Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 200818
2500 EA 'S GRAVENHAGE

Den Haag Ons kenmerk
15 april 2008 DK/B&B/5716

Onderwerp Bijlage(n) Bestuurlijke afspraken Programmafonds 1 Cultuurparticipatie

Het verheugt mij dat ik u kan mededelen dat ik op 2 april jl. met IPO en VNG overeenstemming heb bereikt over de missie en de inrichting van het Programmafonds Cultuurparticipatie. Met deze brief informeer ik u over deze bestuursovereenkomst. Het betreffende document, Bestuurlijke afspraken OCW, IPO en VNG over het Programmafonds Cultuurparticipatie, is als bijlage aan deze brief toegevoegd.

De Bestuurlijke afspraken bevat ook definities van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur. Door toezending van de bestuurlijke overeenkomst los ik tevens mijn toezegging aan uw Kamer in, gedaan tijdens het AO van 17 december 2007, om het begrip volkscultuur nader te definiëren.

Inleiding
In de achterliggende maanden heeft de kwartiermaker, de heer Jaap Dijkstra, de wenselijkheid van en het draagvlak voor het programmafonds intensief verkend. Zijn bevindingen heeft hij begin dit jaar in een advies Programmafonds Cultuurparticipatie, een basismodel gepresenteerd. Bij brief van 31 januari 2007 (DK/I&I/AK/2008/4061) heb ik u dit advies reeds toegezonden. Op basis hiervan hebben OCW, IPO en VNG nader overleg gevoerd over missie en doel van het programmafonds en het vervolgtraject dat er toe moet leiden dat het Programmafonds Cultuurparticipatie op 1 januari 2009 volledig functioneert.

Bestuurlijke afspraken
In de Bestuurlijke afspraken wordt het advies van de kwartiermaker op hoofdlijnen overgenomen. Met als missie, dat iedere Nederlander, te beginnen bij jongeren, actief in aanraking komt met cultuur, is het Programmafonds een belangrijke stap op weg naar een meer duurzame verankering van actieve cultuurbeoefening in de Nederlandse samenleving. De samenwerking met de andere overheden op dit punt garandeert dat de missie en de middelen om die te realiseren goed gespreid worden.

Om de missie te verwezenlijken wordt op drie programmalijnen (amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur) ingezet. Vernieuwing, diversiteit en verankering gelden daarbij als de doorsnijdende thema's. Het programmafonds krijgt de beschikking over twee loketten: Loket 1 richt zich op experiment en talentontwikkeling en is voor de ontwikkeling van de sector zelf bedoeld (al dan niet in

blad 2/3

samenwerking met de andere overheden en maatschappelijke organisaties), terwijl Loket 2 bestemd is voor aanvragen in het kader van de samenwerking met de andere overheden. Ook deze middelen komen ten goede aan amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

De Bestuurlijke afspraken bevat nader uitgewerkte definities van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur. Deze definities zijn gebaseerd op de actuele beleidsdefinities van VNG en Kunstfactor (voor amateurkunst), VNG en Kunstconnectie (voor cultuureducatie) en het Meertens Instituut (voor volkscultuur). De definitie van volkscultuur is breed en bestrijkt niet alleen de gekende voorbeelden van volkscultuur, maar ook meer eigentijdse varianten. Bij het opstellen van de subsidieregelingen zal de kwartiermaker de verschillende begrippen nader operationeel maken.

In de Bestuurlijke afspraken wordt de bijzondere financiële positie van de G4 uitgebreid naar de G9.1 Door deze stedelijke knooppunten van nationaal belang gezamenlijk een aparte positie toe te kennen, wordt recht gedaan aan hun bijzondere sociale, economische en culturele positie. Van de grote steden verwacht ik dat zij een voorbeeldfunctie hebben voor de beleidsontwikkeling in hun specifieke regio.

Daarnaast is de kwartiermaker gevraagd een voorstel te ontwikkelen voor de verdeling van de extra middelen die OCW vanaf 2009 in een oplopende reeks aan het programmafonds beschikbaar zal stellen voor de sector en de andere overheden. Ook voor de verdeling van deze middelen geldt een goede geografische spreiding als uitgangspunt.

Vervolgtraject
De Bestuurlijke afspraken bevat onder II. Uitwerkingsfase tot 1 januari 2009 ook de vervolgopdracht aan de kwartiermaker. Deze moet er toe leiden, dat het programmafonds per 1 januari 2009 volledig operationeel is. Omdat afgesproken is dat provincies en gemeenten nog dit jaar in de gelegenheid worden gesteld beleidsplannen in te dienen, zal de kwartiermaker op 15 mei a.s. de subsidieregeling voor Loket 2 ter goedkeuring aan mij voorleggen.

Al met al is het voor alle betrokken partijen duidelijk dat het vervolgtraject onder tijdsdruk staat. De kwartiermaker streeft er daarom naar zo snel mogelijk een Raad van Toezicht aan te stellen. Om niet overhaast te handelen, heeft de kwartiermaker daarom ­ in overleg met OCW, IPO en VNG ­ de heer Hans Simons, oud staatssecretaris van Volksgezondheid, benaderd. De heer Simons, voormalig voorzitter van het Fonds Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK) en als zodanig thans voorzitter bij de stichting Fonds Cultuurparticipatie ­ de beoogde rechtspersoon van het programmafonds, waarin de subsidieregelingen van het FAPK tijdelijk zijn ondergebracht ­ is bereid gevonden nog maximaal een jaar als voorzitter aan te blijven.

Reacties Kunstconnectie, Kunstfactor en Kunsten '92 op advies kwartiermaker Kunstconnectie, Kunstfactor en Kunsten '92 hebben schriftelijk op het advies van de kwartiermaker gereageerd. Deze organisaties zijn positief over de komst van het programmafonds, maar hebben begrijpelijkerwijs nog een aantal vragen over de uitwerking. Kunstconnectie benadrukt het belang van kwaliteitscriteria voor participatie en de noodzaak van een samenhangende en innovatieve aanpak op uitvoeringsniveau. Kunstfactor voert onder meer aan dat het advies onvoldoende aandacht aan de amateurkunst schenkt. Met Kunsten '92 is Kunstfactor bovendien van mening dat het advies de


1 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede en Groningen.

blad 3/3

verbinding tussen de amateur- en professionele kunstsector nauwelijks aan bod stelt, terwijl die elkaar juist veel te bieden hebben.

Naar aanleiding daarvan merk ik het volgende op. In de verkenningsfase heeft de kwartiermaker vooral aandacht geschonken aan het creëren van draagvlak bij de andere overheden. De verdere inhoudelijke uitwerking van het programmafonds vraagt nadrukkelijk om betrokkenheid van de sector zelf. Dit is ook in de Bestuurlijke afspraken vastgelegd. Op dit moment voert de kwartiermaker al gesprekken met vertegenwoordigers van de sector. In dit verband heb ik de brieven van Kunstconnectie, Kunstfactor en Kunsten '92 aan de kwartiermaker ter hand gesteld met de vraag bij de inhoudelijke uitwerking van het programmafonds de opmerkingen en suggesties van deze organisaties te betrekken.

Tot slot
Ik ben blij met de afspraken met IPO en VNG. De vorming van het Programmafonds Cultuurparticipatie is hierdoor een flinke stap dichterbij gekomen en daarmee ook de mogelijkheid om de ambities van het kabinet, zoals verwoord in het Regeerakkoord, te realiseren. De samenwerking van de drie overheidslagen op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur is van wezenlijk belang om iedere Nederlander daadwerkelijk actief in aanraking met cultuur te brengen.

Voor meer informatie verwijs ik u naar de bijgevoegde Bestuurlijke afspraken OCW, IPO en VNG over het Programmafonds Cultuurparticipatie.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk