Ministerie van Financiën

Kamervragen over knelpunten in de Regeling bedrijfsfitness

Kamervragen | 22-04-2008 | nr DB08-154

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA 's-GRavenhage

Uw brief (Kenmerk): 18 maart 2008 (2070814820)

Ons kenmerk: DB 2008-154 U

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van Atsma en Hessels (beiden CDA) over knelpunten in de Regeling bedrijfsfitness.

Hoogachtend,

De staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Meer informatie


* Antwoorden mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op vragen van de leden Atsma en Hessels
* Bijlage | PDF bestand , 19.0 kb
Antwoorden mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op vragen van de leden Atsma en Hessels (beiden CDA) over knelpunten in de Regeling bedrijfsfitness (ingezonden 17 maart 2008) Kenmerk 2070814820
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de knelpunten in de Regeling bedrijfsfitness, zoals door Gepoma (GezondheidsPoolManagement) aangegeven is? Antwoord
Neen, maar op grond van de gestelde vragen begrijp ik dat Gepoma een knelpunt ervaart rond de locatie waar bedrijfsfitness mag plaatsvinden. Vraag 2
Is het u bekend dat één van de problemen in de Regeling de aanwijzing van één vaste locatie door de werkgever is? Deelt u de mening dat de meeste werknemers in de avonduren sporten en dus in de gemeente van inwoning er maar een kleine groep werknemers is die gebruik kan maken van één fitnesslocatie? Wat vindt u van dit probleem? Bent u bereid om een oplossing voor dit probleem te zoeken? Vraag 3
Is het u bekend dat er geen fitnesscentrum bestaat dat in alle woonplaatsen vestigingen heeft, waardoor een overeenkomst sluiten met één fitnessbedrijf met verschillende vestigingen, voor veel werknemers geen oplossing is? Bent u bereid om de Regeling bedrijfsfitness aan te passen, zodat werknemers die van de regeling gebruik willen maken ook in hun eigen woonplaats kunnen sporten? Antwoord
De loonbelasting kent een faciliteit voor bedrijfsfitness. Deze regeling is op verzoek van het bedrijfsleven met ingang van 1 januari 2007 verruimd. De voorwaarde dat de fitness binnen werktijd moet plaatsvinden, is toen vervallen. Om het karakter van bedrijfsfitness te waarborgen, zou met ingang van 1 januari 2007 als voorwaarde gelden dat voor het personeel van een werkgever (of voor het personeel van een vestiging van de werkgever) een vaste fitnessgelegenheid is aangewezen. Op verzoek van de Eerste Kamer is de regeling uitgebreid in die zin dat de werkgever voor bedrijfsfitness bovendien afspraken kan maken met één fitnessbedrijf dat verschillende vestigingen heeft. Bij deze extra mogelijkheid komt het karakter van bedrijfsfitness tot uitdrukking in de overeenkomst voor bedrijfsfitness tussen de werkgever en het fitnessbedrijf waarvan (nagenoeg) alle werknemers gebruik kunnen maken. Het is mij bekend dat de voorwaarde met betrekking tot de plaats van de fitness als een probleem van de regeling wordt gevoeld. Naar mijn mening is dat echter betrekkelijk. Ook buiten de vestigingsplaats van de werkgever wonende werknemers hebben mogelijkheden om van de regeling gebruik te maken door aansluitend aan werktijd of in pauzes tussen werktijden in te gaan fitnessen. Het gevoelde probleem zou niet bestaan bij een vrijstelling voor vergoedingen van individuele fitness. Een vrijstelling voor individuele fitness past echter niet goed binnen het systeem van de belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen. Het gaat dan niet om kosten die voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking worden gemaakt en er is ook geen sprake van vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren. Dergelijke persoonlijke kosten worden ook door anderen dan werknemers gemaakt. Een vrijstelling van vergoedingen voor de kosten voor individuele fitness leidt bovendien tot een aanzienlijke derving aan loonheffingen, omdat praktisch zeker is dat werknemers die nu in privé kosten voor fitness maken het zogenoemde cafetariasysteem gaan toepassen, waarbij belast loon wordt ingeleverd voor een belastingvrije vergoeding. Tot slot merk ik op dat een onderzoek wordt ingesteld naar vereenvoudiging van het regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen. Ook het vergoedingen- en verstrekkingenregime voor bedrijfsfitness maakt daarvan onderdeel uit. Dit onderzoek sluit aan bij mijn streven naar vereenvoudiging van de loonheffing. Het vergoedingen- en verstrekkingenregime is momenteel complex in regelgeving en uitvoering.