Kamerbrief inzake beantwoording vragen gesteld tijdens het Algemeen Overleg
over Mensenrechten d.d. 8 april jl.
15-04-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Onderstaand treft u de antwoorden aan op vragen die tijdens het
Algemeen Overleg van 8 april jl. met de Kamercommissie voor
Buitenlandse Zaken over mensenrechten onbeantwoord zijn gebleven.
Hiermee doe ik gestand aan de toezegging gedaan tijdens genoemd
Algemeen Overleg.
Mensenrechten in Nederland
Mensenrechten zijn een verantwoordelijkheid voor het hele kabinet. De
mensenrechtenstrategie is vastgesteld door de ministerraad; daarmee
hebben alle bewindslieden zich gecommitteerd aan dit beleid. Er vindt
regelmatig interdepartementaal overleg plaats, waarbij ook
mensenrechten aan de orde komen. Het aanwijzen van een liaison officer
voor mensenrechten laat ik graag over aan mijn collega's bij andere
departementen.
Dat Nederland zelf goed presteert op het gebied van mensenrechten is
van direct belang voor de geloofwaardigheid van het internationale
mensenrechtenbeleid. Aanbevelingen van VN-verdragscomités worden dan
ook zeer serieus genomen. In mijn eerste toespraak, voor de
VN-mensenrechtenraad, heb ik bijvoorbeeld het rapport van de
VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen verwelkomd en aangegeven dat
de Nederlandse regering de aanbevelingen zal implementeren.
Zoals reeds aan de Kamer gemeld in de Kamerbrief van 1 april 2008
inzake schriftelijke vragen over de mensenrechtenstrategie, geldt wat
betreft Nederlandse ratificatie van het Facultatief Protocol bij het
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling of bestraffing (New York, 18 december 2002) het volgende.
De parlementaire goedkeuringsstukken voor dit Protocol zijn in
voorbereiding. Op dit moment wordt nog uitgezocht of er
uitvoeringswetgeving nodig is. Het Protocol zal naar verwachting dit
jaar nog ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd.
Ten behoeve van ratificatie van het Verdrag inzake de rechten van
personen met een handicap (New York, 13 december 2006) vindt een
onderzoek naar de noodzakelijke uitvoeringswetgeving plaats. Gelet op
de omvang van het onderzoek zal het verdrag naar verwachting eerst op
een langere termijn ter parlementaire goedkeuring worden aangeboden.
Evenals de andere EU-lidstaten overweegt Nederland vooralsnog niet het
VN-Verdrag inzake de rechten van migranten en hun gezinsleden te
tekenen. De voornaamste overweging hierbij is gelegen in het feit dat
het Verdrag o.a. op het gebied van de sociale zekerheid rechten aan
álle migrerende werknemers en hun gezinsleden toekent, ongeacht hun
rechtspositie, dus ook aan illegaal verblijvende migranten. Dit is in
strijd met de systematiek van de Koppelingswet.
De clausule vervat in art. 27, dat het recht op sociale zekerheid
definieert, t.w. `insofar they fulfill the requirements provided for
by the applicable legislation of the State and the applicable
bilateral and multilateral treaties' zou op het eerste gezicht een
mogelijkheid kunnen bieden illegaal verblijvende migranten uit te
sluiten van het recht op sociale zekerheid. Dan rijst echter de vraag
of dit niet indruist tegen de algemene gedachte achter dit deel van
het Verdrag, waarbij het immers juist wel de bedoeling is ook aan
illegale arbeidsmigranten bepaalde rechten te verlenen. De regering
acht dit een te groot risico om tot ondertekening over te gaan.
In april 2007 heeft een consortium van Nationale ombudsman (No),
College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), Commissie Gelijke
Behandeling (CGB) en Studie- en Informatiecentrum mensenrechten (SIM)
de minister van BZK het rapport Mensenrechten verplichten en verbinden
aangeboden. Dit rapport pleit voor de instelling van een Nationaal
Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) gemodelleerd naar de VN
Paris Principles. In november 2007 stelde het consortium de minister
van BZK voor een NIRM bij de Nationale ombudsman onder te brengen in
de vorm van een shared service/twinning model. Mede op basis van dit
nieuwe voorstel bereidt de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties momenteel een kabinetsstandpunt voor. Dit
kabinetsstandpunt wordt u in het voorjaar aangeboden.
De Kamer vroeg naar mogelijke visumrestricties voor HIV/AIDS-patiënten
tot Aruba. Toeristen, en diegenen die op een toeristenvisum Aruba
bezoeken, wordt niet naar de gezondheidstoestand gevraagd. Toelating
van iemand die in aanmerking wil komen voor een vergunning tot
tijdelijk verblijf vindt plaats op grond van de resultaten van het
medisch onderzoek, dat plaatsvindt op Aruba na binnenkomst.
In het kader van een Nederlands strafrechtelijk onderzoek heeft een
doorzoeking plaatsgevonden bij de heer Sison. De resultaten van de
doorzoeking zijn uitsluitend bestemd voor het Nederlandse
strafrechtelijk onderzoek. De resultaten zijn niet verstrekt aan
buitenlandse diensten. Informatie verworven uit Nederlandse
strafrechtelijke onderzoeken kunnen slechts binnen het regime van de
internationale rechtshulp en met inachtneming van het Nederlandse
buitenlandse beleid -ook op het gebied van de mensenrechten- worden
verstrekt aan buitenlandse diensten.
Implementatie van de strategie
Ik heb alle ambassades de opdracht gegeven het nieuwe
mensenrechtenbeleid te integreren in hun werkprogramma. Ook is hen
gevraagd om beleidsprioriteiten zo veel mogelijk om te zetten in
concrete activiteiten. Het resultaat is dat meer posten veel meer
activiteiten op mensenrechtenterrein zijn gaan ontwikkelen. Naast de
33 partnerlanden waar ambassades aandacht besteden aan mensenrechten,
ondernemen nu 49 ambassades in niet-partnerlanden activiteiten onder
het mensenrechtenfonds. Ik heb dan ook besloten om het
Mensenrechtenfonds, waarvoor 20 miljoen euro beschikbaar was, met nog
eens 2,5 miljoen te verhogen. Dit laat onverlet dat er een verschil in
aanpak kan zijn tussen ambassades. Dit kan te maken hebben met de
beschikbare capaciteit van een ambassade (een (middel)grote ambassade
kan meer activiteiten beheren dan een kleine ambassade), met de van
land tot land verschillende aard van de mensenrechtenproblematiek, en
met het feit dat het effectiefste middel per land kan verschillen.
Alle ambassades zullen binnen de hun ter beschikking staande
mogelijkheden actief de mensenrechten bevorderen.
Uw Kamer vroeg naar de informatievoorziening over kinderarbeid aan
Nederlandse bedrijven. De ambassades geven aan Nederlandse bedrijven
die daarom verzoeken informatie over het ondernemingsklimaat en de
mensenrechtensituatie in het betrokken land. In dat kader wordt ook
informatie gegeven over kinderarbeid. Daarnaast werken de ministeries
van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken aan de verfijning van
landeninformatie zoals deze te verkrijgen is via de EVD-website, en
via portals zoals het Business Anti-Corruption Portal dat naast
informatie over de bestuurssituatie ook informatie bevat over de
mensenrechtensituatie. Tijdens de bedrijfslevendag over MVO en
mensenrechten die in de loop van dit jaar zal worden gehouden, zal
kinderarbeid specifiek aan de orde komen. Daarbij ligt het accent op
versterking van de samenwerking tussen ambassades en bedrijfsleven en
zal bij het bedrijfsleven worden nagegaan of de bestaande
informatie-uitwisseling voldoende is, of dat het bedrijfsleven nog
specifiekere informatie over mensenrechten, waaronder het verbod op
kinderarbeid, wenselijk acht.
Via hun beleid inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen werken
ook veel bedrijven reeds aan verbetering van de mensenrechtensituatie,
zelfs als ze daarbij het woord `mensenrechten' niet als zodanig
gebruiken, maar bijvoorbeeld spreken over `arbeidsrechten' of
`duurzaamheid'. Zoals in de kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen is aangegeven, zet de regering in op een inspirerend,
innoverend en integrerend beleid ter bevordering van MVO in het
algemeen. In de komende maanden zal via contacten met het
bedrijfsleven en geï nteresseerde ngo's worden onderzocht hoe in het
kader van het MVO-beleid van bedrijven meer expliciet aandacht kan
worden geschonken aan mensenrechten en hoe de inspanningen van de
Nederlandse overheid en in het bijzonder van de ambas sades in het
kader van het mensenrechtenbeleid en die van individuele bedrijven
nauwer op elkaar kunnen aansluiten. Daarbij gaat het niet alleen om
verbeterde en meer gerichte informatie-uitwisseling, maar ook om het,
waar mogelijk, betrekken van het bedrijfsleven bij de dialoog tussen
ambassades en de overheid in het land waar zij zijn gevestigd.
Mensenrechten en terrorisme
Zoals bekend wordt al jaren onderhandeld over een alomvattend
antiterrorismeverdrag, met als knelpunt een definitie van terrorisme.
Ik zal nader onderzoek verrichten naar de mogelijkheid en
wenselijkheid van een antiterrorisme-instituut in Nederland. Instellen
van een specifiek straftribunaal voor terrorisme of uitbreiding van de
rechtsmacht van het Internationaal Strafhof tot terroristische
misdrijven is moeilijk zolang er geen overeenstemming over de
definitie van terrorisme is bereikt. Daarbij moet overigens niet
worden vergeten dat vele daden die men terrorisme zou kunnen noemen
ook nu reeds onder die rechtsmacht vallen, namelijk voor zover ze
kwalificeren als misdrijven tegen de menselijkheid of
oorlogsmisdrijven.
Recentelijk ben ik akkoord gegaan met een projectvoorstel voor een
vervolg van de bijeenkomst over mensenrechten en terrorisme vorig jaar
in kasteel Oud Poelgeest. Het project focust op drie onderwerpen: 1)
verbeteren van de internationale samenwerking in het kader van het
strafrecht ten behoeve van de strijd tegen het terrorisme en voorkomen
van buitenwettelijke praktijken, 2) mogelijke toepassing van het recht
op zelfverdediging als respons tegen terroristische
dreigingen/aanslagen door non-statelijke actoren en 3) de relatie
tussen mensenrechten en internationaal humanitair recht in het kader
van de strijd tegen het internationaal terrorisme.
Dankzij dit specifieke project zullen tot begin 2010 diverse
internationale expertbijeenkomsten in Nederland plaatsvinden, die naar
verwachting zullen uitmonden in concrete aanbevelingen voor
internationale beleidsmakers over dit thema.
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst en
levensovertuiging zijn beide fundamentele mensenrechten. Ze komen
beide uitgebreid aan bod in de mensenrechtenstrategie. Er is geen
sprake van een hiërarchie; de regering streeft naar respect voor beide
rechten.
Uit het mensenrechtenfonds worden veel activiteiten gefinancierd op
het terrein van vrijheid van meningsuiting en de bevordering van
onafhankelijkheid van de media, bijvoorbeeld in Iran, Jordanië,
Argentinië, Servië, India, Venezuela, Marokko, Belarus en
Saoedi-Arabië. In de VN-mensenrechtenraad heeft Nederland het mandaat
van de rapporteur inzake de vrijheid van meningsuiting met kracht
verdedigd.
Landensituaties
De mensenrechtensituatie in Colombia, waaronder die in de
vredesgemeenschap San José de Apartadó (VSJdA), wordt bilateraal en in
EU- en G-24 verband regelmatig besproken met de Colombiaanse regering.
Onlangs werd op EU-niveau ged émarcheerd over de recente aanslagen op
en bedreigingen van mensenrechtenverdedigers (inclusief die in VSJdA).
Ook in G-24 verband zijn de zorgen hierover overgebracht aan de
Colombiaanse autoriteiten. De Colombiaanse autoriteiten zijn verzocht
de EU te informeren over de opsporing en berechting van de daders.
Specifiek met betrekking tot de VSJdA gelden als voorbeelden bezoeken
van de Nederlandse Ambassadeur in Colombia en van een
Ambassademedewerker aan de gemeenschap in 2004 en 2006, contacten met
VSJdA-vertegenwoordigers op het Nederlandse ministerie van
Buitenlandse Zaken (meest recentelijk in april en september 2007) en
regelmatige ontmoetingen met vertegenwoordigers van de gemeenschap in
Bogotá (meest recentelijk in maart van dit jaar). Er wordt bij de
gemeenschap op aangedrongen zo constructief mogelijk samen te werken
met de Colombiaanse autoriteiten, teneinde bijvoorbeeld onderzoeken
naar mensenrechtenschendingen te faciliteren. Bijzondere aandacht
daarbij, zowel in de contacten met de autoriteiten als met de
Gemeenschap, heeft de zaak waarin onlangs 15 militairen gearresteerd
zijn voor de moord op 11 leden van de Vredesgemeenschap in februari
2005.
Daarnaast steunt Nederland via CMC (Mensen met een Missie) de NGO
Peace Brigades International (PBI), die door middel van hun
aanwezigheid in de VSJdA een belangrijke bijdrage levert aan de
veiligheid van de leden van de gemeenschap.
Met grote zorg is kennisgenomen van het bericht dat er bij
gewelddadigheden rond de Koerdische nieuwsjaarsviering in Syrië
slachtoffers te betreuren waren. Een EU-démarche bij de Syrische
autoriteiten om te protesteren tegen het gewelddadige optreden van de
Syrische overheid is in voorbereiding. Nederland zal een actieve
inbreng leveren bij de opstelling daarvan. Verder zal ik in de
contacten met de Syrische regering, zoals tijdens mijn bezoek in
januari, mijn zorgen blijven uitspreken over de zorgwekkende
mensenrechtensituatie in Syrië.
Zoals aangegeven in mijn antwoord van 7 april jl. op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Omtzigt, Van Gennip, Voordewind, Van der
Staaij en Van Baalen over de dood van aartsbisschop Rahho (Kamerstuk
2007-2008, nr. 1971), heeft Nederland, zowel bilateraal als in
EU-verband, in het verleden diverse malen aandacht gevraagd voor de
moeilijke situatie van christenen en andere minderheden in Irak.
In Irak verblijvende christenen zijn kwetsbaar voor intimidatie en
aanvallen van onder andere extremistische islamitische milities en
organisaties. Er mag geen twijfel over bestaan dat de regering van
premier Maliki dergelijke intimidatie en aanvallen op christenen
afkeurt. De Iraakse regering heeft in het verleden nadrukkelijk
aangegeven dat het herstel van veiligheid en stabiliteit en het
waarborgen van de mensenrechten van alle burgers van Irak, inclusief
die van minderheden, de hoogste prioriteit hebben. De Iraakse
autoriteiten hebben daarbij waardering uitgesproken voor de
NAVO-trainingmissie en het EU-Justlex ` rule of law'-programma. Deze
programma's, waar Nederland eveneens aan deelneemt, richten zich op de
opbouw en versterking van respectievelijk de Iraakse
veiligheidsinstanties en de justitiële sector. Zij beogen daarmee ook
een bijdrage te leveren aan verbetering van de situatie van christenen
en andere minderheden in Irak.
De Iraakse regering levert met de internationale coalitie sinds enkele
weken extra strijd om de gewapende milities onder controle te krijgen
en het gezag van het reguliere Iraakse leger te herstellen. Alle
politieke krachten, met uitzondering van de Sadristen, zijn verenigd
in het aanpakken van de milities. De Politieke Raad van Nationale
Veiligheid, bestaande uit de president, vice-presidenten, premier en
de leiders van de politieke blokken in het parlement, is het op 5
april jl. eens geworden over een verklaring bestaande uit 15 punten,
waarvan de voornaamste is dat alle politieke partijen hun gewapende
milities moeten ontbinden op straffe van uitsluiting uit het politieke
proces.
De Nederlandse regering acht het van belang om de vastberaden
inspanningen van de regering van premier Maliki te steunen. Genoemde
inspanningen zullen hun weerslag hebben op de veiligheid van
christenen en andere minderheden in Irak en bijdragen aan het
nationale verzoeningsproces. De Nederlandse regering zal bij de
Iraakse regering aandacht blijven vragen voor de moeilijke situatie
van christenen en andere minderheden in Irak, waarbij in het bijzonder
aandacht zal worden gevraagd voor de veiligheidssituatie van
christenen op de Ninevé vlakte.
Het is niet aan de Nederlandse regering om de Iraakse regering te
verzoeken legeronderdelen in te delen langs religieuze of etnische
lijnen. De samenstelling van legeronderdelen behoort tot de
soevereiniteit van de Iraakse regering. De loyaliteit van
legeronderdelen, alsmede de individuele militairen, behoort te liggen
bij de Iraakse regering. Wel zal ik, gelet op bovenstaande, de
bescherming van christenen en andere minderheden specifiek onder de
aandacht brengen van de Iraakse regering.
Zoals medegedeeld in de Kamernotitie inzake Rusland van 15 februari
jl. en de vervolgbrief hierop van 4 april jl. komen mensenrechten en
democratisering in alle bilaterale contacten met Rusland aan de orde.
Daarnaast biedt Nederland ook concrete samenwerking aan op dit gebied
(MATRA, Mensenrechtenfonds). In EU-verband neemt Nederland indien
nodig initiatieven om de mensenrechtensituatie in Rusland onder de
aandacht te brengen. Nederland beschouwt mensenrechten als een
integraal onderdeel van de brede betrekkingen met Rusland.
Nederland spreekt ook EU-lidstaten aan op mensenrechten als dat nodig
is. In die zin zijn EU-lidstaten niet anders dan andere landen. Met
bondgenoten, waarmee de relaties warm zijn, kan zeker ook over
mensenrechtenonderwerpen worden gesproken. Nederland gebruikt hiervoor
doorgaans zijn bilaterale contacten. Ook in de Raad van Europa en de
OVSE komen mensenrechtenkwesties in EU-lidstaten aan de orde.
Nederland zal in de Universal Periodic Review van de
VN-Mensenrechtenraad andere EU-lidstaten vragen stellen over
mensenrechtenkwesties. Andere EU-lidstaten doen dit eveneens; op die
manier ontstaat in multilateraal kader ook peer pressure binnen de EU.
Een incident in Italië eind 2007, de lopende "Decade for Roma
Inclusion", de bijzondere aandacht van de Europese Commissie in 2007
voor een beter anti-discriminatie beleid en de recente resolutie van
het Europees Parlement (31 januari j.l.) inzake de Roma hebben alle
een momentum gecreëerd voor verhoogde aandacht in Europa voor het lot
van de grootste etnische minderheid van de Europese Unie. Mijn
ministerie heeft afgelopen maanden consultaties gevoerd met relevante
ministeries in Den Haag en met onze vertegenwoordiging bij met name de
Raad van Europa over hoe een effectievere bijdrage zou kunnen worden
geleverd door de Europese internationale instellingen aan verbetering
van werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg voor de
Roma populatie. In oktober 2007 heb ik de Max van der Stoel-prijs
uitgereikt aan het European Roma Rights Centre in Boedapest. Van 7-9
april j.l. werd vanuit mijn ministerie met onderwijsdeskundige
ondersteuning actief deelgenomen aan een conferentie georganiseerd
door het Slowaakse voorzitterschap van de Raad van Europa over Roma en
onderwijs. Daarbij is nog eens gebleken hoe complex de materie is en
hoe urgent de behoefte aan niet zozeer voortgezette aandacht, maar
vooral concrete actie. Ook bij komende bijeenkomsten in OVSE-, RvE-,
en EU-kader zullen we pleiten voor betere afstemming en betere
naleving, vooral door lagere overheden, van bestaande actieplannen en
wetten en voor een vruchtbaarder dialoog met de Roma gemeenschap, van
wie zelf overigens ook een inspanning wordt verwacht om integratie en
participatie te bevorderen.
Wat de Motie Dittrich van 11 november 2005 aangaat moge ik verwijzen
naar mijn antwoord op de Motie Blom van 19 december 2007, nr. 31 202
m.b.t. de positie van de Roma. Ik heb hierin aangegeven dat de EU-
Commissie een Mededeling over het Roma beleid van de EU zal voorleggen
aan de Europese Raad van juni a.s.
Zoals tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken reeds
aangegeven, zie ik de motie-Ferrier cs. als een ondersteuning van mijn
beleid, waarin het tegengaan van seksueel geweld tegen vrouwen en het
bieden van steun bij het verstrekken van hulp aan en opvang van de
slachtoffers hoge prioriteit heeft. Voor wat betreft mijn inzet in de
DRC verwijs ik graag naar de antwoorden van 10-03-2008 op Kamervragen
van Van Gennip en Ferrier over het vredesakkoord in Congo, kenmerk
2070811090.
Over geweld tegen vrouwen in het algemeen kan ik zeggen dat Nederland
niet zal nalaten dit belangrijke thema binnen de NAVO te agenderen
wanneer de mogelijkheid zich voordoet. Zoals duidelijk verwoord staat
in het Nationaal Actieplan 1325, zal Nederland samen met de NAVO
actief werken aan de implementatie van resolutie 1325, en het
tegengaan van geweld tegen vrouwen in conflictsituaties. Dit kan
gebeuren middels het bij vredesmissies betrekken van vrouwen (in
civiele én militaire rollen) bij SSR- processen en wederopbouw, het
aanstellen van vrouwelijke tolken, het uitzenden van gender-
adviseurs, en het expliciet vermelden van de rollen van vrouwen in de
NAVO's operationele richtlijnen voor vredesmissies. Ook het strikt
naleven van gedragsregels staat binnen de NAVO hoog in het vaandel.
Uw Kamer vroeg of Nederland bereid is weg te lopen uit de Algemene
Vergadering van de VN wanneer de Paus deze toespreekt, vanwege diens
opvattingen over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De
regering is daartoe absoluut niet bereid. De AVVN is het mondiale
platform waar uiteenlopende standpunten uitgewisseld kunnen worden.
Nederland hecht veel waarde aan internationale dialoog over alle
denkbare onderwerpen, waaronder seksuele en reproductieve gezondheid
en rechten, en wil controversiële discussies niet uit de weg gaan.
Aandacht voor antisemitisme en discriminatie van homoseksuelen
Antisemitisme en andere vormen van discriminatie, daarbij inbegrepen
aanzetten tot haat, zijn een constant aandachtspunt in het Nederlands
buitenlands beleid. Zowel de Nederlandse ambassades als ikzelf stellen
haatzaaiende cartoons waar nodig en waar mogelijk aan de orde, ook in
de islamitische wereld, ook bij de OIC.
Nederland voert een actief extern beleid tegen discriminatie op basis
van seksuele geaardheid, onder meer door te pleiten voor afschaffing
van criminalisering van homoseksuele handelingen. Zie hiervoor ook de
speech die ik op 3 maart jl. heb gehouden tijdens de zevende zitting
van de VN-Mensenrechtenraad. Het internationaal bepleiten van
instelling van het homohuwelijk door andere landen valt niet binnen
dit beleid.
EU vrouwengezant
Ik hecht veel belang aan mensenrechten van vrouwen, als integraal
onderdeel van het mensenrechtenbeleid. Nederland heeft bij het
inkomend Franse EU-voorzitterschap bepleit dat de EU richtlijnen over
geweld tegen vrouwen ont wikkelt. Tevens ben ik van mening dat
vrouwenrechten een essentieel onderdeel moeten vormen van het mandaat
van de EU Persoonlijk Vertegenwoordiger voor Mensenrechten van de
SG/HV, mw Riina Kionka. Evenals de Nederlandse
Mensenrechtenambassadeur heeft mw Kionka de DRC bezocht. Zij hebben
daarover uitvoerig gerapporteerd. Daarnaast vind ik dat vrouwenrechten
beter geï mplementeerd moeten worden. Daarom neemt Nederland het
voortouw binnen de EU om te komen tot nieuwe EU Richtlijnen voor de
implementatie van rechten van vrouwen.
Binnenkort zal Nederland in gesprek treden met de EU Persoonlijk
Vertegenwoordiger voor Mensenrechten, mw Riina Kionka, over haar
werkzaamheden. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de
vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken