Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw kenmerk
14 april 2008 PO/B&B/2008/10418 2070815870
Onderwerp
Vragen van de leden Van Dijken en Kraneveldt
(beide PvdA) over bewegingsarmoede bij kinderen
Hierbij stuur ik u het antwoord op de vragen van de leden Van Dijken en Kraneveldt (beide PvdA) over
bewegingsarmoede bij kinderen, met het kenmerk 2070815870 (ingezonden op 28 maart 2008). De
vragen zijn aan mij gericht en aan Staatssecretaris Bussemaker (Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
en worden door mij mede namens Staatssecretaris Bussemaker beantwoord.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/4
Antwoorden op vragen van de leden Van Dijken en Kraneveldt (beide PvdA) over bewegingsarmoede bij
kinderen.
1.
Kent u de uitzending van Netwerk van 19 maart jl. over het tekort aan gymles op basisscholen? Zo ja,
heeft u kennisgenomen van de leegstand van gymlokalen van een aantal basisscholen in Fryslan bij
gebrek aan bevoegde gymdocenten?
Ja, de uitzending heb ik gezien. Over leegstand van gymlokalen van basisscholen in Friesland door
gebrek aan bevoegde leraren heb ik geen gegevens.
2.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens Netwerk meer dan de helft van de gymlokalen van basisscholen
op slot blijft? En dat kinderen gemiddeld maar een uur per week gymles krijgen? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen om gymlokalen weer open te stellen voor kinderen?
Uit de uitzending bleek dat op de desbetreffende scholen incidenteel lessen gymnastiek uitvallen. Ik
heb geen reden om aan te nemen dat het een om dermate wijdverspreid probleem gaat als in de
uitzending werd gesuggereerd. Er is een evaluatie uitgevoerd naar de ervaringen van scholen en
studenten met de Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs. Leraren die bewegingsonderwijs
willen geven aan de groepen 3 t/m 8 in het basisonderwijs en de groepen bestemd voor leerlingen vanaf
zeven jaar in het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs dienen deze leergang sinds het
studiejaar 2005-2006 te volgen. Uit de evaluatie bleek dat de leergang door veel studenten als zwaar of
zeer zwaar wordt ervaren, in het bijzonder door pas beginnende leerkrachten, en dat het kennisniveau
van de leergang heel hoog is. Ook hebben scholen problemen met de organisatie van het
bewegingsonderwijs. Zoals ik heb aangegeven in mijn kamerbrief (kenmerk PO/B&B/2008/9198), zal ik
daarom voor het komende schooljaar de leergang verlichten waardoor meer leerkrachten deze zullen
volgen en daarmee bevoegd zijn bewegingsonderwijs aan alle groepen te verzorgen. Bovendien zal er
een voorlichtingstraject richting scholen worden gestart waarin de verschillende mogelijkheden die
scholen hebben om bewegingsonderwijs te organiseren worden toegelicht.
3.
Is de situatie in Fryslan overeenkomstig het beeld voor de rest van Nederland?
Ik heb niet de indruk dat het beeld dat in Netwerk wordt geschetst kenmerkend is voor geheel
Friesland, en evenmin voor geheel Nederland. Als aan een school een leerkracht is aangesteld die niet
volledig bevoegd is voor bewegingsonderwijs aan de groepen 3 t/m 8 wordt dat veelal opgelost door dat
onderwijs te laten geven door een wél bevoegde collega, door het aanstellen/benoemen van een
vakleerkracht, of door de niet bevoegde leraar de aanvullende opleiding voor bewegingsonderwijs te
laten volgen. Vanaf het moment dat de leerkracht deze leergang volgt is hij/zij al, gedurende twee jaar,
bevoegd om aan alle groepen bewegingsonderwijs te geven. De scholen die in Netwerk aan het woord
kwamen kiezen niet voor een van de mogelijke oplossingen, maar kiezen ervoor om minder
blad 3/4
bewegingsonderwijs te geven. Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het
voorlichtingstraject dat binnenkort van start zal gaan bedoeld om de verschillende mogelijkheden die
scholen hebben om het bewegingsonderwijs te organiseren toe te lichten.
4.
Deelt u onze mening dat wanneer kinderen wel gymles krijgen door een vakdocent i.o. maar dat
geschiedt in veel te groot groepsverband, er onvoldoende oog is voor het individuele kind, terwijl de
vakdocenten graag aandacht willen geven aan elk kind?
Vanzelfsprekend is een té groot groepsverband ongunstig voor individuele aandacht. Het schoolbestuur
is echter verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en bepaalt ook wat een verantwoord,
niet té groot groepsverband is. Ik heb hier geen algemeen geldende criteria voor.
5.
Ziet u samenhang tussen het tekort aan gymles en het gegeven dat PABO afgestudeerden sinds 2005
geen bevoegdheid meer hebben om gym te geven?
Ik acht een samenhang niet waarschijnlijk. Immers, alle zittende leraren hebben hun bevoegdheid voor
het vak bewegingsonderwijs voor alle groepen behouden. Bovendien kunnen leerkrachten met ingang
van 1 september 2005 de leergang volgen met de daaraan gekoppelde onmiddellijke volledige
bevoegdheid gedurende twee jaar.
6.
Bestaat er een tekort aan vakdocenten of betreft het hier scholen die geen vakdocent aan hebben
willen stellen?
Er is geen tekort aan vakdocenten (ALO-afgestudeerden). De totale personeelsformatie waarover een
school beschikt kan worden gebruikt voor het aanstellen van zowel groepsleerkrachten als
vakleerkrachten. Sinds jaar en dag staat het een schoolbestuur vrij om een deel van de formatie te
gebruiken om een vakleerkracht, bijvoorbeeld voor bewegingsonderwijs, aan te stellen. Scholen kiezen
hier slechtst in beperkte mate voor.
7.
Per wanneer denkt u dat de combi-functies een eind kunnen maken aan de door Netwerk geschetste
situatie?
Eén van de doelen van de Impuls combinatiefuncties brede scholen, sport en cultuur is het stimuleren
van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen. De verwachting is
dat hiervoor een deel van de combinatiefuncties zal worden ingezet. Dat betreft dan zowel sport en
beweging op school als naschoolse sportactiviteiten en het aanbod op de sportvereniging. Welke
concrete keuzes gemaakt worden binnen de gestelde kaders is aan de gemeente in samenspraak
met lokale partijen (scholen, sportverenigingen en culturele instellingen).
blad 4/4
8.
Hoe verhoudt de in Netwerk geschetste situatie zich tot de nog te ondertekenen beweeginterventie
"Community in Beweging"?
Op donderdag 3 april vond de ondertekening plaats van afspraken voor de impuls "Nationaal Actieplan
Sport en Bewegen". Een aantal gemeenten ontvangt een uitkering voor projecten "Communities in
Beweging". Bij sommige projecten staat de jeugd centraal en zal ook aandacht zijn voor het sporten en
bewegen op school. Echter de uitrol van deze projecten is gelet op het budget en de tijdelijkheid van de
uitkering niet landelijk. De financiering van projecten en activiteiten staat centraal. Het is niet
waarschijnlijk dat van dit budget vakleerkrachten worden aangesteld.
9.
Welke instrumenten heeft u om basisscholen te dwingen serieus invulling te geven aan het
uitgangspunt "1 uur gym per dag"?
Met het uitgangspunt wordt waarschijnlijk gedoeld op de beweegnorm (Nederlandse Norm Gezond
Bewegen) die ook centraal staat in het boven geschetste `Nationaal Actieplan Sport en Bewegen'. Eén
uur matig intensief bewegen per dag (voor volwassenen een half uur) heeft een positief effect op de
gezondheid en de preventie van overgewicht en hieraan gerelateerde ziekten. Voor het afdwingen
hiervan heeft het kabinet geen instrumenten. Samen met Staatssecretaris Van Bijsterveldt en
Staatssecretaris Bussemaker streef ik naar een dagelijks sport- en beweegaanbod op scholen in het
primair en voortgezet onderwijs, maar dat betreft meer dan alleen bewegingsonderwijs. Leerlingen
krijgen gemiddeld 1,5 à 2 uur bewegingsonderwijs per week en 70% van de leerlingen is bovendien lid
van een sportvereniging. In aanvulling hierop zal de inzet van combinatiefunctionarissen (2500 fte's in
2012 voor brede scholen, sport en cultuur) het doel van een dagelijks sport- en beweegaanbod beslist
dichterbij brengen.