abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
23 april 2008 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/DGP-2008/3667 2070816520
Onderwerp
Vragen van het lid Cramer over de aanleg van een spoorlijn Breda - Utrecht
Geachte voorzitter,
Bij deze stuur ik u mij antwoorden op de vragen van het lid Cramer over de aanleg van
een spoorlijn Breda Utrecht (2070816520).
1
Kent u het bericht 'BAM: volle treinen Breda-Utrecht'?
1
Ja
2
Bent u bereid opnieuw het aantal reizigers dat gebruik zal maken van (delen van) deze
spoorverbinding te onderzoeken nu het onderzoek uitkomt op 45.000 nieuwe reizigers per
dag en het effect op de bestaande spoorlijnen minimaal is? Hoe verklaart u het forse
verschil met het onderzoek uit 1999, dat stelt dat er slechts sprake zou zijn van 1000
nieuwe reizigers?
2
In antwoord (VENW/DGP-2008/2022, 10 maart 2008) op eerdere vragen heb ik
aangegeven dat, mocht de private studie van BAM Rail vervoergegevens opleveren die tot
andere inzichten leiden, ik met de betrokken partijen in overleg zal gaan en de resultaten
aan u zal melden. Nu de verschillen tussen de cijfers van de huidige studie en de studie uit
1999 zo groot lijken te zijn, zal ik een audit los van de in het kader van de Tracé/MER-
procedure voor de A27 noodzakelijke studie - laten verrichten naar de vervoergegevens en
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VENW/DGP-2008/3667
de kostenraming die de private studie hebben opgeleverd. Ik verwacht u voor de
behandeling van het MIRT de resultaten van deze audit te kunnen presenteren. De audit
zal uitwijzen of er inderdaad een fors verschil bestaat tussen beide studies en hoe dit
verklaard kan worden.
3
Hoe beoordeelt u de door de onderzoekers geschetste synergie-effecten die optreden bij
een integrale benadering van spoor- en weginfrastructuur op de corridor?
3
Op dit moment kan ik u geen onderbouwde beoordeling op deze vraag geven. Allereerst
zijn de onderliggende vervoer- en kostenramingen nog niet toegankelijk; de
initiatiefnemers hebben inmiddels toegezegd daaraan verder te werken en nadere
toelichting te zullen geven. Ik reken erop dat deze toelichting, de resultaten van de audit
en de verder uitgewerkte businesscase van de initiatiefnemers een oordeel mogelijk
maken.
4
Deelt u de mening dat, als gevolg van de spoorverbinding de groei van het
personenverkeer over de A27 kan worden beperkt en daarmee ook de omvang van de
capaciteitsverbetering op de A27? Welke besparingen op de aanlegkosten van deze
wegverbreding zou dit kunnen opleveren?
4
Uit deze en andere studies is bekend dat de verbetering van openbaar vervoer een gering
effect heeft op gebruik van het wegennet. Ook deze studie geeft aan dat naast een
eventuele aanleg van een spoorlijn verbreding van de A27 in alle gevallen noodzakelijk is.
Gezien de huidige grote filedruk en de hoge maatschappelijke kosten, die daar het gevolg
van zijn, ben ik niet bereid de omvang van de capaciteitsverbetering op de A27 aan te
passen. Ik wil geen vertraging inbouwen in de lopende tracéprocedure inbouwen en deze
onverkort voortzetten.
5
Bent u bereid te onderzoeken welke invloed de aanleg van de spoorverbinding heeft op
mogelijk toekomstige capaciteitsknelpunten, zoals aangekondigd in de LMCA Wegen, op
parallel gelegen wegcorridors zoals de A16 (Moerdijkbrug) en de A2?
5
In antwoord op de vorige vraag heb ik aangegeven dat de verbetering van het openbaar
vervoer in het algemeen een gering effect heeft op het gebruik van het wegennet. Dit
effect zal nog grootst zijn op de betreffende corridor (in dit geval de A27); op andere
corridors (A2 en A16) zal het effect kleiner zijn. Ik verwacht dat de relevantie van dit effect
wegvalt door het effect van Anders Betalen voor Mobiliteit. Mocht echter uit de audit
blijken dat er wel degelijk reden is te veronderstellen dat de aanleg van de spoorlijn
voldoende invloed heeft op de noodzaak van capaciteitsuitbreiding van wegen, dan zal ik
alsnog besluiten tot verdere studie.
---
VENW/DGP-2008/3667
6
Wanneer is het onderzoek op basis van de MER-richtlijnen naar de vraag of de conclusies
uit 1999 uit de verkennende studie corridor (Breda-Utrecht) t.a.v. een eventuele spoorlijn
nog steeds van kracht zijn afgerond? Kan dit voor de MIRT behandeling naar de Kamer?
6
De richtlijnen zullen op korte termijn worden gepubliceerd. Het onderzoek kan pas daarna
van start gaan. Voor het project A27 is een goede milieueffectrapportage noodzakelijk,
met name om eventuele juridische problemen te voorkomen. Deze zal niet beschikbaar
zijn voor de komende MIRT-behandeling. Ik reken erop dat de vraag of de conclusies uit
1999 nog steeds van kracht zijn ook op basis van de audit voor behandeling van het MIRT
in het komende najaar beantwoord kan worden.
7
Bent u bereid in het MER A27 Utrecht-Hooipolder op basis van de nieuwe
vervoersprognose één of meer alternatieven op te nemen waarin een spoorlijn wordt
gerealiseerd, bijvoorbeeld als onderdeel van het Meest Milieuvriendelijk Alternatief? Zo
neen, waarom niet?
7
Nee. Dat zou betekenen dat de richtlijnen voor de MER veranderd zouden moeten
worden. Dat leidt tot vertraging van het project A27. De aanleg van een spoorlijn is voor
mij bovendien nog geen alternatief voor de verbreding van de A27. Op basis van de
studie uit 1999 is door mijn ministerie immers vastgesteld dat de aanleg van deze spoorlijn
geen zinvolle beleidsoptie is.
Uit de in antwoord op vraag 3 genoemde audit dient te blijken of verder onderzoek naar
aanleg van de spoorlijn Breda Utrecht wenselijk is. Op dat moment zal ik een eventuele
spoorlijn als een afzonderlijk project oppakken. Natuurlijk speelt dan bij de eventuele
verdere uitwerking van het spoorproject wel een rol dat bij gelijktijdige aanleg van de twee
projecten synergie-effecten te behalen zijn.
Overigens geef ik u hier nog eens nadrukkelijk aan dat ik voorrang zal geven aan de
inspanningsverplichting die ik eerder ben aangegaan voor verbetering van de
infrastructuur op vier spoorcorridors (Den Bosch Utrecht, Rotterdam Den Haag, Den
Haag Almere en Utrecht Arnhem). Ik heb toegezegd voor deze corridors in totaal
4,5 mrd middelen te zullen zoeken; ik ben in geen geval bereid een deel van deze
middelen te bestemmen voor een spoorlijn Breda Utrecht.
8
Bent u bereid, zoals aangeboden door BAM, de berekeningen voor de zomer te verifiëren
en te participeren in het onderzoek naar de vraag of er een haalbare business case is voor
deze spoorlijn, eventueel in combinatie met woningbouw, en daarbij ook de mogelijkheid
van publiek private samenwerking te onderzoeken?
---
VENW/DGP-2008/3667
8
In antwoord op vraag 2 heb ik reeds aangegeven een audit te laten doen naar de
berekeningen van BAM Rail. Het lijkt mij noodzakelijk allereerst de wenselijkheid van een
nieuwe spoorlijn vast te stellen; pas daarna is een businesscase aan de orde. Het dan wel
aan de initiatiefnemers om ook hier een onderbouwd voorstel te doen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat