Rechtbank 's-Gravenhage

Slachtoffer bomaanslag op oprit A13 veroordeeld voor verboden wapenbezit

's-Gravenhage, 14 april 2008 - De rechtbank 's-Gravenhage heeft de 44-jarige man die op 8 januari 2008, toen hij in zijn auto op een oprit van de A13 reed, slachtoffer is geworden van een aanslag op zijn leven, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, wegens verboden wapenbezit.

Nadat de man op 8 januari naar het ziekenhuis was vervoerd en zijn kleding was verwijderd, trof de technische recherche in een binnenzak van zijn jas een pistool aan, die was geladen met 14 kogelpatronen. Hij had dit wapen die dag bij zich gedragen vanaf het moment dat hij zijn woning had verlaten.

De rechtbank heeft de strafzaak tegen de man op 31 maart gedeeltelijk met gesloten deuren behandeld.

De advocaat van de man heeft bij de behandeling van de strafzaak aangevoerd dat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) onvoldoende hebben gedaan om de persoon of personen die achter de liquidatiedreiging van de man zitten, op te sporen en hem adequaat tegen een aanslag op zijn leven te beschermen.

Dit zou volgens de advocaat moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM of tot een aanzienlijke strafkorting. Ook heeft de advocaat betoogd dat er sprake was van, naar de rechtbank begrijpt, (psychische) overmacht aan de zijde van verdachte vanwege de uiterst benarde positie waarin hij zich bevond. De advocaat was van mening dat het ten laste gelegde verboden wapenbezit in de gegeven, bijzondere situatie niet zonder meer strafbaar is.

De rechtbank heeft de verweren van de advocaat verworpen.

De rechtbank rekent de man het bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie ernstig aan. Daar komt bij dat verdachte al eerder is veroordeeld voor vuurwapenbezit en er sinds zijn veroordeling daarvoor nog geen periode van vijf jaar is verlopen. Dit is een strafverhogende omstandigheid. Hiertegenover weegt de rechtbank mee dat verdachte zich ernstig bedreigd heeft gevoeld en mede om die reden een vuurwapen heeft aangeschaft. De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met de invoelbare omstandigheid dat de detentie voor verdachte na wat hem is overkomen een (geestelijk) zwaardere belasting oplevert dan voor de gemiddelde gedetineerde. Daarom ziet de rechtbank in beperkte mate aanleiding voor strafvermindering.

LJ Nummer

BC9362


Bron: Rechtbank 's-Gravenhage Datum actualiteit: 14 april 2008