh optimaal tot hun recht: hij toonde strategisch leiderschap en maakte optimaal gebruik van het enorme netwerk dat hij in de loop van zijn carrière in Europa had opgebouwd. Door het aangaan van een alliantie met het toonaangevende Duitse instituut GSI kon de werkgelegenheid van tientallen medewerkers blijvend zeker worden gesteld. Voor het KVI werd een bedreiging omgezet in een structurele versterking.

Muhsin Harakeh studeerde natuurkunde aan de Amerikaanse Universiteit van Beiroet en aan de State University of New York. Zijn loopbaan is ten nauwste verbonden met het Kernfysisch Versnellerinstituut in Groningen, waar hij zijn wetenschappelijke leven wijdde aan het ontrafelen van de geheimen van de kernstructuur. Zijn rol in de ontdekking van de zogenaamde reuzenresonanties van de kern wordt in de natuurkunde algemeen erkend als leidend. Over dit onderwerp schreef hij het wetenschappelijke standaardboek Giant Resonances. In Groningen kon hij als een van de eersten ter wereld monopolaire reuzenresonanties meten. Zijn experimentele werk leidde tot een groot aantal wetenschappelijke publicaties, die de basis vormen voor het gezag dat hij internationaal geniet. Harakeh is jarenlang actief geweest in de fysische gemeenschap in Europa. Belangrijk was het werk binnen NuPECC, de European Coordinating Committee for Nuclear Physics, waarvan hij van 2003 tot 2006 voorzitter was.

Daarnaast heeft Harakeh een bijzonder stimulerende invloed gehad op de wetenschappelijke relaties met Japan. Harakeh heeft veel gepubliceerd met Japanse natuurkundigen. Hij werkte onder meer samen met professor Akito Arima, die hij leerde kennen in de tijd dat beiden op het KVI werkten. Arima werd later president van de universiteit van Tokyo en minister voor Onderwijs en Wetenschap. Harakeh was een van de hoofd-organisatoren van een congres ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van de relatie Nederland-Japan. Dit congres leidde tot bestendige en intensieve contacten tussen Groningen en de universiteiten van Tokyo en Osaka. Begonnen in de kernfysica wordt thans in een heel spectrum van wetenschappen samengewerkt. Harakeh is in deze ontwikkeling steeds een drijvende kracht geweest. Mede dankzij zijn inspanningen kwam aan de RUG een Centrum voor Japan-studies tot stand en werd een Europese dependance van de Universiteit van Osaka in Groningen gevestigd.

Harakeh wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Mevrouw W. Lemstra-Wierenga

Willy Lemstra-Wierenga (Groningen, 1944) werkt sinds 1964 op het laboratorium van de sectie Straling en Stress Celbiologie (voorheen Radiobiologie, voorheen Radiopathologie) van het UMCG. In het laboratorium speelt zij al die tijd een centrale rol en binnen en buiten haar werk wordt ze gezien als een bijzonder inspirerende, dynamische vrouw met brede interesses. Zij heeft oog voor het wel en wee van collega's en studenten en weet hen op een bijzondere wijze te ondersteunen en begeleiden. Niet zelden was zij het aanspreekpunt - ook voor haar leidinggevenden - als het ging om werkgerelateerde, maar ook persoonlijke problemen. Het enthousiasme waarmee zij zich steeds opnieuw inwerkte in nieuwe vakgebieden geeft blijk van haar flexibiliteit. Zo had zij achtereenvolgens een taak in dierexperimenteel, biochemisch en celbiologisch onderzoek en tegenwoordig op het gebied van de moleculaire biologie en de genetica. Daarnaast was zij vele jaren lid van de faculteitsraad, de facultaire onderzoekscommissie en de personeelscommissie van de faculteit die advies uitbrengt aan de Universiteitsraad in verband met de overgang van RUG-personeel naar het UMCG.

Mevrouw Lemstra-Wierenga maakt voor haar werkgever al jarenlang vele extra uren zonder dat daar een beloning in tijd of geld tegenover staat. Zo verzorgt ze in haar vrije tijd sinds 1990 het financiële beheer van de sectie. Haar aanpak heeft geresulteerd in de gezonde financiële situatie waarin de onderzoeksgroep - als een van de weinigen binnen de sector - momenteel verkeert.

Ook buiten haar werk is mevrouw Lemstra-Wierenga belangeloos actief. Zo vervulde zij, op uiterst zorgvuldige en consciëntieuze wijze, het penningmeesterschap van de Historische Vereniging Winsum-Obergum, vanaf kort na de oprichting in 1995 tot 2005. Daarnaast droeg zij als bestuurslid in belangrijke mate bij aan de opbouw en consolidering van deze vereniging. Tot op heden is zij tevens penningmeester van het bestuur van de Stichting Historische Uitgaven Winsum-Obergum, die in1997 - mede op haar initiatief - door de vereniging werd opgericht. Mede dankzij de inspanningen van mevrouw Lemstra-Wierenga is er voldoende subsidie- en sponsorgeld binnengehaald voor een omvangrijke publicatie.

Sinds 1975 is mevrouw Lemstra-Wierenga actief in de paardensport. Onder meer vervulde zij functies als secretaris, penningmeester en voorzitter en heeft zij zich jarenlang beziggehouden met het organiseren van diverse wedstrijden en concoursen en de sponsoring daarvan. Vanaf de oprichting van de Manegestichting Reitdiepruiters in 1990 speelde zij als penningmeester een essentiële rol bij de financiële realisatie van een nieuw te bouwen manege. Ook maakte ze onderdeel uit van de bouwcommissie die de bouw coördineerde. Tot 1995 voerde zij het financieel beheer van de stichting en de exploitatie van de manege.

Mevrouw Lemstra-Wierenga wordt benoemd tot lid in de Orde van Oranje Nassau.

De heer prof.dr.ir. G.J.J. Linden

Gerard Linden (Asten, 1943), decaan van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, heeft sinds zijn komst als hoogleraar Planologie naar Groningen in 1998 zijn stempel gedrukt op de ontwikkeling en uitbouw van de opleiding Technische Planologie. Als decaan gaf hij de internationalisering van de faculteit een grote impuls.

Linden heeft de faculteit "een andere kijk op de eigen werkelijkheid" gegeven door de samenwerking met collega's en studenten uit andere landen. Hij heeft altijd gestreefd naar een beter begrip tussen de verschillende culturen van de verschillende landen en heeft de betrokken docenten en studenten bijgebracht dat dit wederzijdse begrip de basis vormt voor samenwerking.

Linden initieerde double degree masterprogramma's met het Institut Teknologi Bandung en de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta in Indonesië. Vorig jaar startte hij bovendien een vergelijkbaar double degree masterprogramma Integrated Coastal Zone Management met de Carl von Ossietzky Universität van Oldenburg. De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen is daarmee een van de eerste faculteiten in Nederland die een double degree programma met Duitsland heeft. In dit programma volgen de studenten het eerste jaar van een tweejarig Engels masterprogramma in Oldenburg en het tweede jaar in Groningen. Zij krijgen vervolgens twee Masterdiploma's.

Op het gebied van onderzoek sloot Linden belangrijke samenwerkings-overeenkomsten af met Chinese topinstituten als de University of Beijing en de Graduate School in Shenzhen. Naast uitwisseling van staf en studenten gaat de faculteit participeren in Chinese planningsprojecten en komt er een gemeenschappelijk onderzoekinstituut.

Tijdens het decanaat van Linden hebben meer buitenlandse studenten hun weg gevonden naar de faculteit om een van de reguliere masters of een double degree programma te volgen. Daarnaast worden er steeds meer uitwisselingsstudenten - studenten die voor korte tijd in Nederland blijven - opgevangen en begeleid binnen de facultaire International School of Spatial Policy Studies. Omgekeerd studeert thans meer dan zestig procent van de Nederlandse studenten van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen minimaal drie maanden aan een buitenlandse universiteit.

Ook in eigen land heeft Gerard Linden nieuwe ontwikkelingen in gang gezet. In 2007 werkte hij een bijzondere overeenkomst met Rijkswaterstaat uit, de eerste in een reeks contracten die Rijkswaterstaat ook met andere universiteiten wil sluiten. De partners dragen over en weer bij aan onderzoek, onderwijs, aansluiting op de arbeidsmarkt en het imago van Rijkswaterstaat en de universiteit. Nieuw in de samenwerking is een actieve bijdrage van Rijkswaterstaat aan het onderwijs in de vorm van gastcolleges, maar medewerkers van Rijkswaterstaat kunnen zelf ook colleges volgen.

Linden wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

De heer prof.dr. T.A B. Snijders

Tom Snijders (Tilburg, 1949) is sinds 1992 hoogleraar Methodologie en Statistiek aan de RUG. Hij heeft uitzonderlijke prestaties geleverd op de terreinen van het statistisch en sociaal-wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder de sociale netwerkanalyse en multi-niveau analyse. Hij is een wetenschapper met een grote internationale reputatie, onder meer tot uitdrukking komend in een eredoctoraat van de Universiteit van Stockholm en een nevenbenoeming aan de universiteit van Oxford.

Snijders is sinds 1972 als onderzoeker verbonden aan de RUG, eerst bij de afdeling Wiskunde, vanaf 1981 bij de afdeling Econometrie en sinds 1986 bij de afdeling Statistiek en Meettheorie, waar hij in 1992 werd benoemd tot hoogleraar.

Met de ontwikkeling van nieuwe onderzoekmethodes heeft Snijders belangrijke bijdragen geleverd voor de maatschappelijke toepassing van de statistiek. In het bijzonder geld dat voor het vergroten van kennis van populaties met riskante gewoonten, zoals drugsgebruikers en jongeren. De populatie van heroïnegebruikers is een voor sociaal-wetenschappelijk onderzoekers zeer moeilijk te onderzoeken populatie, doordat gebruikers in representatieve onderzoeken maar zelden toegeven dat te zijn. Snijders loste dat probleem op door een nieuwe onderzoekstechniek te ontwikkelen, de multi-niveau analyse. Deze methode wordt inmiddels in verschillende steden - ook internationaal - gebruikt om de netwerken van heroïnegebruikers in kaart te brengen en de omvang van de populatie te schatten. Ook voor onderzoek naar riskant gedrag van jongeren, zoals rook- en drinkgedrag, gebruikte Snijders de multi-niveau analysetechniek.

Gedurende zijn gehele loopbaan heeft Snijders zich ingespannen voor verspreiding, toepassing en gebruik van statistische methodieken in ontwikkelingsgebieden, met name in Afrika. Vanaf begin jaren tachtig speelde hij een sleutelrol in een langlopende interdisciplinaire studie over de risico's in de landbouw van ontwikkelingslanden, waarbij de aandacht werd gericht op de zelfvoorzienende landbouw in kwetsbare regio's in West Afrika. Het aantrekken van een statisticus voor deze studie was niet verwonderlijk: risico's in de landbouw in veel Afrikaanse landen hangen in sterke mate af van de onzekere regenval. Snijders wilde heel bewust niet alleen theoretisch statistisch onderzoek doen, maar ook proberen om zijn vakgebied in dienst te stellen van de bestudering van maatschappelijke vraagstukken. Dit onderzoek richtte zich op de allerarmste boeren en hun gezinnen in West Afrika. Hij begeleidde jarenlang Afrikaanse promovendi en droeg met zijn specifieke kennis actief bij aan de ontwikkeling van deze gebieden. Daarbij waren eveneens zijn didactische begaafdheid en grote sociale vaardigheden van grote betekenis.

Snijders wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Mevrouw.prof.dr. E.G.E. de Vries

Liesbeth de Vries (Groningen, 1950) is sinds 1997 hoogleraar Medische Oncologie en hoofd van de afdeling Medische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Als arts-onderzoeker heeft zij al vanaf begin jaren 1980 een enorme bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de medische oncologie en de totale kankerzorg in Nederland. Mevrouw De Vries behoort nationaal en internationaal tot de toponderzoekers op het gebied van de medische oncologie. Zij is toonaangevend geweest in de opbouw van het zogenaamde translationele onderzoek en is voor velen een toonbeeld geweest in het zoeken naar inter-academische samenwerkingsverbanden. Daarnaast is ze een boegbeeld van het werk van de Nederlandse Kankerbestrijding, het Koningin Wilhelmina Fonds. Ze heeft jaren een cruciale rol gespeeld binnen de Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbestrijding en de laatste jaren als lid van het dagelijks bestuur van het KWF.

Het onderzoek van mevrouw De Vries richt zich op het gevoeliger maken van tumoren voor medicijnen door onder andere resistentieonderzoek, onderzoek naar hoge dosis chemotherapie, preventieonderzoek en onderzoek naar de behandelingen van specifieke tumoren. Als hoofd van haar zeer productieve onderzoeksgroep Medische Oncologie behoort ze met 550 publicaties in wetenschappelijke tijdschriften tot de meest geciteerde wetenschappers van het land.

Naast wetenschapper van formaat is mevrouw De Vries een zeer toegewijde en gedreven opleider. Zo wordt zij niet alleen door medici gezien, maar ook door mensen met een totaal andere achtergrond zoals moleculaire biologen, chemici, farmaceuten, wiskundigen en epidemiologen. In haar begeleiding heeft zij de speciale gave mensen enorm te stimuleren en te enthousiasmeren om uitzonderlijke prestaties te leveren.

Mevrouw De Vries is tevens een zeer kundig en begenadigd Internist-Oncoloog. De dagelijkse praktijk voor haar is altijd een afwisseling van opleiding en onderzoek, vaak in combinatie met actieve en optimale zorg voor patiënten met kanker. De behandeling van kankerpatiënten met antikankermedicijnen heeft tot doel om de prognose en kwaliteit van leven te verbeteren, waarbij het persoonlijk contact tussen arts en patiënt van groot belang is. Mevrouw De Vries is bij haar patiënten zeer geliefd. Zij behandelt haar patiënten met het uiterste respect, waarbij zij op een open en eerlijke manier informatie verstrekt.

Een speciale bijdrage heeft zij geleverd aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen en nieuwe medicijnen tegen kanker. Begin jaren negentig is zij de grondlegger en uitvoerder geweest van een groot landelijk onderzoek waarin de mogelijke verbetering van de behandeling van patiëntes met een hoog risico borstkanker werd onderzocht. Deze onderzoeksbehandeling waarin hoge dosis chemotherapie en een stamceltransplantatie werd vergeleken met de standaard behandeling werd met groot enthousiasme uitgevoerd door alle academische ziekenhuizen en de twee gespecialiseerde kankerziekenhuizen. De resultaten van dit onderzoek, gepubliceerd in het gezaghebbende Amerikaanse medische tijdschrift de New England Journal of Medicine, hebben een belangrijke invloed gehad op de behandeling van vrouwen met een hoog risico borstkanker.

Liesbeth de Vries wordt benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

De heer prof.dr. T.J. Wansbeek

Tom Wansbeek (Delft, 1947), tot september 2007 decaan van de Faculteit der Economische Wetenschappen, is een zeer betrokken en actieve bestuurder. Belangrijke ontwikkelingen tijdens zijn decanaat waren de groei en bloei van de onderzoekschool SOM, de internationalisering van het onderwijs en de fusie met Bedrijfskunde.

Wansbeek was een van de initiatiefnemers van de fusie van de faculteit Economische Wetenschappen en de faculteit Bedrijfskunde. Al in een vroeg stadium onderkende hij de noodzaak om de kunstmatige scheiding tussen Bedrijfskunde en Economie weg te nemen. Door de scheiding was in de loop van de tijd ondoelmatige overlap ontstaan in de bezetting van vakgebieden bij beide faculteiten. Het naast elkaar bestaan van verschillende groepen stond volgens Wansbeek het bereiken van de wetenschappelijke top in de weg. Omdat de verhoudingen tussen beide faculteiten moeizaam waren, was fusie echter iets dat lange tijd voor onmogelijk werd gehouden. Mede door de inspanningen van Wansbeek is de eenwording toch werkelijkheid geworden in september 2007. Hij ging het debat aan met collega's uit beide faculteiten die sceptisch stonden tegenover deze plannen. Het is Wansbeeks verdienste dat het klimaat in de afgelopen jaren verbeterd is. Door steeds een open en zakelijke discussie te voeren over de voor- en nadelen van verdere samenwerking en fusie heeft hij meer draagvlak binnen beide faculteiten kunnen creëren, hetgeen onder de moeilijke omstandigheden een enorme prestatie was.

Kwaliteitsverhoging van onderwijs en onderzoek stonden bij Wansbeek altijd hoog in het vaandel. Tijdens zijn bestuursperiode in Groningen is onderzoekschool SOM geaccrediteerd, zijn meerdere onderzoekprogramma's positief gevisiteerd en heeft zich een groot aantal stafleden gekwalificeerd als internationaal erkend onderzoeker. Bij het onderwijs is een uitgebreid systeem van kwaliteitszorg ingevoerd en werd de internationalisering van het onderwijs doorgevoerd. Het meest in het oog springend daarbij was de introductie van een volledig Engelstalige opleiding onder de naam International Economics and Business. Daarnaast werd de internationale uitwisseling van studenten geïntensiveerd en werd voor diverse masterprogramma's Engels de voertaal.

Een belangrijk bestuurlijk wapenfeit was de totstandkoming van het double-degree programma met Fudan University in Shanghai, die vrijwel geheel op het conto van Wansbeek is te schrijven. Het idee ontstond tijdens een verkennende reis van het universitaire bestuur naar China en is door Wansbeek voortvarend ter hand genomen. Als co-voorzitter van het "steering committee" heeft Tom Wansbeek ervoor gezorgd dat dit programma in 2006 werd geïmplementeerd en nu jaarlijks vijftien tot twinting zeer goede studenten aanlevert aan de faculteit.

Wansbeek is zelf een uitstekend onderzoeker in de econometrie met een sterke internationale uitstraling. Hij heeft een indrukwekkende lijst van publicaties, waarvan sommige behoren tot de absolute wereldtop. Zijn score op de citatie-index is dan ook uitzonderlijk hoog. Bijdragen van Wansbeek gaan onder andere over methoden voor identificatie van meetfouten en over instrumenten om rekening te houden met ontbrekende waarnemingen.

Wansbeek vond het altijd belangrijk om de faculteit, de universiteit en zonodig heel Nederland op de hoogte te stellen van nieuws vanuit de faculteit Economie. Hij zorgde vrijwel wekelijks voor voeding voor de facultaire website. Nieuws over de faculteit was ook regelmatig terug te vinden in de Universiteitskrant (UK). Van 1996 tot 2003 was Wansbeek voorzitter van het stichtingsbestuur van de UK. Hij vervulde die functie voorbeeldig en wist zijn rol als hoogste baas van de krant altijd feilloos te scheiden van die van hoogleraar en bestuurder. Als uitgever bemoeide hij zich nooit met de inhoudelijke koers van de krant, ook niet als zijn eigen faculteit onder vuur lag. Kenmerkend voor zijn open houding is het buitengewoon positieve oordeel dat toenmalig hoofdredacteur Greta Riemersma bij zijn vertrek van de RUG over Wansbeek velt. Ze schetst hem als een 'betrokken bestuurder die goed benaderbaar is. Iemand die zelfs als drukbezet Economiedecaan nog zoveel mogelijk zelf zijn telefoon opneemt. Iemand die houdt van tegenspraak en het niet als een nederlaag ziet wanneer hij zijn standpunt moet herzien.'

Wansbeek wordt benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Programma 25 april 2008

9.30 uur: Obergumerkerk, Kerkpad te Winsum

Burgemeester mw. Y.P. van Mastrigt van de gemeente Winsum decoreert:

mw. W. Lemstra-Wierenga: Lid in de Orde van Oranje Nassau

Stadhuis Groningen

burgemeester J. Wallage van de gemeente Groningen decoreert:

om 9.45 uur:

mw.mr.dr. J.E. Bosch-Boesjes: Ridder in de Orde van Oranje Nassau

prof.dr. M.N. Harakeh: Officier in de Orde van Oranje Nassau

mw.prof.dr. E.G.E. de Vries: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

om 10.30 uur:

prof.dr.ir. G.J.J. Linden: Officier in de Orde van Oranje Nassau

prof.dr. T.A B. Snijders: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

prof.dr. T.J. Wansbeek: Officier in de Orde van Oranje Nassau

vanaf ca. 11.45 uur: Aula Academiegebouw, Groningen

burgemeester J. Rijpstra van de gemeente Tynaarlo decoreert:

prof.dr. L. Dijkhuizen: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw

prof.dr. B.L. Feringa: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw