Gemeente Utrecht
SCHRIFTELIJKE VRAGEN van de heer drs. E. Smid aan college Utrecht
(ingekomen 6 maart 2008 en antwoorden door het college verzonden op 22 april 2008)
Softdruggebruik hangt voor het CDA sterk samen met diverse vormen van jeugdproblematiek, zoals vroegtijdig schoolverlaten, spijbelgedrag, overlastgevend gedrag en delinquent gedrag, en dit blijkt uit de recent verschenen onderzoeksresultaten van de Nationale Drugs Monitor van het Trimbosinstituut. Softdruggebruik betekent een ernstige onderbreking van de dagelijkse routine van jongeren, en het nastreven van normale ambities zoals het voltooien van een opleiding en het vinden van een betaalde baan worden hier ernstig door belemmerd.
Voor het CDA is het duidelijk dat softdrugs en jongeren geen goede combinatie vormen. Het is wetenschappelijk onomstreden dat cannabisgebruik op korte termijn tot stoornissen in het concentratievermogen en het geheugen leidt, zie ook de publicatie Justitiële Verkenningen. Op de langere termijn zijn kwalijke gevolgen zeker niet uitgesloten. Er is bijvoorbeeld een samenhang waarneembaar tussen het ontstaan van schizofrenie en het gebruik van cannabis. Daarnaast is aangetoond dat een vroeg begin met cannabisgebruik een belangrijke risicofactor is voor toekomstig harddruggebruik en verslavingen daaraan. (Het aantal cannabiscliënten van verslavingsinstellingen in Nederland is tussen 1994 en 2004 bijvoorbeeld drie keer zo groot geworden.)
Uit het jaarbericht van de Nationale Drug Monitor komt naar voren dat een aanzienlijk deel van de blowende scholieren tot en met 17 jaar zegt de cannabis te hebben gekocht van een coffeeshop. Dit is opmerkelijk omdat de leeftijdsgrens voor toegang van een coffeeshop 18 jaar is. Een deel koopt dus tóch in een coffeeshop (illegaal) en een deel krijgt zijn spul van vrienden of anderen.
In de beantwoording van onze recente schriftelijke vragen 2008, nr.3 van de CDA fractie laat het college weten dat "Overigens wordt strikt gehandhaafd op het verbod op aanwezigheid van -18jarigen in coffeeshops, hetgeen bij de controles in de afgelopen jaren sporadisch is geconstateerd.". Door het bovenstaande komt het CDA met de volgende vraag:
1. Hoe verhouden zich de cijfers van de NDM tot de cijfers van de Utrechtse Jeugdmonitor, en de antwoorden op onze schriftelijke vragen nr 3.
De cijfers in de Nationale drugsmonitor zijn in de regel landelijke cijfers, soms uitgesplitst naar mate van verstedelijking. Waar in de afgelopen jaren op het gebied van cannabisgebruik c.a. vergelijkingsmateriaal beschikbaar was op stedelijk resp. nationaal niveau, bleken geen grote verschillen, zij het dat zoals ook uit deze monitor blijkt, de mate van verstedelijking van invloed is op bv. percentage gebruikers. De resultaten van cannabisgebruik uit de Jeugdmonitor Utrecht zijn overigens overeenkomstig het landelijke gemiddelde, maar liggen lager dan de resultaten uit bijvoorbeeld Rotterdam. De cijfers van de NMD en de u recent toegestuurde Jeugdmonitor, zouden, indien bekend bij beantwoording van de vragen in januari jl. niet hebben geleid tot andere antwoorden, ook niet waar het het antwoord betreft op de vraag over handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar. Weliswaar blijkt uit de NMD dat landelijk een deel van de min-18 jarigen zegt in de coffeeshop te kopen, maar het rapport zegt bij de toelichting op dat opmerkelijk genoemde feit ook: "onbekend is in hoeverre deze jongeren zelf de cannabis hebben aangekocht of dit door anderen hebben laten doen". De kans dat een coffeeshophouder in Utrecht betrapt wordt is groot, gegeven het relatief geringe aantal shops in Utrecht. De bestuurlijke maatregel die er op staat, (te beginnen bij verbeuren dwangsom van thans 1000 Euro per aangetroffen minderjarige) is fors. Shophouders weten dat. We hebben dan ook thans geen reden om aan te nemen dat het verbod op 18-jarigen in coffeeshops niet strikt wordt nageleefd.
Het feit dat cannabis gemakkelijk en veelvuldig verkrijgbaar is draagt volgens het CDA niet bij aan het normbesef dat cannabisgebruik niet normaal is, maar onwenselijk en gevaarlijk. Het stadsbestuur zendt op dit punt een dubbele boodschap uit. Aan de ene kant wordt uitgedragen dat het cannabisgebruik onder jongeren moet afnemen, aan de andere kant zijn er de coffeeshops in Utrecht. Aanbod schept dus nadrukkelijk de vraag naar cannabis. De zichtbare aanwezigheid van coffeeshops maakt het voor jongeren extra moeilijk om de verleiding en de sociale groepsdruk te weerstaan. Daarom de vraag:
2. Bent u het er mee eens coffeeshops uitnodigen tot softdrugs gebruik en er dus een relatie zou kunnen bestaan tussen openingstijden van coffeeshops en softdrugs gebruik onder scholieren?
Ook in januari jl. is op een soortgelijke vraag geantwoord dat er een relatie is tussen omvang van gebruik en "(onder veel meer) gemak van verkrijgbaarheid". Overigens is gemak van bereikbaarheid niet afhankelijk van het bestaan van coffeeshops. Zoals ook uit de drugsmonitor is te lezen wordt door gebruikers in landen waar geen officieel gedoogbeleid bestaat en coffeeshops als zodanig onbekend zijn, de verkrijgbaarheid van het middel door de gebruikers als vergelijkbaar met Nederland aangeven. Het gebruik is er ook niet minder; in veel landen is wel het gebruik van harddrugs hoger. Ook dat blijkt uit de monitor. Met name de scheiding tussen harddrugsmarkt en softdrugsmarkt voor de consument en het volksgezondheidsdoel dat daarmee is gediend, is basis voor het Nederlandse gedoogbeleid. Het is op zich juist dat met dat beleid een dubbel signaal wordt afgegeven. Naast het gedogen roept dat dus ook de plicht op om duidelijk te zijn over negatieve gevolgen van middelengebruik, een ontmoedigingsbeleid te volgen. Dat gebeurt landelijk en lokaal ook.
Het CDA ziet die relatie wél en wil daarom dat alle coffeeshops in Utrecht tijdens reguliere overdagse schooluren gesloten zijn.
Wat voor effect beoogt het CDA met het sluiten van coffeeshops tijdens schooltijd? Ten eerste geeft de overheid daarmee het signaal dat cannabisgebruik voor jongeren niet normaal is. Op dit moment komen kinderen in aanraking met geopende coffeeshops en hun bezoekers wanneer ze van en naar school gaan, tijdens pauzes en in tussenuren. Daarbij krijgen ze het idee dat naar een coffeeshop gaan en het roken van cannabis een normale en onschuldige activiteit is die in het dagelijkse leven thuishoort. Ten tweede: wanneer coffeeshops bijvoorbeeld tot 18:00 uur gesloten blijven, neemt de kans af dat jongeren aan cannabis kunnen komen. Jongeren kunnen nu immers niet meer in een tussenuur of op de weg van school naar huis naar een coffeeshop gaan om daar cannabis te kopen, al dan niet met de hulp van een meerderjarige. Ook neemt de prikkel om te spijbelen daarmee af. En 18.00 uur is gemiddeld genomen het tijdstip waarop ouders en kinderen thuis zijn.
Wij zijn niet overtuigd van de helderheid van het signaal dat zou kunnen uitgaan van het sluiten van alle coffeeshops tijdens schooltijden. Scholieren zijn zeer mobiel en zeker niet allen om 18.00 uur binnen. Ook de jeugdmonitor, onder eerste- en derdeklassers afgenomen, geeft geen bevestiging voor de veronderstelling van een relatie tussen omvang van cannabisgebruik door scholieren en de aanwezigheid van een coffeeshop in de directe omgeving van hun school. Een analyse op schoolniveau staat conform afspraak met de schoolbesturen alleen ter beschikking van de schoolbesturen zelf.
3. Bent u bereid om uw beleid m.b.t. de openingstijden van coffeeshops te herzien in die zin dat coffeeshops in ieder geval niet tijdens reguliere schooltijden open zijn?
Mocht overigens blijken dat er wel een relatie kan worden aangetoond tussen de openingstijden van een coffeeshop en de omvang van cannabisgebruik door scholieren van enige school, dan zijn we bereid om daar adequaat actie in te ondernemen hetgeen aanpassing/wijziging van de openingstijden van de desbetreffende coffeeshop zou kunnen inhouden.
-----------------------
Jaarbericht NDM 2006, http://www.trimbos.nl/Downloads/Producten/AF0718%20-%20NDM%20Jaarbericht%202006.pdf benaderd op 27-2-2008.
---- --