Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
BESTUURLIJKE AFSPRAKEN OCW, IPO EN VNG OVER HET PROGRAMMAFONDS CULTUURPARTICIPATIE
Het rijk, IPO en VNG hebben in gezamenlijk overleg een startnotitie opgesteld voor de oprichting van
een Programmafonds voor Cultuurparticipatie. Deze startnotitie is het vertrekpunt geweest voor de
kwartiermaker, dhr. Jaap Dijkstra, die de minister van OCW in goed overleg met IPO en VNG heeft
aangesteld.
De kwartiermaker heeft door gesprekken met de andere overheden en de sector het draagvlak voor het
Programmafonds gepeild. Zijn bevindingen heeft hij vastgelegd in een advies op hoofdlijnen. Het advies
vormt een goed fundament voor de uitwerking van het Programmafonds Cultuurparticipatie.
Rechtspersoon voor het fonds wordt de Stichting Fonds Cultuurparticipatie die nu de rechtsopvolger is
voor het onderdeel Amateurkunst van het voormalige Fonds Amateurkunst en Podiumkunsten en
daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen Amateurkunst.
Op basis van het advies hebben de drie overheden, gehoord het bestuur van de Stichting Fonds
Cultuurparticipatie overeenstemming bereikt over de vervolgstappen.
Hiertoe committeren de overheden zich aan het volgende:
1. De missie van het Programmafonds Cultuurparticipatie is om cultuurparticipatie van alle burgers
te stimuleren. Iedere Nederlander, te beginnen bij jongeren, komt op termijn actief in aanraking
met een cultuurdiscipline.
2. De missie wordt ondersteund door de volgende doelstellingen:
a. Meer mensen doen mee, georganiseerd en ongeorganiseerd;
b. Er komt betere ondersteuning (begeleiding, scholing, presentatiemogelijkheden,
samenwerking met professionals).
3. Het Programmafonds Cultuurparticipatie voorziet in een samenwerkingsmodel tussen rijk,
provincies en gemeenten. Onderdeel van de overeenkomst is dat provincies en gemeenten de hen
vanuit Loket II toegekende programmamiddelen financieel matchen. De door het Programmafonds
Cultuurparticipatie verstrekte middelen kunnen binnen één subsidieperiode flexibel worden
ingezet.
4. De onderstaande programmalijnen en thema's, zoals geformuleerd door de kwartiermaker, zijn
vastgesteld in het bestuurlijk overleg van 2 april 2008 en vormen de basis voor het beleidskader
van het fonds:
a. De programmalijnen zijn: amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur;
Amateurkunst is het actief beoefenen van kunst, uit passie, liefhebberij of engagement,
zonder daarmee primair in het levensonderhoud te willen voorzien.1
Cultuureducatie is de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-
educatie. Cultuureducatie is leren over, door en met cultuur. Ook het leren beoordelen,
genieten en zelf beoefenen van kunst binnen- en buitenschools hoort daarbij.2
1 Amateurkunstbeleid OK, een handreiking voor gemeenten, Kunstfactor en VNG, conceptversie januari 2008
2 Cultuureducatie, een beleidshandreiking, Kunstconnectie en VNG, november 2006
---
- Kunsteducatie omvat de disciplines: beeldende kunst, dans, literatuur, muziek, theater
en audiovisuele kunst. Ook toegepaste kunsten en wereldcultuur maken hier
onderdeel van uit.
- Erfgoededucatie heeft betrekking op archeologie, cultuurlandschap, monumenten,
musea, archieven en bibliotheken en omvat een breed spectrum aan activiteiten voor
allerlei publieksgroepen, die zowel kennis en begrip als beleving van erfgoed tot doel
hebben. Erfgoededucatie is ook: leren over, door en met erfgoed, met inbegrip van de
Canon van Nederland.
- Media-educatie gaat over het leren interpreteren van de inhoud van media, het
bepalen door welke belangen of waardesystemen deze worden gestuurd en het bewust
worden van de plaats en rol van media in het persoonlijke en maatschappelijke leven.
Volkscultuur is het geheel van cultuuruitingen die als wezenlijk worden ervaren voor
specifieke groepen, steeds onder verwijzing naar traditie, verleden en nationale, regionale
of lokale identiteiten.3 Omdat elke generatie haar eigen keuzes maakt, is volkscultuur een
dynamisch fenomeen.
b. De doorsnijdende thema's zijn:
Diversiteit van de doelgroepen: met nadruk op jongeren, richt het beleid zich in beginsel op
alle Nederlanders, nieuwe en oude. Het gaat om alle leeftijden, bevolkingsgroepen en
opleidingsniveaus.
Vernieuwing: bevordert ontwikkeling en vernieuwing van de drie programmalijnen op alle
niveaus (scholing/opleiding, productie, presentatie en afname) door middel van
voorbeeldprojecten en informatie-uitwisseling.
Verankering: het is essentieel om de ingezette ontwikkelingen duurzaam te verankeren.
Het is niet de bedoeling subsidieafhankelijkheid te stimuleren.
Bij elk van de programmalijnen en doorsnijdende thema's kunnen ook activiteiten van professionele
kunstenaars en instellingen aan de orde zijn.
5) De overheden onderschrijven de gezamenlijke verantwoordelijkheid die zij hebben voor het
realiseren van de missie en de daaraan verbonden doelstellingen. De kwartiermaker heeft in zijn advies
gesteld dat het systeem van matching respect vergt voor de beleidsuitgangspunten van elk van de
partners. Concreet betekent dit dat binnen de aanvragen van gemeenten en provincies elk van de
programmalijnen in voldoende mate dienen te zijn opgenomen. De invulling daarvan vraagt echter per
gemeente en provincie om een op maat gesneden aanpak met ruimte voor eigen keuzes.
6) Het Programmafonds voorziet in twee loketten:
Loket I is bedoeld voor activiteiten van instellingen en verenigingen (samenwerkingsverbanden,
nieuwe coalities en allianties) op het gebied van de drie programmalijnen en de drie doorsnijdende
thema's. De nadruk hierbij ligt op experiment en talentontwikkeling. Daarnaast worden aan dit
loket nog toegevoegd de amateur-regelingen van het voormalige Fonds Amateurkunst en
Podiumkunsten, de middelen voor cultuureducatie van de Mondriaan Stichting en de
subsidierelaties met de (producerende) instellingen op het gebied van amateurkunst en
cultuureducatie in de basisinfrastructuur.
3 Definitie Meertens Instituut (op verzoek van OCW), 2008
---
Loket II is bedoeld voor de andere overheden voor het realiseren van de missie langs de
programmalijnen en de doorsnijdende thema's. Het rijk stelt in de periode 2009-2012 hiervoor
jaarlijks een budget aan het Programmafonds Cultuurparticipatie beschikbaar, waarvoor de
provincies en 35 gemeenten aanvragen kunnen indienen ter hoogte van
1. 0,79 per inwoner (provincies, exclusief de direct deelnemende gemeenten)4
2. 1,13 per inwoner (G9) 5
3. 0,79 per inwoner (de overige 26 gemeenten).
Deze bedragen worden met eenzelfde bedrag per inwoner/per jaar door de andere overheden
aangevuld.
7) De betreffende gemeenten en provincies worden op basis van deze afspraken uitgenodigd om vóór 1
mei 2008 aan de minister van OCW schriftelijk te berichten of zij in principe een plan voor 2009-2012
willen indienen bij het programmafonds cultuurparticipatie.
II. UITWERKINGSFASE TOT 1 JANUARI 2009
In de Uitwerkingsfase zal de kwartiermaker op basis van de missie en doelstellingen van het fonds
leiding geven aan de inrichting van het fonds. In het kader hiervan zullen de volgende onderwerpen
nader moeten worden onderzocht en uitgewerkt:
de concretisering en uitvoering van beleidskader en regelingen van het fonds voor overheden en
instellingen;
de operationalisatie van missie en doelstelling in beoogde effecten en de ontwikkeling van een
werkbare systematiek voor monitoring en verantwoording;
het ontwikkelen van voorstellen voor een nadere invulling van de extra middelen die vanaf 2009 in
een oplopende reeks door het rijk aan het Programmafonds Cultuurparticipatie beschikbaar zullen
worden gesteld ten behoeve van de sector en de andere overheden. De kwartiermaker zal met het
oog hierop gesprekken voeren met zowel de overheden als met de fondsen, sectorinstituten en
brancheorganisaties. Het uitgangspunt bij de verdeling van de middelen is dat een goede
geografische spreiding wordt gewaarborgd. In dit verband zal ook de samenhang tussen de loketten
I en II nog nader worden uitgewerkt.
de inrichting van de organisatie van het fonds, met inbegrip van het gewenste organisatieplan;
een procedure voor arbitrage in geval van voorgenomen afwijzingen van aanvragen van gemeenten
en provincies;
de daadwerkelijke uitvoering van het programmafonds (met inbegrip van het bepalen van de
huisvesting, automatisering, wijze van administratie, inrichting van werkprocessen;
het uitzetten en planning van de communicatiestrategie;
de afstemming van het Programmafonds met provincies, gemeenten en sectororganisaties;
de deskundigheidsbevordering van en tussen overheden op langere termijn, waar nodig in
samenwerking met sectorinstituten en brancheorganisaties.
4 Het gaat om 35 gemeenten: 33 gemeenten > 90.000 inwoners (waaronder 21 cultuurconvenantgemeenten) en 2
cultuurconvenantgemeenten 5 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede en Groningen.
---
Beoogde resultaten op korte termijn zijn:
advies over de door de Minister te benoemen Raad van Toezicht, gehoord IPO en VNG, en Raad van
Bestuur voor de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;
het beleidskader alsmede regeling voor provincies en gemeenten van de Stichting Fonds voor
Cultuurparticipatie; beide worden voor 15 mei ter goedkeuring aangeboden aan de minister. Het
tijdpad voor aanvragen van provincies en gemeenten ziet er vervolgens als volgt uit:
o 15 november 2008: uiterlijk 15 november 2008 dienen provincies en gemeenten de door
Provinciale Staten of Gemeenteraad goedgekeurde aanvraag in.
o Voorafgaand hieraan vanaf 15 september vindt overleg plaats tussen het fonds en de
provincie of gemeente over de conceptaanvraag;
o 31 december 2008: uiterlijk 31 december 2008 ontvangen provincies en gemeenten een
beschikking.
o 1 januari 2009: start vierjarige programma's cultuurparticipatie.
het in samenspraak met de overige cultuurfondsen ontwerpen van conceptregelingen voor loket I
uiterlijk 15 september , waarbij geldt dat voorlopig de lopende regelingen en procedures voor
amateurkunst en cultuureducatie ongewijzigd geldig blijven.
De kwartiermaker wordt in de Uitwerkingsfase begeleid door een klankbordgroep met daarin
vertegenwoordigers van IPO, VNG en OCW alsmede een vertegenwoordiger van het bestuur van het
Fonds voor Cultuurparticipatie.
Aldus besproken en vastgesteld in het bestuurlijk overleg d.d. 2 april 2008.
---