European Union



Brussel, 11 april 2008

Volgens een EU-studie is het sociale Europa klaar voor de globalisering

Volgens een belangrijke nieuwe studie van de Europese Commissie is het Europese sociale model meer dan ooit een belangrijke troef. Het moet echter worden gemoderniseerd met het oog op de globalisering. De studieresultaten zullen op 16 april in Brussel worden besproken tijdens een conferentie over de sociale implicaties van de globalisering en over de vraag hoe de Europese Unie de mogelijkheden van de globalisering kan benutten.

Volgens Vladimír Spidla, EU-commissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen, "zijn veel Europeanen bang voor de globalisering. Ze maken zich zorgen over hun banen en pensioenen. Een sterk sociaal model en succes in de wereldeconomie sluiten elkaar echter niet uit. Integendeel, ze gaan hand in hand. Als we ons goed voorbereiden, investeren en aanpassingen doorvoeren wordt de globalisering een win-winsituatie in plaats van een geen-winst-geen-verliessituatie".

Uit recente Eurobarometerenquêtes (mei 2006) blijkt dat 47% van de Europeanen vindt dat de globalisering banen en bedrijven in hun land bedreigt (37% zijn van oordeel dat de globalisering het bedrijfsleven goede kansen biedt). Volgens de nieuwe studie - 'Is social Europe fit for globalisation?' - is deze angst grotendeels ongegrond. In sommige bijzonder succesvolle economieën in Noord-Europa is het werkgelegenheidscijfer hoog en de inkomensgelijkheid veel groter dan in andere delen van de wereld. Toch beschikken deze landen ook over een omvangrijke en efficiënte overheidssector.

Uit de studie blijkt ook dat de globalisering niet geleid heeft tot een uitholling van de sociale voorzieningen. De voorbije twintig jaar is het percentage van het bbp dat in de EU aan sociale bescherming wordt besteed, opmerkelijk stabiel gebleven (ongeveer 27 à 28% sinds het begin van de jaren negentig). Uit de gegevens blijkt ook dat constant vooruitgang wordt geboekt bij het streven naar sociale doelstellingen, zoals de bestrijding van de genderkloof op het gebied van loon en werkgelegenheid, ook al blijft deze kloof aanzienlijk (de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de EU bedroeg in 2005 nog steeds 15%). Het is bijgevolg niet de omvang van de sociale voorzieningen maar het gebruik ervan dat vooral bepalend is voor het succes.

De studie benadrukt echter ook dat de EU alleen optimaal van de mogelijkheden van de globalisering kan gebruikmaken als het sociale beleid wordt gemoderniseerd en in menselijke middelen wordt geïnvesteerd. De EU en de lidstaten moeten vooral maatregelen nemen om:

het concurrentievermogen van de economie te verbeteren door in toekomstgerichte activiteiten te investeren en aanpassingen door te voeren met het oog op de klimaatverandering, de vergrijzing en nieuwe vormen van concurrentie;

het overgangsproces vlot te laten verlopen door te erkennen dat de globalisering economische en sociale veranderingen vereist die kosten meebrengen en een herschikking van de middelen vergen;

het sociaal-economische beheer te verbeteren met het oog op deze veranderingen. De EU en de lidstaten moeten daarbij samenwerken.

Tijdens een conferentie op 16 april in Brussel zullen de beleidsimplicaties van de studie worden besproken. Europese en nationale beleidsmakers, leiders van internationale organisaties en vertegenwoordigers van de civiele samenleving zullen een open debat aangaan over hoe het inzicht in en de informatie over de globalisering kan worden verbeterd en hoe de Europese Unie de mogelijkheden van de globalisering kan benutten.

Nadere informatie

Studie, samenvatting van het beleid en conferentieprogramma:

http://ec.europa.eu/employment_social/spsi/simglobe_en.htm
---

Studie van het Centre for European Policy Studies in opdracht van de Europese Commissie. Het onderzoeksteam werd geleid door professor Iain Begg van de London School of Economics.