Gerechtelijke organisatie

Herziening in geurproefzaken

Den Haag, 22 april 2008 - Het Openbaar Ministerie heeft in het voorjaar van 2007 een brief gestuurd aan een groot aantal onherroepelijk veroordeelden. In die brief staat dat in hun strafzaken gebruik is gemaakt van een geuridentificatieproef uitgevoerd door de geurhondendienst van de politiekorpsen Noord- en Oost-Gelderland en dat uit onderzoek is gebleken dat in de periode september 1997 tot en met maart 2006 bij zulke proeven regelmatig niet in overeenstemming met het protocol is gewerkt. De speurhondengeleider was, in afwijking van het protocol, vooraf wel op de hoogte van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Dat levert het risico op van "onbewuste sturing" en van een foutieve interpretatie. Het Openbaar Ministerie heeft de ontvangers van de brief gewezen op de mogelijkheid van herziening bij de Hoge Raad.

Herzieningsprocedure
Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk dat inbreuk wordt gemaakt op het uitgangspunt dat een onherroepelijk veroordeling door de strafrechter definitief is. Dat is het geval als een aanvrage tot herziening van zo'n veroordeling wordt gedaan en na onderzoek gegrond wordt bevonden. Dat kan als het gaat om een nieuwe feitelijke omstandigheid (een zogenaamd `novum') die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet is gebleken en die het ernstige vermoeden wekt dat die, als de rechter daarmee bekend was geweest, tot vrijspraak zou hebben geleid. Dit buitengewone rechtsmiddel van herziening kan slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot heropening van een strafproces dat met een onherroepelijke veroordeling was afgerond.

Uitspraken Hoge Raad
De Hoge Raad heeft op 22 april 2008 in twee geurproefzaken op de herzieningsaanvrage beslist.
(Dit is een samenvatting van deze twee uitspraken. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.)

In de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland is uitgevoerd, heeft dit onderzoek in het algemeen - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent. De Hoge Raad heeft beslist dat het resultaat van die proeven in die gevallen niet voldoende betrouwbaar is. Daarom moet in deze gevallen worden aangenomen dat het resultaat van de geurproef niet voor het bewijs zou zijn gebruikt als de rechter met deze onregelmatigheid bekend was geweest. Is het resultaat van zo'n onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het strafbare feit gebruikt en zou zonder dit resultaat het bewijs niet geleverd zijn, dan zou de rechter de aanvrager hebben vrijgesproken. In elke zaak zal concreet moeten worden bekeken of het gebruik van zo'n onregelmatige geurproef een ernstig vermoeden wekt dat de rechter tot vrijspraak zou zijn gekomen.

In de ene zaak (van aanvrager G) gaat het om een inbraak. G is door het gerechtshof Arnhem op 23 januari 2006 veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf voor meerdere feiten. Het herzieningsverzoek heeft slechts betrekking op één van die feiten. Het verzoek is ingediend door mr. J.H. Schaap, advocaat in Arnhem. Het bewijs dat de aanvrager had ingebroken berustte uitsluitend op de uitslag van een onregelmatige geuridentificatieproef. Daarom heeft de Hoge Raad de aanvrage gegrond verklaard. Dat was overeenkomstig het advies van advocaat-generaal mr. Vellinga in zijn conclusie van 15 januari 2008. De zaak is verwezen naar het hof 's-Hertogenbosch, die de strafzaak opnieuw moet behandelen.
In de andere zaak (van aanvrager A) gaat het om een poging tot inbraak. A is door de rechtbank Arnhem op 2 juni 2003 veroordeeld tot 60 dagen gevangenisstraf, waarvan 21 voorwaardelijk. Het herzieningsverzoek is ingediend door mr. P.M. Breukink advocaat in Alkmaar. Er blijkt voldoende ander bewijs te zijn voor de veroordeling van A. Ook zonder het resultaat van de geurproef kan worden bewezen dat de aanvrager heeft geprobeerd in te breken. Daarom heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen. Dat was overeenkomstig het advies van advocaat-generaal mr. Knigge in zijn conclusie van 29 januari 2008.

Overige procedures in geurproefzaken bij de Hoge Raad Er zijn tot op heden 66 aanvragen tot herziening in geurproefzaken bij de Hoge Raad ingediend. Deze worden in volgorde van binnenkomst behandeld. De afwikkeling van deze zaken, die telkens individueel moeten worden beoordeeld, zal zeker enige maanden in beslag nemen. In een aantal gevallen zal ook advies moeten worden gevraagd aan een advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Op dit moment kan dus nog niet wordt vastgesteld in hoeveel zaken de aanvrage gegrond is en in hoeveel zaken ongegrond.

Zie voor de volledige uitspraken:
rolnummer 07/10591 (G): LJN BC9637
rolnummer 07/10578 (A): LJN BC8789.

LJ Nummers

BC9637
BC8789

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 22 april 2008 Naar boven