23 apr 2008
Onderdeel: Wageningen Universiteit
Nummer: P026
Persbericht van Wetsus en Wageningen Universiteit
Technologisch Top Instituut Wetsus en Wageningen Universiteit starten samen met een tiental bedrijven een omvangrijk onderzoeksprogramma naar biobrandstof uit microscopisch kleine algen. Algen vormen veel efficiëntere bron voor biobrandstoffen en concurreren niet met voedsel, zoals bij de gangbare energiegewassen koolzaad, maïs of palmolie. In het nieuwe onderzoeksprogramma met een startinvestering van ruim één miljoen euro per jaar zullen onderzoekers de komende jaren nagaan hoe de productietechnologie van deze tweede generatie biobrandstoffen is te optimaliseren en te integreren met productie van eiwit voor voedsel, CO2 fixatie en waterzuivering.
Algen stellen weinig eisen aan hun groeiomstandigheden. Ze zijn gemakkelijk te kweken in brak of zelfs zout water. Hun groei wordt nog versneld door koolzuurgas door het water te leiden en mineralen en voedingsstoffen zoals fosfor en nitraat toe te dienen. De algen leggen met behulp van zonlicht de opgeloste CO2 vast, veelal in de vorm van vet- en olieachtige stoffen (lipiden) of eiwitten. Daarbij scheiden de algencellen zuurstof uit als 'afvalstof'.
Voorstudies hebben aangetoond dat productie van biodiesel via microalgen economisch haalbaar is. Daartoe is het wel nodig om de opbrengst te verbeteren, de energieinput voor mengen en oogsten sterk te reduceren en niet alleen biodiesel als eindproduct te winnen, maar alle inhoudstoffen te verwaarden middels zgn. bioraffinage. De weg naar biobrandstoffen uit algen is aantrekkelijk, omdat de potentiële opbrengst van micro-algen ca. tien keer hoger is dan die van energiegewassen. Met de huidige technologie is in Nederland nu reeds een maximale jaarlijkse opbrengst van 20 000 liter olie per hectare mogelijk, aanzienlijk meer dan de 6000 liter olie uit oliepalmen als een van de meest lucratieve energiegewassen. De onderzoekers stellen zich ten doel deze opbrengst met behulp van algen verder te verhogen.
Onderzoek
Het proces in de bioreactor is erop gericht in korte tijd en met de input van zo min mogelijk energie grote hoeveelheden biomassa te genereren met een hoog gehalte aan olie. Daartoe is ook het ontwerp van de reactor van invloed. Voor grootschalige producties zijn omvangrijke systemen nodig, mogelijk te realiseren dicht bij plaatsen waar veel CO2 geproduceerd wordt (zoals elektriciteitscentrales) of waar veel nutriënten vrijkomen (mest of afvalwater) of op plaatsen waar veel zonlicht beschikbaar is (woestijngebieden). Het onderzoek zal zich derhalve concentreren op zowel het ontwerp van het gehele systeem als op deelprocessen daarin.
Diverse barrières dienen nog overwonnen te worden. Zo valt te denken aan het optimaliseren van de CO2-toevoer in de bioreactor, het maximaliseren van de fotosyntheseproces om dit CO2 te binden en om zoveel mogelijk olie te produceren. De olie, 30-60 procent van het gewicht van de gedroogde algen, zal tot bruikbare biobrandstoffen worden geraffineerd of dienen als grondstof voor de chemische industrie. De geproduceerde eiwitten (bijna de helft van de gedroogde algen) zijn mogelijke grondstoffen voor voedingsmiddelen. Ook richt het onderzoek zich op de methoden om algen goedkoop grootschalig te oogsten. Het oogstproces door middel van centrifugeren van het algenmengsel vergt nu nog tot vijftien procent van de productiekosten.
De wereldwijd stijgende vraag naar voedselgewassen en vraag naar energiegewassen als maïs, soja, zonnebloemen, jatropha en oliepalmen doen een concurrerend beroep op goede landbouwgronden en drijft de voedselprijs op. Een tweede generatie biobrandstoffen uit microalgen, die de voedselzekerheid met name in ontwikkelingslanden niet aantast, kan de druk verlichten. Voor productie van algen is immers geen vruchtbare landbouwgrond nodig, elk oppervlak is in principe geschikt.
Momenteel hebben elf binnen- en buitenlandse bedrijven zich gecommiteerd aan dit nieuwe onderdeel van het onderzoeksprogramma van Wetsus. Dit zijn Biosoil, Dow Chemicals, Eneco Energie, Friesland Foods, Hednesford, Ingrepro, Hubert/ Landustrie, Neste Oil, Nuon, Rosendaal Energy en Syngenta. Zij bepalen gezamenlijk en in samenspraak met de betrokken vakgroepen de onderzoeksagenda. Het programma, onderdeel van het Technologisch Topinstituut Watertechnologie, wordt vervolgens door onderzoekers van Wageningen Universiteit uitgevoerd in Wageningen en op het Wetsus laboratorium in Leeuwarden.