Werkgevers schreeuwen om hulp bij verzuimbegeleiding en re-integratie
Een werkgever en werknemer zijn verantwoordelijk voor de reintregratie doch zien de bomen door het bos niet meer. De regelgeving rondom arbeidsongeschiktheid is fors veranderd en vraagt om een nieuwe aanpak. Met deze nieuwe aanpak kan voor de werkgever en de werknemer veel ellende worden voorkomen
UDENHOUT, 20080520 -- Belangrijke belemmeringen bij re-integratie zijn gezondheid, het geen inzicht hebben van geschikte functies, demotivatie van de werknemer, het niet uivoeren van een meting naar de verdiencapaciteit in de verzuimperiode en de relatie tussen werknemer en werkgever. In de praktijk wordt hier vaak te weinig aandacht aan geschonken, zo blijkt uit een onderzoek van Wegeon Case- & Caremanagement onder 50 gevallen waarbij tijdens de verzuimbegeleiding geen financiële scan is gemaakt. De meerderheid van deze werknemers (ruim 56%) heeft na de twee ziektejaren ontslag gehad en is in de WW terecht gekomen. Werkgevers vragen om hulp!
Wegeon heeft binnen haar portefeuille met de WIA aanvraag en/of de advisering rondom het eigenrisicodragerschap WGA (waarbij een WGA- prognose van minder dan 35% was berekend), de werkgevers en werknemers naar hun ervaringen m.b.t. de re-integratie mogelijkheden en activiteiten in de eerste twee ziektejaren gevraagd en/of onderzocht. Het ging totaal om ca. 50 gevallen.
Bij geen van de gevallen is tijdens de verzuimbegeleiding een financiële scan gemaakt, waaruit de toekomstige financiële positie van de op dat moment zieke werknemer bij werken en niet werken blijkt. De re-integratie-inspanningen van de werkgever waren vaak afhankelijk van het soort arbeidsovereenkomst (contract bepaalde tijd of onbepaalde tijd) en de vraag naar hulp van zieke werknemers. De meerderheid (ruim 56%) heeft na de twee ziektejaren ontslag gehad en zijn in de WW terecht gekomen. Dit betrof met name de groep werknemers met een relatief laag opleidingsniveau en een laag inkomen.
Binnen de Wegéon portefeuille hebben 6 werkgevers (12%), waarvoor Wegeon "schaduw draait" op de elders ondergebrachte arbo-dienstverlening, een sanctie opgelegd gekregen van het UWV wegens onvoldoende re-integratie inspanningen en heeft het overige deel (32%) op eigen kracht en/of met hulp van Wegeon of een re-integratiebureau elders werk gevonden.
Meer dan de helft van de werknemers krijgt bij de WIA keuring te horen dat zij minder dan 35% loonverlies hebben en krijgen dus geen uitkering. Velen worden na twee ziektejaren ontslagen en zijn aangewezen op een WW- uitkering. Zowel werkgevers als werknemers geven aan behoefte te hebben aan ondersteuning bij de verzuimbegeleiding en re-integratie. Volgens A. Linkels van Wegeon dient ook een meting naar de verdiencapaciteit in de verzuimperiode een onderdeel te zijn van de ondersteuning. De werknemer kan dan het financiële toekomstplaatje worden voorgerekend en de werkgever zijn re-integratie budget.
De meeste werknemers die bij de WIA- keuring te horen kregen dat zij geen uitkering krijgen, omdat het loonverlies minder dan 35% bedraagt, zijn van mening dat werkhervatting bij de eigen werkgever of een andere werkgever mogelijk is of was geweest. Hun werkgever zag echter onvoldoende mogelijkheden en werd daarbij gesteund door het CWI. Het CWI ging immers akkoord met de ontslagaanvraag na de WIA- keuring. De oorzaak hiervan ligt echter niet alleen bij de werkgever maar ook bij de werknemer. In de eerste twee ziektejaren ziet men namelijk al een verschil ontstaan tussen werknemers die er uiteindelijk in slagen werkzaamheden te hervatten en degenen die hierin niet slagen.
De gezondheid is een van de belangrijkste voorwaarden voor werkhervatting. Naast de invloed op het hervatten van werk blijkt dat de gezondheid ook nauw samenhangt met de motivatie en het inzicht in eigen mogelijkheden. Werkgevers zijn vaak van mening dat een werknemer met een niet meer volledige belastbaarheid niet kan terugkeren naar de eigen of een andere functie. Een gering verlies van de verdiencapaciteit zegt echter niets over de geschiktheid van de werknemer voor het eigen werk en de beschikbaarheid van ander geschikt werk voor de werknemer. Motivatie van de werknemer en een begripvolle werkgever zijn een must bij het slagen van de re-integratie.
Al in de eerste twee ziektejaren ontstaat een verschil tussen werknemers die er in slagen werk te hervatten en degenen die hierin niet slagen. Dit verschil heeft enerzijds te maken met de motivatie van de werknemer en anderzijds het aantal maatregelen dat wordt genomen. Een hulpmiddel daarbij is een meting naar de verdiencapaciteit in het begin van de verzuimperiode. Hiermee kan voor de werknemer het toekomstige financiele plaatje bij werken en niet werken worden vastgesteld en voor de werkgever het re-integratiebudget.
Als voorbeeld noemt Linkels Jan Vingerhoets, een meewerkend bedrijfsleider op een varkenshouderij. Deze 26- jarige werknemer viel in september 2007 uit wegens beroepsastma. De arbo-arts en de longarts "verboden" de werknemer langer in de stallen te komen. De varkenshouder heeft geen andere werkzaamheden voor Jan. Na 6 maanden met forse longklachten thuis te hebben gezeten en nadat Jan zijn toekomstig financieel plaatje was voorgerekend, ondernam Jan op eigen initiatief stappen en ging hij de opleiding transportplanner/ expediteur volgen. Na het examen in mei 2008 en een drie-tal open sollicitaties ging hij op detacheringsbasis aan de slag bij een transportbedrijf in Geldrop. Hiermee heeft de werknemer zijn toekomstige inkomen veilig gesteld en voorkomt hij een toekomstige WW- uitkering. De aan de opleiding verbonden kosten heeft de oude werkgever kunnen claimen op zijn loondoorbetalingsverzekering.
Uit een ander voorbeeld uit de portefeuille van Wegeon blijkt dat het ook fout kan gaan. Els Berkemeijer, 40 jaar oud, werkt al ruim 10 jaar als verpleegkundige in het ziekenhuis in Tilburg. Haar jaarinkomen is 25.000 euro. In mei 2006 kreeg Els last van reumatische klachten, waardoor zij geen til werkzaamheden meer kan uitoefenen. Het ziekenhuis heeft Els gedurende de twee ziektejaren geen passende functie aangeboden en kreeg na de WIA- keuring in april 2008, waarbij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25% werd vastgesteld, van het CWI toestemming tot ontslag. Vrijdag 2 mei jl. heeft Els afscheid genomen van haar collega's en sinds die tijd ontvangt zij een WW- uitkering.
Gedurende de verzuimperiode van Els bestond er op enig moment een loonwaarde van 75%. Het ziekenhuis heeft dit niet laten vaststellen. Indien er gedurende de verzuimperiode wel een meting was gedaan naar de verdiencapaciteit, dan had het ziekenhuis Els intern of extern kunnen re-integreren. Echter, niet alleen het ziekenhuis heeft in deze casus gefaald maar ook Els. Blijkbaar was Els niet gemotiveerd om weer aan de slag te gaan. Met het voorrekenen van het toekomstige financiële plaatje van Els, hadden wellicht het ziekenhuis en Els in de loondoorbetalingsperiode andere stappen ondernomen.
Wat is nu het verschil tussen het toekomstige inkomensplaatje van Jan Vingerhoets en Els Berkemeijer. Beide werknemers hadden voor het ziek worden een jaarinkomen van 25.000 euro. Jan heeft met zijn positieve inzet een andere baan weten te vinden en genereert daarbij een inkomen van 22.500 euro na de twee ziektejaren. De eerste twee ziektejaren betaalt de oude werkgever het inkomen door (eerste jaar 100% en tweede jaar 70%). Ook Els was de twee ziektejaren verzekerd van inkomen. Vanaf 2 mei 2008 valt zij echter terug op een WW- uitkering gedurende 22 maanden van ca. 16.500 euro per jaar. Een inkomensverlies t.o.v. haar oorspronkelijke inkomen van 8.500 euro op jaarbasis.
De WW- uitkering van Els is gebaseerd op:
SV-inkomen 25.000 euro per jaar
Leeftijd (op 31 december) 39 jaar
Minstens 26 weken gewerkt in de laatste 36 weken
Minstens 4 van de laatste 5 jaar gewerkt
Dagloon 88,70 euro
Arbeidsverleden 22 jaar
In maart 2010 stopt de WW- uitkering en is Els, bij het niet vinden van nieuw werk, aangewezen op een bijstandsuitkering.
Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn komen weliswaar niet in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar ervaren wel een belemmering bij de terugkeer naar het arbeidsproces. Die belemmeringen liggen vooral op het vlak van gezondheid, motivatie en het gebrek aan geschikt werk. In veel gevallen, in het bijzonder bij het MKB, is daarom terugkeer bij de eigen werkgever niet meer mogelijk. Ondersteuning van deze groep werknemers bij het vinden van geschikt werk extern (2e spoor) is noodzakelijk om ontslag en daaruit voortkomende werkloosheid te voorkomen. Dit kan alleen met hulp van mensen die het vak "verzuimbegeleiding en reintegratie" verstaan. Professionals die daarvoor zijn opgeleid en de werkgever en werknemer ondersteunen bij de uitvoering van de actieve verzuimregie rol. Hiermee kan veel geld en ellende worden bespaard en worden voorkomen dat er nog langer een verschuiving plaatsvindt van zieke werknemers naar de WW en/of Bijstand.
Reintegratie is en blijft het beste alternatief. Een werkgever kan met de juiste hulp rekenen op een aantal financiele voordelen zoals no-riskpolis en subsidies voor werkplekaanpassingen. Gelukkig stellen ook verzekeraars, waarbij de loondoorbetaling en/of WGA is verzekerd, hiervoor budget beschikbaar. De grootste valkuil is echter de onvoldoende kennis van de sociale zekerheid, de Wet WIA en het achterwege laten van een financiele scan.
Voor meer informatie zie www.wegeon.nl