Ministerie van Buitenlandse Zaken

Richtlijn ETS

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de EU houdende wijziging van richtlijn 2003/87 teneinde het systeem van emissiehandel van broeikasgasemissierechten in de EU te verbeteren en uit te breiden. Deze richtlijn is onderdeel van het klimaat- en energiepakket dat de Europese Commissie op 23 januari 2008 heeft gepresenteerd.

* Basisgegevens

* Essentie voorstel

* Proportionaliteit en subsidiariteit

* Consequenties

* Nederlandse positie

Basisgegevens

Datum Commissiedocument: 23 januari 2008

Nr. Commissiedocument: COM(2008) 16 final

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl &DosId=196654

Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC (2008) 052
http://ec.europa.eu/environment/climat/emission/pdf/com_2008_16_ia_en. pdf

Behandelingstraject Raad: Behandeling in de Raadswerkgroep Milieu is gestart in januari 2008. Initiële beleidsdebat over het klimaat/energiepakket waar deze voorstellen deel van uitmaken in de Milieuraad van maart 2008. Naar verwachting volgt afronding in het voorjaar van 2009.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van VROM in nauwe samenwerking met ministerie van EZ.

Rechtsbasis: Artikel 175(1) van het EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Over het richtlijnvoorstel vindt besluitvorming plaats bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad en met medebeslissing van het Europees Parlement (art. 251 EG-Verdrag).

Comitologie: Bestaande comitologie-comité van de Climate Change Committee (CCC) blijft gehandhaafd.
De Commissie heeft al op basis van de huidige richtlijn de volgende bevoegdheden:
o art. 9 (richtsnoeren voor opstellen nationale toewijzingsplannen) o art. 14 (monitoring en rapportage)
o art. 19 (registerverordening)
o art. 22 (bevoegdheid wijzigen bijlage III)
o art. 24 (goedkeuren opt-in aanvraag lidstaten en het opstellen van monitoring en rapportage voorschriften hiervoor) o art. 25 (aansluiten bij andere emissiehandelssystemen)

Nieuwe bevoegdheden voor de Commissie in het Commissievoorstel: o art 10, vijfde lid (verordening voor de organisatie van veilen van emissierechten)
o art 10a, eerste lid (vaststellen toewijzingsregels voor gratis rechten)
o art. 10a, negende lid (vaststellen van sectoren met risico van `carbon leakage')
o art. 15 (verordening voor regels omtrent verificatie) o art. 22 (wijzigen van alle bijlagen, behalve 1) o art. 24a, eerste en tweede lid (regels met betrekking tot de toewijzing van rechten aan opt-in projecten)
o art. 28 (regels over het gebruik van CDM- en andere externe kredieten)

Essentie voorstel

De hoofdlijn van het voorstel van de Europese Commissie is dat, voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen zoals die in de Voorjaarsraad in 2007 zijn afgesproken, veel meer ingezet wordt op een Europees geharmoniseerd emissiehandelssysteem. Daarnaast is er meer aandacht voor de milieu-integriteit van het systeem, wat essentieel is om emissiehandel goed te laten functioneren. Het is namelijk belangrijk dat één ton CO2-reductie in alle lidstaten ook echt één ton CO2-reductie is. Dit kan alleen bereikt worden met een goed toezicht- en handhavingsregime.

Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen Commissie en lidstaten. Nederland beoordeelt proportionaliteit en subsidiariteit positief.

Nederland is over het algemeen positief over het voorstel maar heeft een viertal opmerkingen bij het voorstel.

1) Nederland heeft geen bezwaar tegen de aanbeveling van de Commissie om een deel van de opbrengsten te bestemmen voor onder meer nationaal klimaat- en energiebeleid, maar wijst iedere vorm van oormerken door de Commissie van nationale begrotingsmiddelen van de hand.
2) Nederland is blij dat kleine installaties buiten het systeem kunnen worden gelaten, maar het voorstel gaat nog niet ver genoeg.
3) De Commissie stelt voor dat ETS bedrijven wel CDM- en andere externe kredieten mogen blijven gebruiken, maar alleen een hoeveelheid die overeenkomt met het gedeelte van hun huidige limiet die ze nog niet hebben opgebruikt. Over het voorstel met betrekking tot JI (Joint Implementation) en CDM (Clean Development Mechanism) heeft Nederland nog een studievoorbehoud.

4) De Commissie stelt een gemeenschapsregister voor. Het voorstel biedt nog geen duidelijkheid over wat dit register zal behelzen. Nederland stelt voor de uitgangspunten van de functie en de taken van dit gemeenschapsregister op hoofdlijnen in de richtlijn op te nemen.

Het voorstel behelst een aantal belangrijke verbeteringen in de richtlijn emissiehandel (Emission Trading Scheme, ETS) voor na 2012. De Commissie zet in op volledige harmonisatie van de methode voor toewijzing van rechten. Eén Europees CO2-plafond voor de ETS sectoren wordt ingevoerd, in plaats van één plafond voor elke lidstaat, met als doelstelling 21% reductie in 2020 t.o.v. 2005. Indien er mondiale klimaatdoelen komen, dan zullen de doelen voor de ETS sectoren naar boven worden bijgesteld volgens een uniforme methodiek. Daarnaast stelt de Commissie ook voor om één reserve in te stellen voor nieuwkomers in de emissiehandel met daarin 5% van de totale hoeveelheid beschikbare emissierechten. Uitgangspunt voor de verdeling van emissierechten is veilen: voor de elektriciteitsproductie 100% vanaf 2013; voor de industrie loopt het percentage veilen geleidelijk op. In 2013 wordt nog 80% van de rechten gratis ter beschikking gesteld, jaarlijks lineair aflopend naar 0% in 2020. In 2011 wordt een nader besluit genomen hoe om te gaan met de energie-intensieve industrie die concurrentienadeel ondervindt van het ETS. Nieuwe bedrijven zullen gelijk behandeld worden als vergelijkbare al bestaande bedrijven. 90% wordt verdeeld op basis van historische emissies (emissieniveau in 2005) en 10% van de hoeveelheid te veilen rechten wordt over de lidstaten verdeeld op basis van nationale welvaart (BBP per capita). De Commissie acht het wenselijk dat de lidstaten 20% van de opbrengsten van de veiling van emissierechten bestemmen voor onder meer nationaal en internationaal klimaat- en energiebeleid. Wanneer bedrijven gebruik maken van CCS, hoeven ze geen rechten in te leveren over de afgevangen emissies. Kleine verbrandingsinstallaties met een uitstoot van minder dan 10 kton kunnen via een opt-out regeling buiten het systeem komen. De Commissie stelt voor dat bedrijven geen extra CDM-rechten of andere externe kredieten mag gebruiken, maar alleen de overgehouden rechten uit de periode 2008-2012. De Commissie wil een aantal aparte verordeningen, bijvoorbeeld voor monitoring en rapportage, en voor verificatie en accreditatie. Het voorstel gaat uit van één Europees gemeenschapsregister voor het ETS.

Uit de impact assessment van de Commissie blijkt dat de efficiëntie en de voorspelbaarheid van het emissiehandelssysteem kan worden verbeterd met de verdergaande harmonisatie van het ETS, de hoogte van het plafond en de keuze voor veilen als uitgangspunt bij de allocatie van rechten. De toevoeging van landtransport en zeescheepvaart aan het emissiehandelssysteem wordt ontraden, maar op de langere termijn zou het overwogen kunnen worden.

De verschillende uitvoeringen van de handhavingsketen in de verschillende lidstaten heeft ervoor gezorgd dat de integriteit van het systeem onder druk is komen te staan. Met aparte verordeningen wil de Commissie de milieu-integriteit beter waarborgen De precieze gevolgen voor de administratieve lasten zijn nog niet bekend. Wel is duidelijk dat de stijging van de administratieve lasten als gevolg van bepalingen uit het voorstel in een aantal gevallen eenmalig is, en zich vooral op de korte termijn zal voordoen. Door de invoering van een ondergrens waardoor kleine installaties buiten het systeem komen te vallen, wordt de efficiëntie van het systeem vergroot en dalen de administratieve lasten.

Bij een 20% reductiedoelstelling, wordt een gemiddelde CO2-prijs van circa EUR 30 per ton verwacht (met de voorgestelde restricties op het gebruik van CDM - en andere externe kredieten). Wanneer de doelstelling -30% is, stijgt de gemiddelde CO2-prijs naar verwachting naar circa EUR 42.
De impact assessment van het ETS is overigens niet los te zien van de impact assessment van het totale klimaat- en energiepakket.

Proportionaliteit en subsidiariteit

a) Bevoegdheid:
De Commissie heeft op het vlak van milieubeleid een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten.

b) Functionele toets
o Subsidiariteit
Positief.
o Proportionaliteit:
Positief.
o Onderbouwing:
De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld. Het voorstel noopt tot wijziging van bestaande communautaire wetgeving (Richtlijn 2003/87/EG); dit kan alleen op Europees niveau gebeuren. Voorzien kan worden dat het oogmerk van de richtlijn, t.w. CO2 reduceren op kosteneffectieve wijze, zonder Europese regulering niet of met aanzienlijke vertraging van de grond komt. Emissiehandel voor de lidstaten kan het beste op EU niveau worden geregeld om te komen tot een gelijk speelveld. Het is daarom van groot belang dat emissiehandel op een geharmoniseerde wijze wordt uitgevoerd in alle lidstaten. Emissiehandel op nationaal niveau zou tot meer ongelijkheid leiden tussen de lidstaten. In het Commissievoorstel wordt een gemeenschapsregister voorgesteld. Het voorstel biedt nog geen duidelijkheid over wat dit register zal behelzen. Of het instellen van een gemeenschapsregister past binnen het subsidiariteitsbeginsel hangt af van de interpretatie van dit artikel. (zie ook onder Nederlands oordeel)

De proportionaliteit wordt als positief beoordeeld omdat het voorstel in verhouding staat tot de nagestreefde harmonisatiedoelstelling: het instrument van een richtlijn is het meest geëigende instrument om zeker te stellen dat er geharmoniseerde regelgeving is voor emissiehandel. Tevens gaat het hier om wetgeving die het mogelijk moet maken om de klimaatdoelstellingen die de Europese Raad in 2007 aannam, te verwezenlijken. Daarnaast blijven de lidstaten verantwoordelijk voor de monitoring, handhaving en verifiëring van het systeem en het veilen van de rechten.

c) Nederlands oordeel:
Positief. De aanpak van het klimaatprobleem is één van de grootste, mondiale uitdagingen van deze tijd; een uitdaging die verplicht tot vooruitstrevend nationaal, Europees en mondiaal beleid en tot intensieve internationale samenwerking. In dit kader heeft de Europese Raad ambitieuze doelen gesteld, waaronder voor de emissies van broeikasgassen. Nationaal heeft het kabinet een reductiedoelstelling voor broeikasgasemissies van 30% in 2020 ten opzichte van 1990 gesteld. In dat licht is Nederland van mening dat het wenselijk en opportuun is om het EU-emissiehandelssysteem verder te verbeteren. Echter, er is ook een aantal kanttekeningen te plaatsen.

De Commissie acht het wenselijk dat lidstaten een deel van de opbrengsten van de veiling van emissierechten bestemmen voor nationaal en internationaal klimaatbeleid. Nederland is er voorstander van dat adequate, voorspelbare, nieuwe en additionele financiële ruimte wordt geschapen voor de ondersteuning van de armste ontwikkelingslanden en van die andere ontwikkelingslanden die bereid zijn ook een bijdrage te leveren aan het klimaatbeleid. Dit is ook in lijn met hetgeen in Bali is afgesproken. Nederland heeft ook geen bezwaar tegen de aanbeveling van de Commissie om een deel van de opbrengsten te bestemmen voor onder meer nationaal klimaat- en energiebeleid maar wijst iedere vorm van oormerken van nationale begrotingsmiddelen door de Commissie van de hand. Nederland is van mening dat andere oplossingsrichtingen op dit punt hun beslag moeten krijgen.
Het huidige artikel 19, eerste lid, van de richtlijn schrijft voor dat lidstaten een register moeten bijhouden waarin de emissierechten geregistreerd worden. In het Commissievoorstel wordt een gemeenschapsregister daarvoor in de plaats gesteld. Of het instellen van een gemeenschapsregister past binnen het subsidiariteitsbeginsel hangt af van de vraag van hoe dit artikel moet worden geïnterpreteerd. Het is de vraag of de Commissie alle taken van de nationale registerbeheerders op zich zal nemen, of dat het voorstel is beperkt tot een gezamenlijk ICT-systeem, waarbij de lidstaten nog hun nationale rekening, bedrijfs- en particulierenrekeningen kunnen beheren. Op grond van het Kyo to-protocol moeten de landen in ieder geval nog een eigen register hebben om een aantal VN-verplichtingen te kunnen naleven. Dienstverlening aan de bedrijven aan de hand van het rekeningenbeheer, is typisch een taak welke beter door de lidstaten zelf kan worden uitgevoerd. Nederland stelt voor de uitgangspunten van de functie en de taken van dit gemeenschapsregister op hoofdlijnen in de richtlijn op te nemen.

Consequenties

Implicaties financieel
a)Consequenties EG-begroting:
Een gemeenschapsregister heeft naar verwachting gevolgen voor de EG-begroting. Omvang is afhankelijk van nadere uitwerking.

b)Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden:
Het veilen van (een deel van) de emissierechten leidt tot inkomsten voor de overheid. De omvang hiervan is afhankelijk van de hoeveelheid te veilen rechten (volgens voorstel van de Commissie pas bekend in 2011) en de prijs van een emissierecht, zoals die op de markt tot stand komt. Mogelijke range voor NL loopt uiteen van EUR 0,5 tot 2 miljard per jaar.

c)Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger: De richtlijn zal naar verwachting zowel leiden tot een hogere rekening voor elektriciteitsverbruik voor de bedrijven en de burger als tot een hogere rekening voor CO2 uitstoot voor bedrijven. Een (strakker) CO2-plafond zal immers resulteren in een hogere prijs voor CO2. Dit leidt tot extra kosten voor productie en energie voor het bedrijfsleven en burgers.
Het MNP en het CPB zullen op korte termijn berekeningen uit gaan voeren naar o.a. de financiële en economische effecten van het voorstel voor Nederland.

d)Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:
De invoering van een ondergrens voor het uitsluiten van kleine installaties, in combinatie met een aanpassing in de optelregel, waarbij verbrandingseenheden kleiner dan 3 MWth niet meetellen om te bepalen of de totale som van de verbrandingseenheden boven de 20 MWth uitkomt, zorgt er voor dat er in de gehele EU ca. 5000 installaties buiten het systeem vallen. Dit resulteert in een besparing van administratieve lasten van minimaal EUR 4,2 per ton CO2. De lidstaten hoeven geen nationale toewijzingsplannen meer in te dienen bij de Commissie. Dit resulteert in een aanzienlijke daling van bestuurlijke en administratieve lasten bij de overheid en bedrijven. De revisieverplichting voor de emissievergunning elke 5 jaar zal resulteren in een toename van de administratieve lasten van de bedrijven en overheid. Nederland wenst bij aanvullende voorstellen voor noodzakelijke concrete maatregelen aandacht voor het voorkomen van onnodige regeldruk voor bedrijven. Verder is het voor Nederland van belang dat de Commissie bij vervolgvoorstellen een degelijke impact assessment bijvoegt, inclusief een volwaardige kosten-batenanalyse.

Implicaties juridisch
a)Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:
Het richtlijnvoorstel leidt tot aanpassingen in het bestaande hoofdstuk 16 inzake emissiehandel van de Wet milieubeheer en het daarop gebaseerde besluit en ministeriële regeling. Elementen die moeten worden gewijzigd zijn: de reikwijdte van het systeem van emissiehandel, de regels voor monitoring, verslaglegging en verificatie, de regels voor toewijzing en voor het gebruik van emissierechten uit CDM-projecten.

b)Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De regels omtrent de verzameling van gegevens voor de toewijzing en het vaststellen van de lijst bedrijven voor wie gratis emissierechten worden toegewezen moeten uiterlijk 31 december 2009 zijn omgezet, onafhankelijk van de publicatiedatum. De overige regels moeten uiterlijk 31 december 2012 zijn omgezet. Aangezien de Commissie erop koerst om de definitieve richtlijn in 2009 te publiceren, is het de vraag of de eerstgenoemde termijn haalbaar is.

c)Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
Dit richtlijnvoorstel vloeit voort uit een evaluatie die de Commissie vorig jaar heeft gehouden. De Commissie zal uiterlijk 2025 de lineaire factor herzien waarmee het emissieplafond wordt vastgesteld. De bestaande evaluatiebepaling in de richtlijn wordt niet gewijzigd. Aangezien de data in dat artikel achterhaald zijn en Nederland belang hecht aan een goede werking van het emissiehandelsysteem, stelt Nederland voor om dit artikel aan te passen omdat regelmatige evaluatie van het systeem hieraan kan bijdragen.

Implicaties voor uitvoering en handhaving
Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d.
Met de uitvoering van ETS is ingevolge hoofdstuk 2 van de Wet milieubeheer de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) belast. Thans een baten-lastendienst van VROM (beoogd ZBO).

Uitvoerbaarheid en Handhaafbaarheid:
Eén van de speerpunten van het kabinet is versterking én harmonisatie van de uitvoering en handhaving van ETS. Doel hiervan is drieledig.
1. Zorg dat in de hele EU op basis van betrouwbare CO2-gegevens wordt ` afgerekend' (in de vorm van emissierechten) met de bedrijven. Hetgeen essentieel is om de (milieu)-integriteit van het systeem te waarborgen.

2. Verbetering van de uitvoerbaarheid.

3. Verbetering van de handhaafbaarheid.

Het voorstel bevat belangrijke voorstellen (waarvan voorstel 1 tot en met 3 door Nederland eerder zijn ingezet) om bovenstaande doelen te bereiken. De belangrijkste zijn:

1. meer harmonisatie van de regels op het gebied van de monitoring van CO2, de verificatie en accreditatie;

2. kleinere bedrijven die weinig CO2 veroorzaken kunnen buiten het systeem blijven, zgn. opt-out;

3. er is een nieuwe duidelijkere brede definitie gekomen van verbrandingsinstallatie (doel 1 en 2);

4. installaties die uitsluitend biomassa gebruiken worden uitgezonderd.
Voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (en vanuit oogpunt van rechtsgelijkheid) zou het beter zijn als de opt-out (zie voorstel 2) niet alleen voor verbrandingsinstallaties zou gelden, maar ook voor de procesindustrie.
Het voorstel zal in zijn algemeenheid nog vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid / handhaafbaarheid en administratieve lasten worden bestudeerd en in het bijzonder de nieuwe definitie van verbrandingsinstallatie in relatie tot bijlage 1. Nederland zal de gevolgen voor de administratieve lasten in beeld brengen en proberen onnodige administratieve lasten te voorkomen.

Een punt van zorg, bekeken vanuit beleidsmatig, juridisch (aansprakelijkheid) en uitvoeringstechnisch oogpunt, is het instellen van een community register (artikel 19 lid 1). Dit punt behoeft nadere verduidelijking en bestudering m.b.t. consequenties voor Nederland. De vraag is vooralsnog of de Europese Commissie in staat is om een dergelijk register te beheren met allerlei uitvoeringstaken als: communicatie met bedrijven, elektronische services, etc. die verbonden zijn aan het beheren van een emissiehandelsregister, of in staat zal zijn nationale initiatieven als glastuinbouw en N2O te faciliteren in het register.

Implicaties voor ontwikkelingslanden
a) De Commissie bepaalt in de richtlijn hoeveel CDM- en andere externe kredieten bedrijven in het ETS mogen gebruiken. Ook in het huidige systeem tot en met 2012 is het gebruik daarvan door bedrijven gelimiteerd. Voor de periode 2013-2020 geldt dat bedrijven geen extra CDM- en andere externe kredieten mogen inzetten. Wel mogen ze de overgehouden CDM-rechten uit de periode 2008-2012 meenemen en inzetten. Het totale gebruik van CDM en andere kredieten ligt daarmee voor de periode 2008 tot en met 2020 nu al vast. Dit resulteert in minder CDM-projecten in ontwikkelingslanden. De Commissie meent echter dat de huidige limieten voor het gebruik van CDM en andere kredieten te ruim zijn. .
De Commissie beveelt aan om een deel van de veilingopbrengsten te laten terugvloeien naar nationaal en internationaal klimaatbeleid onder andere voor adaptatie. Deze aanbeveling kan positieve gevolgen hebben voor ontwikkelingslanden en voor de inzet van deze landen in het kader van het VN Klimaatverdrag omdat hiermee tegemoet wordt gekomen aan de afspraken over financiering voor internationaal klimaat gemaakt in Bali.

Nederlandse positie

Het voorstel van de Commissie sluit op een groot aantal punten aan op de standpunten die Nederland eerder heeft ingebracht. Nederland zal zich dan ook positief opstellen en er aan bijdragen dat er overeenstemming is over aanpassingen van de Richtlijn voordat het Europese Parlement met verkiezingsreces gaat (april 2009).

De Commissie zet conform de wens van Nederland in op het verder versterken en uitbreiden van het handelssysteem en wil dit vooral bereiken door meer harmonisatie op Europees niveau. Op die manier wordt het gelijke speelveld binnen Europa bevorderd.

Er wordt een plafond op Europees niveau voorgesteld voor ETS-sectoren, wat het gelijke speelveld in Europa ten goede zal komen. Nederland hecht hier sterk aan. Op deze manier is namelijk de verdeling tussen ETS-sectoren gelijk tussen de lidstaten.

Nederland is verheugd dat de Commissie - conform de inzet van het kabinet - kiest voor het veilen van emissierechten. Veilen is het meest efficiënte instrument voor allocatie, hiermee wordt het principe van de vervuiler betaalt ingevuld, ontstaat er extra stimulans voor CO2-arme technologieën en duurzame energie, en worden windfall profits voorkomen.

Nederland is voorstander van het zoveel mogelijk veilen. In het Duurzaamheidakkoord met het bedrijfsleven is afgesproken dat over de gevolgen van het voorstel van de Commissie nader overleg komt met het bedrijfsleven. Dit overleg heeft plaatsgevonden op 26 februari 2008.

Veilingen dienen volgens de richtlijn zo te worden opgezet dat bedrijfslocaties, die onder het handelssysteem vallen, makkelijk rechten kunnen kopen op de veiling. Tevens dient voorkomen te worden dat andere partijen de veiling kunnen verstoren.

Om dit doel te realiseren zal de commissie voor 31 december 2010 een verordening opstellen op gebied van het veilen van CO2-emissierechten. De verordening is er op gericht dat de veiling wordt uitgevoerd in een open, transparante en niet-discriminerende wijze. Nederland ondersteunt dit voorstel en zal haar ervaring met veilen in 2008 en 2009 inbrengen in het overleg over de verordening.

Nederland vindt het belangrijk dat er in Europees verband tegemoet wordt gekomen aan onacceptabele concurrentienadelen voor mondiaal concurrerende energie-intensieve sectoren, die geconfronteerd worden met mondiale concurrenten die geen (met de EU) vergelijkbare reductieverplichtingen kennen, waarvan de marktprijzen tot stand komen op de wereldmarkt, waardoor doorberekening niet mogelijk is. Ook vindt Nederland dat er tijdig en eerder dan de Commissie nu voorziet (2011) duidelijkheid moet komen over sectoren waarin minder of in het geheel niet zal worden geveild. Een goed investeringsklimaat vraagt om deze duidelijkheid. In het algemeen streven Nederland en de EU naar een internationaal klimaatakkoord, dat internationale concurrentieproblemen zoveel mogelijk beperkt. In aanvulling op nationale doelstellingen voor de ontwikkelde landen kunnen ook internationale sectorale akkoorden daarvan onderdeel uitmaken. Nederland zal er voor pleiten dat evenwichtige handelsmaatregelen, waar relevant en mogelijk, in multilateraal verband worden aangegaan.

De Commissie acht het wenselijk dat lidstaten een deel van de opbrengsten van de veiling van emissierechten bestemmen voor onder meer nationaal en internationaal klimaatbeleid. Nederland is er voorstander van dat adequate, voorspelbare, nieuwe en additionele financiële ruimte wordt geschapen voor de ondersteuning van de armste ontwikkelingslanden en van die andere ontwikkelingslanden die bereid zijn ook een bijdrage te leveren aan het klimaatbeleid. Dit is ook in lijn met hetgeen in Bali is afgesproken. Nederland heeft geen bezwaar tegen de aanbeveling van de Commissie om een deel van de opbrengsten te bestemmen voor onder meer nationaal klimaat- en energiebeleid . maar wijst iedere vorm van oormerken van nationale begrotingsmiddelen door de Commissie van de hand.

Over de aanwending van de nationale veilingopbrengsten zal het kabinet mede n.a.v. overleg met het bedrijfsleven een nadere positie bepalen. In het algemeen kan al wel gesteld worden dat bij de nationale besteding van de opbrengsten oog moet worden gehouden voor de lasten van burgers en bedrijfsleven. Het besluit om emissierechten te gaan veilen, komt voort uit de wetenschap dat dit het beste allocatiemechanisme is, en niet primair uit de wens om zo inkomsten voor de overheid te genereren (dit principe is ook opgenomen in het Duurzaamheidsakkoord).

Ten aanzien van de reikwijdte van ETS is Nederland blij dat de definitie van verbrandingsinstallaties is verduidelijkt. Hierdoor zullen in alle Lidstaten dezelfde installaties onder het systeem vallen. Nederland kan zich ook vinden in het opnemen van het broeikasgas N2O. Hierbij wordt aangesloten bij het opt-in verzoek van Nederland voor dergelijke installaties in de tweede handelsperiode (2008-2012). Ook het opnemen van CCS is in lijn met de Nederlandse inzet.

In het EU voorstel worden kleine verbrandingsinstallaties met een uitstoot van minder dan 10 kton CO2 per jaar uitgesloten van ETS. NL is altijd voorstander geweest kleine installaties niet mee te nemen in het handelssysteem omdat de kosten niet opwegen t.o.v. de mogelijke milieubaten. Het voorstel van de Commissie is een eerste stap hiertoe, maar is onvoldoende. Nederland wenst de ondergrens te leggen bij 25 kton en niet te beperken tot alleen verbrandingsinstallaties, ook kleine installaties uit de aangewezen sectoren, zoals de keramische industrie, moeten gebruik kunnen maken van de opt-out-regeling. Voor deze bedrijven geldt dezelfde kosten-batenafweging.

Wel pleit het kabinet er voor om het mogelijk te maken dat onder voorwaarden kleine installaties door middel van een samenwerkingsverband gekoppeld worden aan het EU ETS. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan de kleine glastuinbouwbedrijven.

De Commissie stelt voor dat ETS bedrijven wel CDM- en andere externe kredieten mogen blijven gebruiken, maar alleen die rechten die men overhoudt in de periode 2008-2012 en meeneemt naar de periode na 2012. De huidige limieten voor bedrijven zijn vastgelegd in de nationale toewijzingsplannen. Bedrijven mogen in Nederland in de periode 2008-2012 10% JI- en CDM-rechten van de hun totaal toegewezen emissierechten gebruiken ter dekking van hun emissies. Met dit Commissievoorstel weet een bedrijf nu al precies hoeveel CDM- en andere externe kredieten het bedrijf van 2008 tot en met 2020 kan gebruiken. De absolute hoeveelheid die dus eerst alleen vastgelegd was voor de periode tot en met 2012, geldt nu tot en met 2020. De percentages lopen binnen de lidstaten uiteen van gemiddeld 10% tot 20%. De reden daarvoor is dat de Commissie verwacht dat de limieten in de periode 2008-2012 te ruim zijn, waardoor te weinig reductie in Europa zelf plaatsvindt. Met dit voorstel wordt dus de ongelijkheid in het gebruik van CDM-rechten gehandhaafd tussen bedrijven in de verschillende lidstaten ook na 2012. Nederland wil een studievoorbehoud houden op dit onderdeel, omdat Nederland de zorgen van de Commissie deelt, maar wil kijken of er niet een betere oplossing is waarbij wel voor de bedrijven een gelijk speelveld wordt bereikt. Daarnaast wil Nederland de positie van de ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen, in het CDM nader bekijken. Nederland is daarnaast voorstander om reducties die tot stand komen via sinks/bossenprojecten in het kader van CDM en andere externe kredieten mee te laten tellen in het EU ETS.

Eén van de speerpunten van het kabinet is versterking én harmonisatie van de uitvoering en handhaving van ETS. Positief is daarom dat er ruim aandacht wordt besteed aan het versterken van de milieu-integriteit van het systeem. Het gaat hier om belangrijke zaken als monitoring en verificatie van de CO2-gegevens.

Het artikel, dat een gemeenschapsregister beoogt in te stellen, biedt nog geen duidelijkheid wat dit register zal behelzen. Nederland stelt voor de uitgangspunten van de functie en de taken van dit gemeenschapsregister op hoofdlijnen in de richtlijn op te nemen. Er zou een oplossing moeten komen die de voordelen van één ICT-systeem kan verwezenlijken en tegelijkertijd er voor zorgt dat Nederland onafhankelijk van de Europese Commissie de registerverplichtingen ingevolge het Kyoto-Protocol kan blijven naleven, service aan de bedrijven kan blijven leveren, en nationale initiatieven zoals een emissiehandelssysteem voor de glastuinbouw kan verwezenlijken. (zie ook onder punt 4b en 7).

Tot slot zal het hele voorstel kritisch worden beoordeeld op de gevolgen voor de administratieve lasten van alle partijen, een voorbeeld hiervan is de introductie van de revisieverplichtingen voor de emissievergunning voor ETS.

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl