Antwoorden op kamervragen van Schippers over de tariefmaatregel voor orthodontisten
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Schippers
(VVD) over de tariefmaatregel voor orthodontisten (2070814530).
Vraag 1
Wat is er het afgelopen half jaar, tussen de beantwoording van
schriftelijke vragen, ingezonden 28 september 2007 1) naar aanleiding
van de tariefmaatregel orthodontie, en nu, gebeurd? Waarom is er in
deze tussenliggende maanden geen oplossing gevonden, terwijl de
gevolgen van het verschil in het tarief voor de tandarts en voor de
orthodontist zich een half jaar geleden al aftekenden?
Antwoord 1
Zoals ik op uw eerdere schriftelijke vragen heb geantwoord, is in de
loop van 2008 door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een begin
gemaakt met het harmoniseren van de tarieven voor orthodontie. De NZa
heeft onderzocht of er een rechtvaardiging is voor een tariefverschil
tussen orthodontisten en tandartsen-algemeen practici (verder te
noemen: tandartsen) voor orthodontische zorg die zowel door tandartsen
en orthodontisten wordt bedreven. Daarbij is relevant of sprake is van
tandheelkundig-inhoudelijk gelijke prestaties en, zo ja, of in dat
geval een prijsverschil tussen de verschillende zorgaanbieders te
rechtvaardigen is. De NZa heeft de vergelijkbaarheid van
orthodontische prestaties, verricht door tandartsen en orthodontisten,
onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat de prestaties, in
tandheelkundig-inhoudelijk opzicht, vergelijkbaar zijn. Om die reden
bestaat er op grond van de verrichte prestaties geen reden voor een
tariefdifferentiatie tussen tandartsen en orthodontisten.
Mede op basis hiervan heeft de NZa besloten om de maximumtarieven voor
de tandartsen uit het hoofdstuk XIII Orthodontie van de tarieflijst
tandheelkunde per 1 april 2008 te verlagen met hetzelfde percentage
waarmee de orthodontistentarieven worden verlaagd (als tweede stap
binnen de totale tariefherziening voor orthodontisten). Het gaat om
een verlaging van gemiddeld 6%. Deze gelijktijdige verlaging leidt
ertoe dat de tarieven voor orthodontisten en tandartsen niet verder
uiteen gaan lopen.
De NZa heeft bij de besluitvorming mee laten wegen dat het verder
divergeren van de tarieven van orthodontisten en tandartsen voor
vergelijkbare orthodontische zorg ongewenst is vanuit het perspectief
van de consument. Daarbij heeft de NZa onder andere gebruik gemaakt
van de visie van de Consumentenbond en de NPCF. De NZa hanteert als
uitgangspunt voor de tariefstelling dat voor kwalitatief dezelfde
zorgprestatie hetzelfde (maximum)tarief, moet gelden. Dit sluit aan
bij de doelstellingen van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg).
Tot een volledige gelijkschakeling van de tandarts- en
orthodontietarieven is door de NZa vooralsnog niet besloten. De NZa
geeft de voorkeur aan een geleidelijke afbouw van de tandartstarieven,
net zoals dat bij de orthodontisten gebeurt. Dit afbouwtraject zal
plaats hebben binnen het inmiddels door de NZa gestarte project om de
bekostigingstructuur van de mondzorg te herzien. Een van de
uitgangspunten van dit project is het functioneel omschrijven van
tandheelkundige prestaties. Dat betekent dat de aard van de prestatie
bepalend is voor de tarifering, en niet welke zorgaanbieder deze
prestatie levert. Vanuit dit principe zal ook naar de orthodontie
worden gekeken. Dat moet op termijn leiden tot uniforme tarieven voor
orthodontische prestaties, ongeacht of deze door een tandarts of
orthodontist wordt geleverd.
Vraag 2
Is het u bekend dat een meerderheid van de orthodontisten voornemens
is zich per 1 april 2008 uit te laten schrijven uit het
specialistenregister van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering
der Tandheelkunde (NMT), in verband met een geschil met de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) over een tariefkorting?
Antwoord 2
Mijn verwachting was en is dat door het besluit van de NZa om het
tariefverschil niet verder te laten oplopen, zich niet meer
orthodontisten laten uitschrijven en dat eerder uitgeschreven
orthodontisten zich hernieuwd laten inschrijven.
Vraag 3
Onderkent u dat door het massale uitschrijven van orthodontisten voor
de consument die gespecialiseerde zorg nodig heeft voor het reguleren
van het gebit, een zeer onoverzichtelijke en onwenselijke situatie zal
ontstaan?
Antwoord 3
Zoals ik reeds op eerdere schriftelijke vragen heb geantwoord, staat
het de orthodontist vrij staat om zich wel of niet als
tandheelkundig-specialist in te laten schrijven. Daar sta ik als
minister buiten. Wel gelden de bepalingen van de Wet op de
geneeskundige behandelingsovereenkomst dat elke zorgverlener aan de
consument, gevraagd of ongevraagd, duidelijk moet maken vanuit welke
deskundigheid hij of zij behandelt.
Voorts herhaal ik wat ik bij vraag 2 heb geantwoord, namelijk dat ik
geen massale uitschrijvingen verwacht, omdat daar vanwege
inkomenstechnische redenen minder aanleiding toe bestaat.
Vraag 4
Onderkent u dat het onderzoek dat NZa, NMT en andere partijen op uw
verzoek zijn begonnen naar een nieuwe bekostigingsstructuur van de
mondzorg een grote operatie in de mondzorg is, die gebaat is bij rust
in het veld? Zo ja, zouden de uitschrijvingen van de orthodontisten en
de vragen die dit kan oproepen bij consumenten deze rust kunnen
verstoren?
Antwoord 4
Ik onderken dat het project herziening bekostigingstructuur mondzorg
een omvangrijk project is. Op dit moment bevindt het project zich nog
in de ontwerpfase. De consumenten krijgen pas in de implementatiefase
met de nieuwe bekostigingstructuur te maken, naar verwachting zal dat
niet eerder dan 2010 zijn. Om die reden verwacht ik niet dat eventuele
onrust, zo die al optreedt, van invloed zal zijn op de voortgang van
het project.
Vraag 5
Bent u bereid in het belang van de consument te onderzoeken hoe de
rust in het veld behouden kan blijven ten behoeve van een vruchtbare
discussie over de nieuwe bekostigingsstructuur in de mondzorg?
Antwoord 5
Zoals ik al bij vraag 4 schreef is er geen aanleiding om te
veronderstellen dat eventuele onrust van invloed zal zijn op het
NZa-project om de tariefstructuur voor de mondzorg te herzien.
Overigens zijn de consumenten zelf, via de consumentenorganisaties,
betrokken bij de discussie over de herziening van de
bekostigingstructuur van de mondzorg. Ik zie derhalve geen noodzaak
tot een onderzoek.
Vraag 6
Wat kunnen de gevolgen zijn van een massale uitschrijving van
orthodontisten voor de kwaliteit van zorg, het vak, de kosten en de
transparantie voor de patiënt? Hoe voorkomt u negatieve gevolgen?
Antwoord 6
Zoals ik bij vraag 3 reeds heb beantwoord, behoort het tot de vrijheid
van de orthodontist om te bepalen of hij of zij zich laat inschrijven
in het specialistenregister of niet. Daar kan en wil ik als minister
niet in treden. Bovendien zie ik geen aanleiding voor negatieve
gevolgen bij het uitschrijven van orthodontisten. De tandheelkunde
kent immers een tal van differentiaties, waartoe de consument zich
zonder veel problemen toe wendt. Ik denk daarbij aan parodontologen,
endodontologen, implantologen, pedodontologen en gerodontologen. In al
deze gevallen gaat het om tandartsen die zich bekwaamd hebben in
specifieke deelterreinen van de tandheelkunde. Zij ontvangen hun
patiënten via onderlinge dooverwijzing of in toenemende mate via
websites. Ik zie voorlopig niet in, waarom dit ook niet voor de
orthodontie zou kunnen gelden. Voor het overige merk ik op dat ruim
eenderde van de orthodontische zorg wordt verleend door tandartsen die
zich in de orthodontie hebben bekwaamd. Ik ontvang geen signalen van
problemen in dergelijke praktijken.