Monitor Nota Ruimte
De eerste vervolgmeting
NAi Uitgevers
Monitor nota ruiMte: de eerste vervolgMeting
Samenvatting
· Ontwikkelingen in de ruimtelijke constellatie van netwerken, steden,
bedrijvigheid en groen, zoals bundeling van wonen in bundelingsgebie-
den, intensivering van wonen in bestaand bebouwd gebied, bundeling
van industriële vormen van landbouw en realisatie van de Ecologische
Hoofdstructuur, waren in de periode 2004-2006 overwegend in lijn
met de doelen op dit vlak uit de Nota Ruimte.
· De ontwikkeling van werkgelegenheid, bedrijfsvestigingen en bedrijven-
terreinen stagneerde in deze periode. De hiermee gepaard gaande ruimte-
lijke ontwikkelingen, zoals het beslag op de ruimte, waren beperkt van
omvang, maar niet in lijn met de doelen van de nota als het gaat om de
mate van bundeling in bundelingsgebieden en intensivering in bestaand
bebouwd gebied. In een volgende meting van deze monitor zal moeten
blijken of deze ontwikkelingen bij de aantrekkende economische groei
in 2006 en daarna wel in lijn zijn met de doelen.
· De doelen voor ruimtelijke kwaliteit vergen in het algemeen een ombui-
ging van de geconstateerde ontwikkelingen. In de stad gaat het dan om
een evenwichtiger ontwikkeling van rode en groene functies en een ver-
dere verbetering van de luchtkwaliteit. Bij water en groen vragen vooral
de bescherming tegen overstroming en het waarborgen en ontwikkelen
van de landschappelijke en natuurlijke kwaliteit aandacht van de nationale
overheid.
· Bepaalde doelen voor de ruimtelijke constellatie van de verstedelijking,
zoals bundeling en intensivering, en doelen voor de ruimtelijke kwaliteit
van de stad kunnen op gespannen voet met elkaar staan. Zo veroorzaken
verdichting binnen bestaand stedelijk gebied en uitbreidingen aan de rand
van of nabij dat gebied, extra druk op de luchtkwaliteit en op de bereikbaar-
heid van recreatief groen rondom de stad.
· Bij de geformuleerde tijdsgebonden doelen (externe veiligheid, milieu-
kwaliteit, natuur) gaan de ontwikkelingen in het algemeen in de gewenste
richting, ook al gaan deze niet altijd snel genoeg om de doelen tijdig te
halen. Het stellen van tijdsgebonden doelen blijkt een goede stimulans te
zijn voor het daadwerkelijk in gang zetten van gewenste ontwikkelingen.
· De voorgaande bevindingen komen grotendeels overeen met de resultaten
uit de nulmeting over de periode 2000-2004. Voor enkele indicatoren is de
situatie duidelijk veranderd:
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
Sinds 2000 blijven, zoals in de Nota Ruimte wordt beoogd, de midden- en Figuur 1. De monitoringssystematiek voor de Nota Ruimte 1. Vanaf april 2008 vormen het
hoge-inkomensgroepen meer in de grote steden wonen dan in de periode Mnp en rpb het Planbureau voor
daarvoor. Het verschil tussen stad en ommeland in het aandeel van deze Bijstelling ruimtelijk de Leefomgeving (pbl).
inkomensgroepen neemt namelijk af, terwijl dit verschil tot 2002 nog beleid Nota Ruimte
toenam. door VroM
De emissie van ammoniak vanuit de intensieve veehouderij in bescher-
mingszones rond kwetsbare natuurgebieden is duidelijk afgenomen.
· Bij dit alles geldt de kanttekening dat deze eerste vervolgmeting is verricht
over een periode waarin de effecten van het beleid van de Nota Ruimte nog Monitor Nota Ruimte: Voortgangs- Evaluatie uitwerking
maar zeer beperkt zichtbaar zijn, zelfs wanneer overheden hebben geanti- feitelijke ruimtelijke beschrijving en uitvoering door
cipeerd op de formele inwerkingtreding ervan begin 2006. Bij de volgende ontwikkelingen rijksacties andere overheden
vervolgmeting zal moeten blijken in hoeverre de ontwikkelingen na inwer-
kingtreding van de nota in de gewenste richting zijn omgebogen. Uitvoering Mnp/rpb Uitvoering VroM Uitvoering VroM
Inleiding
De Monitor Nota Ruimte beschrijving is een onderscheid gemaakt in de periode voor en na 1 januari
In de Monitor Nota Ruimte worden de feitelijke ruimtelijke ontwikkelingen 2004, de peildatum van de nulmeting. Omdat de Nota Ruimte op 1 januari
beschreven in relatie tot de in de Nota Ruimte (VroM e.a. 2004) omschreven 2006 formeel nog niet van kracht was, zullen directe effecten van het nota-
doelstellingen voor het ruimtelijk beleid. Deze monitor is geen beleidsevalu- beleid slechts beperkt zichtbaar zijn in de hier gepresenteerde gegevens.
atie in de zin van een analyse van de uitvoering, doorwerking en effectiviteit De Monitor Nota Ruimte is afgestemd op twee andere monitors die
van het beleid, maar een instrument om de minister van Volkshuisvesting, relevant zijn voor het ruimtelijk beleid. Het gaat hierbij om:
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VroM) te ondersteunen in het zicht De Nationale Mobiliteitsmonitor van het ministerie van Verkeer en Water-
houden op het bereiken van de doelen uit de nota. staat, waarin de relevante ontwikkelingen voor de doelen van de Nota
De Monitor Nota Ruimte, die wordt uitgevoerd door het Milieu- en Mobiliteit worden gemonitord. De dienst Verkeer en Scheepvaart (voor-
Natuurplanbureau (Mnp) en het Ruimtelijk Planbureau (rpb), maakt deel uit heen de Adviesdienst Verkeer en Vervoer) voert deze monitor uit. De
van de monitoringssystematiek van het ministerie van VroM voor de Nota Nationale Mobiliteitsmonitor verschijnt jaarlijks; de nulmeting verscheen
Ruimte. In de sturingsfilosofie van deze nota is de beleidsuitvoering voor een in mei 2006.
groot deel de verantwoordelijkheid van decentrale overheden (provincies, Het Monitoring en Evaluatiesysteem Agenda Vitaal Platteland (Me-aVp)
gemeenten, waterschappen), waardoor de rijksoverheid minder dicht dan van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid, waarin
voorheen bij de uitvoering van het beleid is betrokken. Om de voortgang de voortgang van de Agenda Vitaal Platteland en het meerjarenprogramma
en effecten van het beleid in het oog te houden en om het beleid te kunnen `Vitaal Platteland' wordt gemonitord.
bijsturen, omvat de monitoringssystematiek naast de Monitor Nota Ruimte
ook een beschrijving van de voortgang van de rijksacties en een evaluatie Voor zover in deze twee monitors dezelfde (uitvoerings)doelen worden
van de doorwerking en uitvoering van het beleid bij decentrale overheden. gemonitord, zijn de bijbehorende indicatordefinities op elkaar afgestemd
In figuur 1 is deze systematiek schematisch weergegeven, met onderaan de en zijn de cijfers zoveel mogelijk uit dezelfde databestanden betrokken.
uitvoerende partijen. Naast de gegevens over feitelijke ruimtelijke ontwikkelingen is ook aan-
vullende informatie verzameld in vier (deels nog in ontwikkeling zijnde)
Het beleid van de Nota Ruimte is bijgesteld en aangescherpt in de Uitvoerings- `deelmonitors Nota Ruimte' van het Mnp en/of rpb voor het ministerie
agenda Nota Ruimte (VroM e.a. 2006) en in het programma `Mooi Neder- van VroM (de Belevingswaardenmonitor, Planmonitor, Monitor Mooi
land'. Ook de doelstellingen van dit programma kunnen, met enkele aanvul- Nederland en de Monitor Nationale Landschappen; zie voor een korte
lende indicatoren, goed worden gemonitord aan de hand van indicatoren uit omschrijving het kader `Deelmonitors Nota Ruimte').
de Monitor Nota Ruimte.
Leeswijzer
In deze rapportage worden de ruimtelijke ontwikkelingen tussen 2000 en De rapportage van deze vervolgmeting heeft twee onderdelen: dit rapport
2006 beschreven en waar mogelijk de situatie op 1 januari 2006. Bij deze en een website waarop informatie is te vinden over alle indicatoren van de
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
Deelmonitors Nota Ruimte monitor (zie www.monitornotaruimte.nl). De opzet van dit rapport is sterk
vergelijkbaar met die van de nulmeting (zie Snellen e.a. 2006). Niettemin
Belevingswaardenmonitor. Deze monitor is door het Mnp ontwikkeld om ook kan dit rapport ook zelfstandig worden gelezen, omdat het, waar nodig,
inzicht te krijgen in hoe burgers de feitelijke ruimtelijke ontwikkelingen bele- ook gegevens bevat die al eerder in de nulmeting zijn gepubliceerd.
ven en waarderen. De eerste rapportage van deze monitor (zie Crommen- In het vervolg van dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen van
tuijn e.a. 2007) was gericht op de beleving van groen in en om de stad en van de vervolgmeting gepresenteerd over de beleidsthema's van de Nota Ruimte,
de landschapskwaliteit in en buiten Nationale Landschappen. De volgende het programma `Mooi Nederland' en de methode van monitoring.
rapportage van de Belevingswaardemonitor zal zijn gericht op de beleving Deze bevindingen worden in de Verdieping uitgebreider toegelicht. In
van ruimtelijke kwaliteiten van het rijkswegennet, zoals bereikbaarheid, het eerste Verdiepingshoofdstuk (`Werkwijze') wordt ingegaan op de indi-
milieukwaliteit en landschapskwaliteit. Daarnaast zullen na vier jaar de catoren van de monitor. In dat hoofdstuk komt ook de vraag aan bod in hoe-
metingen voor de eerste rapportage worden herhaald. verre een vergelijking tussen de periodes 2000-2004 en 2004-2006 zinvol
Planmonitor. De minister van VroM heeft aan het Mnp en rpb gevraagd te is, en in hoeverre hieraan conclusies kunnen worden verbonden over (het
onderzoeken of de ruimtelijke effecten van plannen zijn te monitoren, met als ombuigen van) trends op de langere termijn. In de twee daaropvolgende Ver-
doel om plannen desgewenst nog te kunnen bijstellen. Het rpb onderzocht diepingshoofdstukken (`Steden en netwerken' en `Water en groene ruimte')
in een pilot de mogelijkheden om het bereiken van verstedelijkingsdoelen worden de kernbevindingen van de indicatoren besproken. De beschrijving
te monitoren aan de hand van gegevens uit planinventarisaties, waaronder in deze hoofdstukken is voornamelijk gericht op de vraag hoe de ontwikke-
de Nieuwe Kaart van Nederland. Het Mnp heeft dit onderzocht voor rode lingen die sinds de nulmeting van 2004 zijn gemeten, zich verhouden tot
ontwikkelingen in de groene Ruimtelijke Hoofdstructuur. Het gezamenlijke de conclusies uit die nulmeting: wijkt de ontwikkeling af van wat eerder is
rapport zal tegelijkertijd met deze rapportage worden aangeboden. geconstateerd, en in welke mate? De twee hoofdstukken zijn opgedeeld
Monitor Mooi Nederland. De minister van VroM heeft aan het rpb in thema's, die elk een of meerdere operationele doelstellingen uit de Nota
gevraagd te onderzoeken hoe het bereiken van de doelen van het programma Ruimte omvatten. De gegevens in zowel de hoofdstukken als op de website
`Mooi Nederland' kan worden gemonitord. Hierover heeft het rpb in 2007 worden in vrijwel alle gevallen gerapporteerd op het niveau van provincies.
een briefadvies uitgebracht, waarin is aanbevolen deze doelen te monitoren Daarnaast worden in enkele gevallen relevante gebiedsindelingen gebruikt
aan de hand van twaalf indicatoren, waarvan er zeven al in de huidige Monitor die direct voortkomen uit de formulering van de doelstellingen van de Nota
Nota Ruimte zijn opgenomen. rpb en Mnp ontwikkelen de vijf overige indi- Ruimte.
catoren in een separaat traject; deze zullen in een volgende vervolgmeting
van de Monitor Nota Ruimte worden opgenomen (zie verder de paragraaf De beleidsthema's van de Nota Ruimte: kernbevindingen
`Het programma `Mooi Nederland').
Monitor Nationale Landschappen. De ministeries van lnV en VroM hebben Tabel 1 laat per thema zien of de gemeten ruimtelijke ontwikkelingen in
het Mnp gevraagd om samen met Alterra een nulmeting uit te voeren van lijn zijn met de doelen van de Nota Ruimte (tij mee) of niet (stroom tegen).
de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen. Na consultatie van pro- Deze bevindingen zijn gebaseerd op de ontwikkeling van de indicatoren
vincies en een analyse van beschikbare databestanden zijn de te monitoren in de periode 2000-2006. In het vervolg van deze paragraaf worden de
kernkwaliteiten en bijbehorende meetvariabelen uitgewerkt. Deze zijn vast- bevindingen per thema samengevat. Meer informatie per indicator is te
gelegd in een brief van de directeur van het Mnp aan de ministers van lnV en vinden in de Verdieping en op de website (www.monitornotaruimte.nl).
VroM. De inventarisatie van de meetvariabelen is begin 2008 afgerond. De
resultaten zijn deels opgenomen in dit rapport (zie het Verdiepingshoofdstuk Ontwikkeling van bevolking en werkgelegenheid
`Water en groene ruimte'), maar zullen in september 2008 volledig beschik- De regionale verschillen in ontwikkeling van de bevolking en de werkgele-
baar komen op een website. genheid bepalen veel van de ruimtelijke ontwikkelingen die in de monitor
worden gemeten. Zowel de bevolking als de werkgelegenheid groeide in de
periode 2004-2006 duidelijk minder hard dan in 2000-2004. Deze terugval
in de groei lijkt tijdelijk te zijn. In relatieve zin was de groei van bevolking en
werkgelegenheid in deze periode het grootst in het midden van het land, en
bleef deze achter in Limburg, Groningen en Zuid-Holland. De werkzame
beroepsbevolking in deze drie provincies is zelfs in omvang gekrompen.
Binnen de Randstad is de bevolkings- en werkgelegenheidstoename in
de Zuidvleugel duidelijk achtergebleven bij die in de Noordvleugel en de
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
Tabel 1. De ruimtelijke ontwikkelingen in de periode 2000-2006, afgezet tegen de doelen van de Nota Ruimte Vervolg Tabel Trend tegen richting
beoogde doel (stroom
Thema en bijbehorende indicatoren Trend Toelichting Veiligheid en milieukwaliteit tegen)
(nummer verwijst naar indicator op website 2000- Externe veiligheid Streefdatum: 2010 Trend in richting beoogde
www.monitornotaruimte.nl) 2006 Externe veiligheid vliegvelden Ruim 5.000 woningen met plaats- doel, maar doel wellicht niet
gebonden risico > 10 voldoen tijdig gehaald
Stedelijke netwerken en centra aan beleid Trend in de richting van
Bundelingspercentage woningen Veiligheid primaire waterkeringen beoogde doel (tij mee)
Bundelingspercentage arbeidsplaatsen Bundelingspercentage toevoeging Milieukwaliteit Streefdatum: 2010 Geen betekenisvolle trend
na 2004 was erg laag
Dichtheid en functiemenging wonen, werken Geluid Schiphol
en detailhandel Nieuwe Sleutelprojecten en
stadscentra Herstructuring platteland
Clustering intensieve teelten Uitzondering: bollen bleef gelijk
Krachtige steden Recreatie
Aandeel woninguitbreiding binnen bebouwd
gebied 2000 Algemene landschapskwaliteit Geen afrekenbare doelen voor
Aandeel uitbreiding arbeidsplaatsen binnen fysieke kenmerken
bebouwd gebied 2000
Aantal nieuwe woningen op verspreide locaties Geen kwantitatief doel; aandeel Specifieke landschapskwaliteit
verspreide nieuwbouw laag Nationale Landschappen Migratiesaldo ontwikkelt zich in
Toename arbeidsplaatsen op verspreide locaties Geen kwantitatief doel; aandeel 2004-2006 in de goede richting
verspreide banengroei hoger Snelwegpanorama's Beleid nog in ontwikkeling
Herstructurering verouderd haven- en Oppervlak verouderd terrein
industriegebied neemt toe Natuur
Geherstructureerd stedelijk gebied Geen kwantitatief doel Biodiversiteit
Detailhandelsstructuur winkelcentra en Ruimtelijke condities voor natuur Verwerving eHS stagneert in
binnensteden 2004-2006 (Streefdatum: 2018)
Verschil stad-land naar woningtype en Milieukundige condities voor natuur Ammoniakuitstoot in randzones
huishoudensinkomen verminderd in 2004-2006
(Streefdatum: 2015)
Balans groen-rood Beschikbaarheid groen nam af Spelregels `nee, tenzij' Gegevensvoorziening natuurcom-
rond steden en in nieuwbouw pensatie (nog) onvolledig
wijken, maar bleef in overige
wijken gelijk Ruimte voor water Nulmeting van trend voordat
richtlijnen zijn vastgesteld
Bereikbaarheid
Bereikbaarheid, deur-tot-deurreistijd per auto en Neemt licht af
betrouwbaarheid hoofdwegennet
Aanbod openbaar vervoer Geen doel voor aanbod
Ontsluitingskwaliteit hoofdwegennet nieuw-
bouwwoningen en bedrijven/voorzieningen
Ontsluitingskwaliteit openbaar vervoer
nieuwbouwwoningen
Ontsluitingskwaliteit openbaar vervoer
bedrijven/voorzieningen
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
Utrechtse steden. Almere was, evenals in 2000-2004, een van de gemeenten Het rijk wil dat steden midden- en hoge-inkomensgroepen vasthouden.
met de hoogste stijging van het aantal woningen, inwoners en banen. Maar Dit lijkt de afgelopen jaren beter te lukken dan daarvoor. Tussen 2000 en
ook hier was de groei veel geringer dan in de periode 2000-2004, namelijk 2003 is het verschil in het aandeel van midden- en hoge-inkomensgroepen
de helft. tussen stad en ommeland kleiner geworden. Bovendien nam het aandeel
koopwoningen in de steden toe, ook in vergelijking met het ommeland.
Stedelijke netwerken en centra Herstructurering van steden is een belangrijk middel om deze inkomens-
Verstedelijking en economische activiteiten moeten bijdragen aan het groepen voor de steden te behouden. De woningvoorraad in de herstruc-
zo optimaal mogelijk omgaan met de schaarse ruimte en de bestaande tureringsgebieden is langzamerhand diverser geworden. Het aandeel
infrastructuur. Met centrumvorming en differentiatie in centra beoogt koopwoningen nam er ongeveer even snel toe als landelijk. De gemiddelde
de rijksoverheid een vergroting van het draagvlak voor voorzieningen en WoZ-waarde in herstructureringsgebieden is gestegen van 79 procent van
de geschiktheid van steden voor de netwerksamenleving. Het rijk streeft het landelijk gemiddelde in 2000 tot 84 procent in 2006, wat kan wijzen op
daarom naar bundeling van wonen en werken in bundelingsgebieden en een verbetering van de waardering voor woning en woonomgeving in de
naar verdichting en functiemenging van stedelijke centra. In de afgelopen herstructureringsgebieden.
jaren was de ontwikkeling voor wonen wel en voor werken niet in lijn met
deze ambitie; de bundeling van woningen is gelijk gebleven, terwijl de De ontwikkelingen in voorzieningen in binnensteden en hoofdwinkelcentra
bundeling van werken iets afnam. In 2004-2006 bleef de groei van werken zijn in lijn met de doelstelling om bestaande detailhandelsstructuren te
(werkgelegenheid, bedrijfsvestigingen, bedrijventerreinen) in de bun- behouden. Het aantal vestigingen en de samenstelling naar branches zijn
delingsgebieden namelijk achter bij de landelijke groei. De beoogde ver- tussen 2004 en 2006 grofweg gelijk gebleven.
dichting van en functiemenging in stedelijke centra is in de afgelopen
jaren nauwelijks toegenomen, mede omdat de economie in deze periode Balans groen-rood
nauwelijks groeide. In de Nota Ruimte constateert de rijksoverheid dat de ontwikkeling van
voorzieningen voor dagrecreatie in en om de stad is achtergebleven bij
Krachtige steden de toename van stedelijk gebied. Daarom streeft zij naar een goede balans
Het bevorderen van de kracht van steden is een van de hoofddoelstellingen tussen rode en groene functies, waarbij zowel in als om de stad voldoende
in de Nota Ruimte. Deels moet dit worden bereikt door een versterking en groene voorzieningen beschikbaar moeten zijn. Daarbij dicht zij de rijks-
intensivering van wonen en werken in de steden, deels door een betere kwa- bufferzones een belangrijke rol toe in het bieden van ontspanning en
liteit van de bedrijventerreinen, de woningvoorraad en de voorzieningen. dagrecreatie.
In 2004-2006 is de mate van intensivering en concentratie van wonen De beschikbaarheid van groen in de stad is in de meeste steden gelijk
gelijk gebleven en nam die van werken iets af. Dit laatste is niet in lijn met gebleven. De balans tussen rood en groen is vooral onevenwichtig in de
de gewenste ontwikkeling die het rijk in de Nota Ruimte heeft vastgelegd. stedelijke netwerken van de Randstad en in nieuwbouwwijken; daar blijft
Van de nieuwbouwwoningen werd 45 procent binnen bestaand bebouwd de beschikbaarheid van groen duidelijk achter bij de vraag. In de afgelopen
gebied (zoals in het jaar 2000) gerealiseerd. Slechts 1 procent van de netto jaren is de hoeveelheid groen om de steden en in nieuwbouwwijken zelfs
groei van de woningvoorraad komt voor rekening van gespreide locaties afgenomen. Ook in de rijksbufferzones is in het algemeen geen duidelijke
buiten bestaand bebouwd gebied. Omdat er in bestaand stedelijk gebied toename zichtbaar van het recreatief grondgebruik. Wel nemen rode func-
ook werd gesloopt, werd daar slechts 34 procent van de netto groei van de ties, waaronder wonen, in alle bufferzones toe, in een aantal substantieel.
woningvoorraad gerealiseerd. Van de nieuwe bedrijfsvestigingen kwam Als deze ontwikkelingen van de afgelopen jaren doorzetten, haalt het rijk
netto 66 procent binnen bestaand bebouwd gebied terecht. Maar de werk- de gestelde doelen niet.
gelegenheid binnen bestaand bebouwd gebied is afgenomen, terwijl de
werkgelegenheid landelijk licht toenam. Het aantal bedrijfsvestigingen op Bereikbaarheid
gespreide locaties buiten bestaand bebouwd gebied nam met 10 procent toe. Verbetering van de bereikbaarheid van wonen en werken en een betere
De opgave voor herontwikkeling van bedrijventerreinen is in de afgelopen benutting van de bestaande infrastructuur door verstedelijking en econo-
jaren ten minste gelijk gebleven. Dat is niet wat het rijk beoogt. Een derde mische activiteiten te bundelen op goed ontsloten locaties, zijn in de Nota
van het oppervlak bedrijventerreinen is als verouderd te beschouwen. Als Ruimte de hoofddoelstellingen van het ruimtelijk mobiliteitsbeleid. Daarbij
de herontwikkeling van oude bedrijventerreinen zich in de komende jaren moet er zowel aandacht zijn voor de auto als het openbaar vervoer.
in het huidige tempo voortzet, zal het areaal verouderde bedrijventerreinen De bereikbaarheid per auto is in de afgelopen jaren langzaam afgenomen.
zelfs toenemen. Dit is niet in lijn met wat het rijk in de nota voorstaat. Gemeten naar de
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte 0 ·
---
gemiddelde deur-tot-deurreissnelheid, de betrouwbaarheid op het Herstructurering platteland
hoofdwegennet en het aantal banen dat binnen 35 minuten van huis uit De herstructurering van het platteland ontwikkelt zich in het algemeen
kan worden bereikt, is de bereikbaarheid afgenomen. Het aanbod van in lijn met de doelen van de Nota Ruimte, die erop zijn gericht de functie-
openbaar vervoer laat een wisselend beeld zien. Landelijk is het aanbod veranderingen op het platteland zodanig vorm te geven dat ook de ruimte-
van treinvervoer gestegen, vooral in het westen en zuiden van het land, lijke kwaliteit verbetert. Hierbij zijn onder andere de ontwikkelingen in de
terwijl het aanbod van overig openbaar vervoer is gedaald, vooral in het intensieve vormen van landbouw (intensieve veehouderij, glastuinbouw,
noorden en in Zeeland. boom- en bollenteelt) en de recreatie van belang.
Wat betreft de benutting van de bestaande infrastructuur is er een duidelijk Voor de intensieve vormen van landbouw streeft de overheid naar
verschil tussen de ontwikkelingen in de woningbouw en die in de werkgele- ruimtelijke concentratie, bijvoorbeeld in greenports en concentratie-
genheid. De nieuwe woningbouwlocaties zijn overwegend goed ontsloten gebieden. De gewenste bundeling van intensieve agrarische bedrijven
voor zowel de auto als het openbaar vervoer. Dit is in lijn met de doelen van is vooral zichtbaar in de reconstructiegebieden voor de intensieve vee-
de nota. De nieuwe werklocaties daarentegen, zijn vooral voor de auto goed houderij. In de glastuinbouw is geen verdere bundeling in greenports
ontsloten, maar minder voor het openbaar vervoer. Dit laatste komt niet over- opgetreden. In de concentratiegebieden heeft wel enige bundeling
een met de gestelde doelen. plaatsgevonden. De bundeling van de boom- en de bollenteelt is tot
stilstand gekomen, of licht achteruitgegaan.
Veiligheid en milieukwaliteit Wat betreft de ontwikkelingen in de recreatie, is vooral het feit dat in
Het waarborgen van de veiligheid is een van de vier algemene doelen in de afgelopen jaren verreweg de meeste nieuwe recreatiewoningen in
de Nota Ruimte, en vergroting van milieukwaliteit een van de operationele complexen zijn gebouwd in lijn met de beleidsdoelstellingen. Dit draagt
doelstellingen. Daarbij gaat het vooral om zaken als luchtkwaliteit, de bij aan het voorkómen van oneigenlijk gebruik van deze woningen. Het
geluidsbelasting van woningen en de risico's door lpG-stations en diverse aanbod van mogelijkheden om recreatief te wandelen en te fietsen is in
vormen van vervoer (luchtvaart, gevaarlijke stoffen), en bescherming tegen de periode 2000-2003 vrijwel gelijk gebleven, met kleine veranderingen
overstromingen. in het Groene Hart en Flevoland. Dit aanbod is het grootst in het zuiden
Het aantal woningen met een te hoge belasting door verkeersgeluid, en oosten van Nederland en langs de kust.
stikstofoxiden en fijn stof is in de afgelopen jaren, zoals in de Nota Ruimte
wordt beoogd, duidelijk afgenomen. Deze positieve ontwikkeling gaat Algemene landschapskwaliteit
echter veelal zo langzaam dat de (Europese) normen niet tijdig zullen Het rijk wil de algemene landschapskwaliteit behouden en versterken. Het
worden gehaald. belangrijkste doel daarbij is het verbeteren van de belevingskwaliteit van het
De ontwikkelingen rond externe veiligheid (het beheersen van de risico's landschap, in de zin van de beleving en waardering daarvan door burgers. Dat
voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen en betekent niet dat de drie overige kernkwaliteiten die in de Nota Ruimte voor
de risico's van het gebruik van luchthavens) zijn in het algemeen in lijn met het landschap worden onderscheiden (de natuurlijke, culturele en gebruiks-
het voorgestane beleid. In 2006 waren ruim 20.000 mensen blootgesteld aan kwaliteiten) van minder belang zijn, maar dat deze meer dan voorheen wor-
een te hoog extern veiligheidsrisico, vooral rond lpG-tankstations, regionale den beoordeeld op hun bijdrage aan de waardering van het landschap door
luchthavens en hogedrukaardgasleidingen. Twee grote knelpunten zijn burgers.
de beoogde sanering van lpG-stations voor 2010 en de beoogde veiligheids- In 2006 gaf de Nederlandse bevolking de aantrekkelijkheid van het land-
afstanden tussen hogedrukgasleidingen en woonbebouwing, waarvoor schap een ruime voldoende, een rapportcijfer waarvan de betekenis pas op
nog beleid in ontwikkeling is. In de gebieden rond Schiphol waar de saldo- termijn duidelijk zal worden. Het oordeel over die aantrekkelijkheid wordt in
benadering voor bouwen in gebieden met een te hoge geluidsbelasting ieder geval positief beïnvloed door natuurlijkheid, samenhang en historische
door luchtverkeer geldt, zijn in de afgelopen jaren nog steeds huizen bij kenmerken, en negatief door verstedelijking en horizonvervuiling. Wel sig-
gebouwd. Dit is niet in lijn met de gestelde doelen. naleren velen verrommeling, vooral door de visuele verstoring veroorzaakt
Van een derde van de primaire waterkeringen en de helft van daarin voor- door grote bedrijfsgebouwen (inclusief kassen en grote stallen) en infra-
komende waterkerende kunstwerken is niet bekend of deze voldoen aan structuur. In 2005 werd de belevingswaarde in één derde van het Neder-
de wettelijke veiligheidsnormen. Een derde van de beoordeelde dijken en landse landschap matig tot sterk negatief beïnvloed door de zichtbaarheid
bijna de helft van de beoordeelde kunstwerken voldeden in 2006 niet aan van snelwegen, grote bedrijfsgebouwen en hoge bouwsels. Daarnaast is in
de normen. de afgelopen jaren het vrije uitzicht van de Hollandse kust op de Noordzee
verder afgenomen door uitbreiding van windmolens en boorplatforms. Op
basis van de landelijke trends in bouwen op het land en in de grote wateren is
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
aannemelijk dat deze visuele verstoring in de afgelopen jaren is toegenomen. lopen jaren doorgaan, worden de doelen echter niet tijdig gehaald; zo verliep
Deze ontwikkeling is niet in lijn met de doelen van de Nota Ruimte. de aanleg van nieuwe natuurgebieden en robuuste verbindingszones in 2005
en 2006 minder snel dan in voorafgaande jaren, en zal in het huidige tempo de
Specifieke landschapskwaliteit (Nationale Landschappen en beoogde omvang voor de eHS in 2018 niet zijn gerealiseerd.
snelwegpanorama's) Of de spelregels voor het `nee, tenzij-regime' in de eHS in de afgelopen jaren
Het rijk streeft in twintig Nationale Landschappen naar behoud en ontwikke- zijn toegepast, is nog niet duidelijk. Wel werd er in natuurgebieden van de
ling van specifiek benoemde kernkwaliteiten. Ruimtelijke ontwikkelingen rHS nog gebouwd, voornamelijk in die delen die (nog) niet planologisch
zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten behouden blijven of zich verder ont- worden beschermd door de Natuurbeschermingswet en VHr-richtlijn.
wikkelen. Hierbij worden in de Nota Ruimte twee aanvullende voorwaarden
gesteld: voor woningbouw geldt de beperking dat er ruimte is voor ten hoog- Ruimte voor water
ste de eigen bevolkingsgroei (het zogeheten migratiesaldo-nulprincipe), en Het rijk wil de bescherming tegen overstroming waarborgen, de overlast
grootschalige ontwikkeling van verstedelijking, infrastructuur en glastuin- van en het tekort aan water voorkomen, en de waterkwaliteit verbeteren.
bouw is niet toegestaan. Het rijksbeleid voor `ruimte voor water' uit de Nota Ruimte krijgt steeds
De bevolking waardeert Nationale Landschappen duidelijk hoger dan meer vorm. Zo zijn recentelijk richtlijnen voor de grote rivieren, de kust en
het landschap daarbuiten. Van de kernkwaliteiten staat vooral de openheid de grote wateren vastgesteld of zullen deze binnenkort verschijnen. De uit-
van het landschap onder druk van bouwplannen voor woongebieden en werking van het beleid voor regionale wateren door waterschappen vordert
bedrijventerreinen. In de toekomst kan een afname van de kernkwaliteiten langzaam maar gestaag, of is vooral in procesafspraken vastgelegd (Blauwe
optreden, ook als de norm van migratiesaldo-nul niet wordt overschreden. Knopen, Watertoets). Dit betekent dat de waargenomen ontwikkelingen
Dit migratiesaldo was de afgelopen jaren in alle nationale landschappen vooral zicht geven op de beleidsopgave en nauwelijks op de mate waarin
negatief. Een neutraal of negatief migratiesaldo (bovendien gemeten over de doelen voor `ruimte voor water' van de Nota Ruimte worden bereikt.
een periode van enkele jaren) geeft op zichzelf geen garantie voor het Als de ontwikkelingen zich doorzetten van woningbouw in gebieden
behoud van de landschappelijke kernkwaliteiten van de Nationale Land- die (mogelijk) ruimte moeten bieden voor voldoende rivierafvoer bij hoge
schappen. waterstanden of waterkering, is deze beleidsopgave voor `ruimte voor de
Het rijksbeleid voor snelwegpanorama's is nog in ontwikkeling. Maar als rivier' beperkt: er zijn in de afgelopen jaren nauwelijks huizen bij gekomen,
het rijk deze uitzichten vanaf de snelwegen wil openhouden, zal de opgave met uitzondering van de Beersche Overlaat die voorlopig is gereserveerd
voor het ruimtelijk beleid aanzienlijk zijn: voor ruim de helft van de snelweg- als noodoverloopgebied. De overige huizen zijn gerealiseerd in plannen
panorama's bestaan namelijk bouwplannen. die voor de inwerkingtreding van de richtlijnen waren goedgekeurd.
De ruimtelijke opgave voor `ruimte voor regionale wateren' is aanzienlijk.
Natuur In de huidige plannen voor het oplossen van wateroverlast vanuit oppervlak-
De rijksoverheid is verantwoordelijkheid voor de waarborging en ontwikke- tewater wordt vooral ingezet op bergen en veel minder op vasthouden en
ling van (inter)nationale natuurwaarden in de Ruimtelijke Hoofdstructuur afvoeren. De totale ruimteclaim voor berging van water is ongeveer 35.000
(rHS), de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (VHr), Natuurbeschermings- hectare. Hiervan is tot nu toe slechts 3 procent begrensd door waterschap-
wetgebieden en de overige delen van de Ecologische Hoofdstructuur (eHS). pen. Wel is de ruimteclaim in vergelijking met de deelstroomgebiedsvisies
Hiertoe wil zij de ruimtelijke en milieucondities verbeteren, onder andere uit 2003 gehalveerd, voornamelijk als gevolg van bestuurlijke keuzes, zoals
door de aanleg van nieuwe natuurgebieden en zogeheten robuuste verbin- acceptatie van wateroverlast in laaggelegen gebieden en natuur.
dingszones, het opheffen van barrières voor de migratie van dier- en planten- De ruimtelijke opgave is ook aanzienlijk in stedelijk gebied. Het richtgetal
soorten, en zonering van de intensieve veehouderij. Verder geldt voor de van minimaal 10 procent oppervlaktewater in nieuwbouwwijken, werd in de
natuurgebieden een `nee, tenzij-regime' om aantasting van wezenlijke ken- periode voor de vaststelling van de Watertoets in de meeste gemeenten niet
merken en waarden te voorkomen of om negatieve effecten te compenseren. gehaald.
De belangrijkste knelpunten zijn de achterblijvende ontwikkeling van de
milieukwaliteit (verdroging en vermesting) en de onvoldoende ruimtelijke Het programma `Mooi Nederland'
samenhang van natuurgebieden. De natuurwaarden en de bijbehorende
ruimtelijke en milieucondities in de eHS ontwikkelen zich in het algemeen in Sinds het verschijnen van de Nota Ruimte heeft Nederland tweemaal een
de richting van de doelen van de Nota Ruimte. Vooral de ammoniakuitstoot nieuw kabinet gekregen. Het huidige kabinet-Balkenende iV, aangetreden
door de intensieve veehouderij in de randzones van kwetsbare natuurgebie- in maart 2007, heeft enkele beleidsprogramma's geformuleerd waarin de
den is duidelijk afgenomen. Als de ontwikkelingen in het tempo van de afge- inhoudelijke prioriteiten van het kabinet zijn vastgelegd. Het programma
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
Voorstel voor indicatoren voor de Monitor Mooi Nederland 1. De indicatoren onder punt 1, 2, 4, `Mooi Nederland' is er daar een van. In dit programma wordt voortgebouwd
9, en 12 zijn nieuw, de overige op de Nota Ruimte, maar zijn onderdelen van het beleid geconcretiseerd en
1. Mismatch tussen vraag naar en aanbod van woningen per woonmilieu. indicatoren zijn reeds beschikbaar andere prioriteiten gesteld. Hiermee probeert de rijksoverheid meer dan
2. Mismatch tussen vraag naar en aanbod van werklocaties per werkmilieu. in de Monitor Nota Ruimte in de voorgaande periode invulling te geven aan het tweede deel van het
3. De omvang van het te herstructureren areaal aan bedrijventerreinen in adagium `decentraal wat kan, centraal wat moet'. De twee belangrijkste
relatie tot de omvang van het geherstructureerde areaal (deze indicator ruimtelijke ambities in het programma zijn het tegengaan van verrommeling
is reeds beschikbaar via de Monitor Nota Ruimte, maar vergt wellicht van het landschap en het realiseren van een klimaatbestendige inrichting van
aanpassing). Nederland.
4. Ruimtegebruik voor stedelijke functies, uitgewerkt in een dichtheidsmaat Het tegengaan van verrommeling van het landschap is uitgewerkt in zes
(aantal stedelijke functies, zoals woningen, arbeidsplaatsen enzovoort, prioriteiten:
per hectare). het stimuleren van duurzaam en efficiënt ruimtegebruik voor wonen
5. De mate van bundeling van verstedelijking. en werken;
6. Uitbreiding van woningen/arbeidsplaatsen in, aan de rand van en nabij het behouden en versterken van de openheid van het landschap;
stedelijke gebieden. het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de ruimtelijke planvorming
7. Ontsluitingskwaliteit van nieuwe woon- en werklocaties. en uitvoering;
8. De verhouding tussen rood en groen in en om de stad. het vergroten van de ruimte voor windenergie;
9. De omvang van de verstening van het buitengebied. het realiseren van complexe ruimtelijke opgaven; en
10. Afname snelwegpanorama's. duurzame en concurrerende ontwikkeling van de Randstad
11. Verschuivingen in het ruimtegebruik in rijksbufferzones.
12. Gerealiseerde capaciteit windenergie. De tweede ambitie, het `realiseren van een klimaatbestendige inrichting
van Nederland', is vooral procesmatig uitgewerkt.
In oktober 2007 bracht het rpb op verzoek van de minister van VroM
een advies uit over de monitoring van de doelstellingen van het programma
`Mooi Nederland'. Het rpb concentreerde zich in zijn advies (met het oog
op de procesmatige uitwerking van de tweede ambitie) op het tegengaan
van verrommeling. Daarbij kwam het op basis van een analyse van de inhoud
van het programma tot de conclusie dat het bereiken van de doelen van deze
beleidsambitie kan worden gemonitord met twaalf indicatoren (zie voor een
samenvatting van deze indicatoren het kader `Voorstel voor indicatoren voor
de Monitor Mooi Nederland').
Het rpb en Mnp zullen binnenkort met een voorstel komen voor de uitwer-
king van de nieuwe indicatoren en de uitvoering van een nulmeting daarvoor.
Hiervoor zullen nieuwe uitwerkingen van de begrippen `woonmilieu' en
`werkmilieu' moeten worden ontwikkeld, omdat de huidige uitwerkingen
niet geschikt zijn voor monitoringsdoeleinden. Bij indicator 9 zal gebruik
worden gemaakt van inzichten uit de Belevingswaardenmonitor: niet elke
vorm van verstening heeft evenveel invloed op de beleving en waardering
van het landschap.
Op basis van de reeds beschikbare indicatoren (zie ook tabel 2) kan voor-
lopig de conclusie worden getrokken dat het programma `Mooi Nederland'
wat betreft de bundeling van wonen, de uitbreiding van wonen in, aan de
rand van of nabij stedelijke gebieden, en de ontsluitingskwaliteit van woon-
en werklocaties per auto het tij mee heeft, maar wat betreft de bundeling van
werken, herstructurering van bedrijventerreinen, de ontsluitingskwaliteit
van woningen en werklocaties per openbaar vervoer, de verhouding groen-
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
rood, de verschuivingen in het ruimtegebruik in rijksbufferzones en mogelijk Tabel 2. De ruimtelijke ontwikkelingen in de periode 2000-2006, afgezet tegen de doelen van het programma `Mooi Nederland'
ook de verstening in het buitengebied en de afname van snelwegpanorama's
de stroom tegen heeft. Indicator `Monitor Mooi Nederland' Ontwik- Indicatornummer op website Trend tegen richting
keling www.monitornotaruimte.nl beoogde doel (stroom
Methodische conclusies en aanbevelingen 1. Mismatch vraag-aanbod woningen per Indicator nog te ontwikkelen tegen)
Belevingsonderzoek nuttige aanvulling op fysieke monitoring woonmilieu Trend in richting beoogde
Een doelbereikingsmonitor op basis van uitsluitend fysieke kenmerken is 2. Mismatch vraag-aanbod werklocaties per Indicator nog te ontwikkelen doel, maar doel wellicht niet
minder geschikt voor de beoordeling van doelen van de Nota Ruimte waarbij werkmilieu tijdig gehaald
verschillen in waardeoriëntaties van burgers een rol spelen. Voorbeelden zijn 3. Omvang te herstructureren areaal bedrijven- Indicator 4.1 mogelijk nog Trend in de richting van
de doelen voor landschappelijke kwaliteit en de balans tussen rood en groen. terrein in relatie tot areaal geherstructureerd aanpassen beoogde doel (tij mee)
Bij zulke doelen zijn niet alleen objectief meetbare criteria van belang, maar bedrijventerrein Geen betekenisvolle trend
ook sociale normen en individuele verschillen in beleving (zie ook Jacobs 4. Dichtheid stedelijke functies Indicator nog te ontwikkelen
2006). Om die reden heeft de minister van VroM destijds de planbureaus 5a. Mate van bundeling van wonen Indicator 1.1
gevraagd om naast de monitoring van fysieke kenmerken ook de beleving 5b. Mate van bundeling van werken Indicator 1.2
en waardering van ruimtelijke ontwikkelingen door burgers te monitoren. 6a. Uitbreiding woningen naar locatie in, Indicator 1.4
Sindsdien heeft het kabinet-Balkenende iV die beleving in zijn beleid meer aan de rand van en nabij stedelijke gebieden
centraal gesteld dan in de Nota Ruimte. Dit heeft geleid tot de Nulmeting 6b. Idem uitbreiding arbeidsplaatsen Indicator 1.5
Belevingswaardenmonitor Nota Ruimte (Crommentuijn e.a. 2006) voor 7a. Ontsluitingskwaliteit auto nieuwe woon- Indicator 5.5a, 5.5b
landschappelijke kwaliteit en groen in en om de stad. en werklocaties
Vanuit het beleid ligt het dus voor de hand om de doelbereiking voor land- 7b. Ontsluitingskwaliteit openbaar vervoer Indicator 5.6
schap en de balans rood-groen primair af te meten aan de waardering van nieuwe woonlocaties
burgers zoals gemeten in de Belevingswaardenmonitor. Een belangrijke 7c. Ontsluitingskwaliteit openbaar vervoer Indicator 5.7
nuancering bij een dergelijk primaat van de beleving is echter op haar plaats. nieuwe werklocaties
Belevingsonderzoek en fysieke monitoring vullen elkaar vooral aan, en 8. Verhouding rood-groen in en om de stad Indicator 6.1, 6.2, 6.3
kunnen dus beter in samenhang worden gebruikt om de doelbereiking te 9. Omvang van verstening in het buitengebied Indicator nog te ontwikkelen
bepalen. Daarvoor zijn twee argumenten. Ten eerste hebben Crommentuijn 10. Afname snelwegpanorama's Alleen nulmeting
e.a. (2006) vastgesteld dat niet alleen fysieke kenmerken de verschillen 11. Verschuivingen in ruimtegebruik rijks- Indicator 1.6
in waardering bepalen. Sociaal-culturele kenmerken, zoals leeftijd en her- bufferzones
komst, spelen eveneens een rol. Dit betekent dat de mogelijkheden om 12. Gerealiseerde capaciteit windenergie Indicator nog te ontwikkelen
de waardering door burgers met de gebruikelijke instrumenten van het
ruimtelijk beleid (ruimtelijke investeringen en regelgeving) te beïnvloeden,
beperkt kunnen zijn. Ten tweede blijken de fysieke indicatoren van de Moni-
tor Nota Ruimte slechts een beperkte verklarende waarde te hebben voor
de waardering. De beschikbare databestanden geven namelijk slechts een
grove benadering van de beleefde fysieke werkelijkheid. Het gebruik van
beide manieren van meten biedt de mogelijkheid om de keuze van fysieke
indicatoren te onderbouwen met statistisch onderzoek naar de relatie tussen
waardering en gebiedskenmerken, en om de uitwerking van de indicatoren
te verbeteren (zie verder de paragraaf `Algemene landschapskwaliteit' in het
laatste Verdiepingshoofdstuk).
Bovendien is het aan te bevelen dat de rijksoverheid een beleidstheorie
ontwikkelt waarin is aangegeven hoe de instrumenten van het ruimtelijk
beleid de waardering beïnvloeden. Inzichten uit de Belevingswaarden-
monitor bieden aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een
dergelijke theorie.
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte ·
Doelen Nota Ruimte slechts gedeeltelijk afgedekt omgeving die de waardering in belangrijke mate bepalen (bomen in de
In de nulmeting is geconstateerd dat de indicatoren van de Monitor Nota straten, tuinen, perken en plantsoentjes);
Ruimte slechts een deel van de doelstellingen van de Nota Ruimte kunnen de begrenzing van de gebieden `ruimte voor water';
monitoren. Een eerste oorzaak hiervan is dat een deel van de doelen van de de centrale registratie natuurcompensatie;
Nota Ruimte vrij abstract is geformuleerd, dan wel is geformuleerd als proces- monitoring van de algemene landschapskwaliteit (buiten de Nationale
doel. Abstracte doelen (zoals `basiskwaliteit voor de gehele hoofdinfrastruc- Landschappen).
tuur') en procesdoelen (zoals `integraal gebiedsgericht ontwerp bij aanleg
van nieuwe/verbreding van bestaande infrastructuur') lenen zich niet voor Het ministerie van VroM zou het initiatief kunnen nemen om samen met
monitoring via ruimtelijke kenmerken. Een tweede oorzaak is dat de indica- andere departementen, provincies, de planbureaus en het CbS de geo-infor-
toren zijn gericht op de uitvoeringsdoelen. Deze doelen lenen zich immers matievoorziening voor monitoring op de genoemde punten te verbeteren.
het beste voor monitoring aan de hand van feitelijke ontwikkelingen, maar
dekken gezamenlijk niet volledig de operationele doelen van de Nota Ruimte. Meetfrequentie en trendrapportage
Daarmee zou ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat wanneer de uit- Deze eerste vervolgmeting verschijnt twee jaar na de nulmeting. Hoewel de
voeringsdoelen worden uitgewerkt, geïmplementeerd en bereikt, de doel- ontwikkelingen in die twee jaar uiteraard niet hebben stilgestaan, leveren
bereiking op de hogere niveaus van operationele en algemene doelen ook de indicatoren over die twee jaar maar in beperkte mate nieuwe inzichten op.
een succes is. De monitor zou aan waarde kunnen winnen wanneer deze Dit komt ten eerste doordat ruimtelijke ontwikkelingen in het algemeen een
meer is gericht op de operationele doelen. Die zouden daarvoor dan wel zekere traagheid hebben en de meeste trends op dit terrein maar langzaam
eenduidiger en concreter moeten worden uitgewerkt. ombuigen. Ten tweede laat de lengte van de meetperiode geen statistisch
In de nulmeting is er, in overleg met het ministerie van VroM, voor gekozen betrouwbare uitspraken toe. Ook als de indicatorwaarden zich wel duidelijk
om de monitor vooral op de uitvoeringsdoelen te richten. Met het oog op in een andere richting ontwikkelen dan in de nulmeting, is het meestal
de consistentie van de monitoring, is in deze vervolgmeting zoveel mogelijk niet mogelijk hier duidelijke conclusies aan te verbinden: gaat het om een
vastgehouden aan de toen gekozen indicatoren. In combinatie met het hoge blijvende ombuiging van de trend, of om een tijdelijke schommeling, ver-
abstractieniveau en het hoge aandeel procesdoelen in de Nota Ruimte, heeft oorzaakt door conjunctuurwisselingen of meer toevallige factoren?
dat ertoe geleid dat de monitor een selectief beeld geeft van de doelberei- Bij een rapportage over een periode van twee jaar is dit laatste niet onwaar-
king. De kracht van dit selectieve beeld is echter dat het helder maakt waar schijnlijk. Zo zijn in dit rapport de indicatoren voor het ruimtelijk patroon van
de nota wél concreet is geformuleerd en gericht is op gewenste feitelijke de werkgelegenheids- en bevolkingsgroei sterk beïnvloed door de recessie
ruimtelijke ontwikkelingen. De indicatoren geven aan in hoeverre die van 2003 en de nasleep daarvan in 2004 en 2005. De groei vertoonde vergele-
ontwikkelingen ook daadwerkelijk plaatsvinden. ken met de voorgaande periode een sterk afwijkend ruimtelijk patroon, en de
ontwikkelingen waren in een aantal opzichten beslist niet in lijn met de doe-
Databeperkingen len van de Nota Ruimte. Deze ontwikkelingen waren echter ook zeer gering
Bij de nulmeting is eveneens opgemerkt dat het monitoren van de ruimtelijke van omvang, in veel gebieden was er zelfs krimp in plaats van groei. Op het
ontwikkelingen gebaat zou zijn bij gegevens die beter aansluiten bij de infor- moment dat er weer substantiële groei optreedt, zoals in 2006 en 2007 inder-
matiebehoefte van de monitor en die eenvoudiger zijn te gebruiken dan de daad het geval was, is het goed denkbaar dat deze weer een vergelijkbaar
huidige. Op enkele punten, zoals de monitoring van Nationale Landschappen, (met de jaren voor 2003) patroon volgt, dat in de meeste opzichten meer
is de situatie sindsdien verbeterd door initiatieven van het rijk, maar beper- in lijn is met de beleidsdoelen. Per saldo vormen 2004 en 2005 dan geen
kingen zijn er nog steeds. Zo zouden de indicatoren voor de bedrijventer- werkelijke trendbreuk.
reinen en de herstructurering daarvan gebaat zijn bij een vollediger respons Om deze reden wordt voor het vaststellen van trends meestal over een
op de verschillende onderdelen van de ibiS-enquête. Indicatoren die zijn langere periode gemeten dan twee jaar. Niet voor niets werd in de nulmeting
gebaseerd op de CbS-bodemstatistiek zijn gebonden aan de verschijnings- ook vier jaar teruggekeken, met metingen aan het begin van 2000 en 2004.
frequentie van deze statistiek, en lopen daardoor uit de pas met de twee- Dat er toch is gekozen voor een tweejarige verschijningsfrequentie, is vooral
jaarlijkse metingen voor de meeste andere indicatoren. Voor de volgende vanwege het belang van de indicatoren voor de begrotingsverantwoording
onderwerpen ontbreken gegevensbronnen, die noodzakelijk zijn om van het ministerie van VroM en voor de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte. Met
indicatoren op een adequate manier te volgen: het oog op zowel de informatiebehoefte van het beleid als de wetenschap-
de herstructurering van verouderde stedelijke spoorwegemplace- pelijke betekenis van de metingen in een korte periode, lijkt het verstandig
menten; opnieuw te overwegen welke combinatie van frequentie en verschijnings-
de aanwezigheid van kleine groenelementen in de gebouwde vorm het meest geschikt is.
Monitor nota ruiMte Monitor Nota Ruimte 0 ·
---
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer