Nederlands Instituut voor Ecologie
Persbericht, 15 april 2008
Nederlandse ecologen kunnen effect klimaatverandering op trekvogels
voorspellen
Model hoe vogels hun gedrag tijdens de trek aanpassen werkt goed
NIEUWERSLUIS (Utr.) Trekvogels zijn voor hun voortbestaan afhankelijk
van rust- en voedselgebieden die ze onderweg aandoen. Als die
pleisterplaatsen door milieuveranderingen wegvallen, bestaat de kans
dat de vogels hun broedgebied niet of in slechte conditie bereiken.
Ecologen van het Nederlands Instituut voor Ecologie hebben een model
gemaakt waarmee ze kunnen berekenen wat de gevolgen zijn als het
voedselaanbod op een tussenstop verandert. Zo kunnen ze ook het effect
voorspellen dat klimaatverandering op trekvogels zal hebben.
Het bewijs dat het rekenmodel betrouwbare voorspellingen oplevert, is
deze week gepubliceerd in het Journal of Animal Ecology. Daarbij is de
voorspelling hoe een MODEL-GANS zou reageren op de
klimaatveranderingen vanaf de jaren negentig vergeleken met hoe kleine
rietganzen in werkelijkheid hun gedrag hebben aangepast tussen 1990 en
2004. Het bleek dat model en werkelijkheid behoorlijk met elkaar
overeenkwamen. Doordat nu is aangetoond dat het rekenmodel een hoge
voorspellende waarde heeft, zou het prima gebruikt kunnen worden door
INTERNATIONALE BELEIDSMAKERS. Op grond van de berekeningen kan bepaald
worden welke gebieden langs de complete trekroutes betere bescherming
verdienen. Zo zouden de vogels de kans krijgen om zich aan te passen
aan het veranderende klimaat.
De voor het toetsen van het rekenmodel zo belangrijke gegevens van de
KLEINE RIETGANS zijn verkregen in een internationaal
samenwerkingsproject van onderzoekers van het Nederlands Instituut
voor Ecologie (NIOO-KNAW), het Nationale Milieu Onderzoeksinstituut
uit Denemarken (NERI) en het Noorse Instituut voor Natuuronderzoek
(NINA). Gedurende een periode van bijna vijftien jaar is precies
bijgehouden wanneer geringde ganzen op de verschillende locaties
arriveerden en wanneer ze weer verder trokken. De belangrijkste factor
om door te trekken is volgens onderzoekster Silke Bauer, de toestand
van de plantengroei op de volgende pitstop. "Ze weten als het ware hoe
ver het voorjaar een paar honderd kilometer verderop is. Zo komen ze
precies aan op het moment dat het voedselaanbod het gunstigste voor
hen is. De AANVANG VAN DE LENTE is een van de variabelen in ons
rekenmodel. Daarmee kunnen we dus voorspellen hoe de ganzen reageren
als het verschuift door de klimaatverandering.
De kleine rietgans (Anser brachyrhynchus) leeft gescheiden in twee
aparte groepen. De Spitsbergen-populatie overwintert in Denemarken,
NEDERLAND EN BELGIË en vliegt via Noorwegen naar Spitsbergen. De
andere populatie brengt de winter door in Engeland en vliegt vanuit
daar naar Groenland of IJsland. De ganzen moeten aankomen op het
moment dat de toendra's sneeuwvrij zijn en weer vertrekken voordat de
vorst toeslaat. Ook de reis vergt een nauwkeurige planning om onderweg
voldoende `OP TE VETTEN'. De trekvogels blijken hun planning aan te
passen aan de klimaatverandering, maar dat is niet altijd mogelijk.
Bijvoorbeeld omdat ze uitwijken naar boerenland waar mensen ze
wegjagen. Internationale afspraken over het beheer van de hele
trekroute zouden een oplossing kunnen bieden.
Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie
centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het
land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum
voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het
leven in en rond het zoete water, met bijzondere aandacht voor
wetlands.