Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2007-2008
31 037 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met invoering van de
leerlinggebonden financiering voor deelnemers in het beroepsonderwijs
Memorie van antwoord
Ontvangen
1. Inleiding
Graag wil ik de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP van de vaste commissie
voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid danken voor de opmerkingen die zij in het
verslag hebben gemaakt en voor de vragen die zij hebben gesteld. Het verheugt mij dat de
leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie met instemming hebben kennisgenomen
van het wetsvoorstel. Op de gestelde vragen en opmerkingen ga ik, mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hieronder in.
De leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie informeren naar de relatie tussen
bovengenoemd wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot wijziging van de WEC, WPO en WVO.
Zorgt het laatstgenoemde wetsvoorstel ervoor dat het bovengenoemde wetsvoorstel op korte
termijn aangepast moet worden, zo vragen zij.
Bij het ontwerpen van het onderhavige wetsvoorstel is het uitgangspunt geweest dat zoveel
mogelijk aangesloten wordt bij de systematiek van het primair en voortgezet onderwijs. In
het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de WEC en de Wet op het onderwijstoezicht dat
recent door uw Kamer is aangenomen (Kamerstukken I, vergaderjaar 2006-2007, 30 956), is
voor het primair en voortgezet onderwijs een aantal knelpunten met betrekking tot
leerlinggebonden financiering weggenomen. Tijdens het ontwerpen van het onderhavige
wetsvoorstel is al rekening gehouden met deze wijzigingen in het primair en voortgezet
onderwijs. Daarnaast is een aantal bepalingen uit de Wet op de expertisecentra van
overeenkomstige toepassing verklaard voor het beroepsonderwijs, waardoor wijzigingen in
deze artikelen van de Wet op de expertisecentra ook automatisch gelden voor het
beroepsonderwijs. Er zijn dus niet op korte termijn aanpassingen nodig in het onderhavige
wetsvoorstel.
Er zijn thans geen andere wetsvoorstellen met betrekking tot leerlinggebonden financiering
aanhangig. Wel is een traject in gang gezet om te komen tot een herstructurering van het
(voortgezet) speciaal onderwijs (het traject Passend Onderwijs, Kamerstukken II
vergaderjaar 2007/08, 27 728 nr. 98 en nr. 101). Hierbij wordt ook de BVE-sector betrokken.
Dit proces is er primair op gericht om jongeren met een handicap of extra zorgvraag een
passend traject aan te bieden. Dit traject kan op termijn leiden tot wijzigingsvoorstellen voor
zowel de WEC, WPO en WVO als voor de WEB.
6
92
OCW 10
W4817.MVA 1
De leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie zijn van mening dat het aantal
leerlingen dat leerlinggebonden financiering behoeft uitgangspunt dient te zijn en niet het
beschikbare budget noch een strategie waarin het aantal leerlingen met leerlinggebonden
financiering zo gering mogelijk wordt gehouden. Zij nemen aan dat de regering het hier mee
eens is en verzoeken de regering de Kamer aan te geven hoe zij dit naar de betreffende
scholen communiceert. Verder vragen zij of de garantie bestaat dat er ook daadwerkelijk
voor elke geïndiceerde leerling een leerlinggebonden budget beschikbaar komt. De leden van
de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie informeren of het te verwachten is dat het aantal
leerlingen dat in aanmerking komt voor LGF verder zal stijgen.
Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de BVE-instelling recht heeft op
leerlinggebonden financiering voor iedere geïndiceerde deelnemer met een handicap of
stoornis. Zodra een instelling een geïndiceerde deelnemer aanmeldt, zal dit budget
beschikbaar komen. Tijdens het plenaire debat dat ik op 13 februari jl. met de leden van de
Tweede Kamer heb gevoerd, heb ik dit ook aangegeven (Handelingen Kamerstukken II,
vergaderjaar 2007/08, nr. 53, pag. 3851-3860). Wat betreft uw vraag over de te verwachten
stijging van het aantal deelnemers, merk ik op dat het aantal deelnemers met LGF in de
clusters 2 en 3 thans stijgt met 10% per jaar. Het aantal deelnemers met een cluster 4
indicatie (deelnemers met gedragsproblematiek of een psychische stoornis) stijgt op dit
moment met 25% per jaar. Het is moeilijk in te schatten of deze stijging zich verder zal
voortzetten.
In een voorlichtingspublicatie zullen alle BVE-instellingen op de hoogte worden gesteld van de
wettelijke verankering van de leerlinggebonden financiering. Ook nu al is veel informatie
beschikbaar via www.cfi.nl.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
6
92
OCW 10
W4817.MVA 2