11-4-2008
Lik-op-stuk aanpak, waarom pakken we niet door?
De tijd van pappen en nat houden is voorbij vindt Fred Teeven.
Het kabinet is bij het uitvoeren van haar beleid als het gaat om het
realiseren van meer veiligheid en het bestrijden van de meest
voorkomende (gewelds- en overlast) criminaliteit na anderhalf jaar
regeren tot op heden niet verder gekomen dan maatregelen die er toe
zouden moeten leiden dat criminaliteit wordt voorkomen (preventie).
Het kabinetsplan `Veiligheid begint bij voorkomen' schenkt volstrekt
onvoldoende aandacht aan de belangrijkste functie van het strafrecht,
het stellen van duidelijke grenzen en individuele voorbeelden om
(toekomstige) plegers van criminaliteit ervan te weerhouden een
criminele trackrecord op te bouwen. Vaak ook jeugdige (allochtone)
daders van criminaliteit plegen overvallen en andere geweldsmisdrijven
en daarop volgt, naar het oordeel van slachtoffers en samenleving, een
reactie van justitie en politie die als `soft', halfslachtig en zelfs
contraproduktief wordt beoordeeld. Dat gevoel van slachtoffers en
samenleving blijkt in veel situaties ook objectief juist te zijn, als
we kijken naar de recidivecijfers en monitor veelplegers van het WODC
over het jaar 2008.
Elke vorm van gewelds- en overlastcriminaliteit vraagt om een
krachtige reactie van de overheid, een overheid die mede om reden van
zorg voor veiligheid ook het geweldsmonopolie heeft. Aandacht voor de
slachtoffers van criminaliteit moet daarbij een vanzelfsprekendheid
zijn en niet een toevallige samenloop van omstandigheden. Getuigen die
hun verhaal doen bij de politie moeten op zijn minst in enige mate
worden beschermd tegen rancuneus gedrag van verdachten/daders. Een
slachtoffer dat opkomt voor de bescherming van eigen lijf en leden
verdient bescherming van de overheid, een overheid die soms niet in
staat is die bescherming adequaat en snel te bieden.
`Samen leven, samen werken' (de leus van dit kabinet) vereist ook een
veilige leef- en werkomgeving waarbinnen dat alles kan plaats hebben.
De huidige regering is het teruggewonnen "veilige" terrein van de
afgelopen jaren snel aan het prijsgeven. De VVD wil niet dat we
terrein prijs geven aan criminelen, maar dat we pal staan voor de
effectiviteit van criminaliteitsbestrijding en dat de aandacht voor de
slachtoffers daarbij het primaire uitgangspunt moet zijn. Van detentie
wordt niet elke dader een beter mens (maar de mogelijkheden tot
gedragsbeinvloeding zijn groot), wel is de samenleving gedurende
enige/langere tijd verlost van de hardnekkige en boosaardige intenties
van recidivisten. Juist de aanpak van recidivisten, mensen die steeds
opnieuw de aandacht vragen van politie en justitie, vraagt om een
snelle en doeltreffende reactie van justitie. Niet pappen en
nathouden, maar doorpakken, dat is wat de VVD bepleit en waarvoor de
VVD zich de vorige kabinetperiode en ook nu hardnekkig inzet. Daarom,
als handreiking aan dit kabinet, een aantal concrete voorstellen om de
criminaliteit effectief te bestrijden en het vertrouwen van de
inwoners van Nederland in de overheid terug te brengen.
Een effectief `lik op stuk' beleid vraagt om:
1) snel en streng straffen van daders (`snelrecht')
2) bij ernstige delicten altijd voorlopige hechtenis toepassen
(`aanhouden en vasthouden')
3) het direct uitzetten van criminele vreemdelingen
4) emotionele- en materiele schade wordt verhaald op daders (en soms
op ouders van die daders)
5) kinderen uit immigrantengezinnen soms heropvoeden, omdat die
onvoldoende meekrijgen van hun ouders (de `vervuiler betaalt')
6) altijd hogere straffen bij recidive (nooit een `quantum korting')
7) voortdurend voldoende celcapaciteit
Inhoudsopgave.
Introductie
p. 1
Inhoudsopgave
p. 2
Inleiding p. 3
Doelstellingen van het
strafrecht
p. 5
Gesignaleerde knelpunten en oplossingen p. 6
1- Snelrecht p. 4
a- Langer vasthouden voorarrest p. 5
b- Weekendarrangement p. 5
2- Effectiever straffen p. 6
a- Taakstraffen p. 6
b- Keuze Penitentiaire inrichting p. 6
c- Recidive / idee three strikes maximum punishment p. 7
d- Voorwaardelijke invrijheidstelling p. 8
3- Jeugd p. 8
a- Volwassenenstrafrecht p. 9
b- Rol ouders / schadevergoeding verhalen op ouders p. 10
4- Criminele vreemdelingen p. 11
5- Slachtoffers p. 11
Conclusie - visie VVD p.
Achtergrond informatie p. 15
Wetsartikelen p. 15
Weekendarrangement p. 16
Taakstraf p. 18
Inleiding.
Er doet zich een verharding voor van de criminaliteit in de
Nederlandse samenleving, wat op zich alleen al vereist dat de gehele
strafrechtsketen daarop is ingespeeld om zo effectief en snel mogelijk
te kunnen reageren. Een 16-jarige verdachte pleegt een gewapende
overval, een 15-jarige handelt in hard drugs en heeft vuurwapens
voorhanden, het zijn geen incidenten meer.
Waar in de jaren zeventig in Nederland het grote vertrouwen in de
resocialisatie resulteerde in initiatieven om te komen tot het
afschaffen van `straffen' en daarmee het gehele gevangeniswezen,
kunnen wij nu wel concluderen dat slachtoffers van criminaliteit en de
samenleving binnen deze tijdsgeest waarde hecht aan een passende
strafrechtelijke reactie en sanctie op misdadig gedrag.
Juist om als burger binnen een vrije samenleving van de verworven
vrijheden te kunnen genieten, dient er sprake te zijn van een bepaald
niveau van veiligheid. Want wat heb je aan vrijheid als de samenleving
zo onveilig is dat je de kansen en mogelijkheden niet kunt benutten?
Vrijheid en veiligheid zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden en
dienen in de juiste balans aanwezig te zijn.
Het realiseren van vrijheid en daartoe beschermen van de veiligheid
behoort volgens liberalen tot de kerntaken van de overheid. Burgers
hebben niet voor niets een deel van hun vrijheid opgegeven en
overgedragen aan de staat: Er is afgesproken dat het geweldsmonopolie
bij de overheid ligt, waarmee de overheid zich tegenover haar burgers
verplicht zorg te dragen voor de bescherming van haar veiligheid.
Zoals een te veel aan alles, ook aan het goede, slecht is voor de
mens, bleek ook een aanpak met als enige focus de resocialisatie niet
de juiste. Eind jaren tachtig kwam langzaamaan het inzicht dat niet
alle criminelen met zorg op het rechte pad te krijgen zijn en dat een
straf ook `eigen' doelen kent (vergelding, preventie en bescherming
samenleving). Het beleidsplan Samenleving en Criminaliteit van
VVD-minister van Justitie Korthals Altes bracht in die jaren de
noodzakelijke omslag in het denken over criminaliteit, delinquent en
strafregimes. De nadruk verschoof van welzijnswerk naar de handhaving
van strafrechtelijke normen.
Met de VVD in het kabinet is altijd oog geweest voor een aanpak van én
preventie én repressie door strenge handhaving. Er kwam meer oog voor
de notoire bronnen van overlast en criminaliteit, de veelplegers.
In het Veiligheidsprogramma van 2002, Naar een veiliger samenleving,
van de minister van Justitie en Johan Remkes van Binnenlandse Zaken
werden zeer ambitieuze én afrekenbare doelen gesteld: in 10 jaar tijd
moest de criminaliteit met 25% worden vermindert.
Ook het Liberaal Manifest Om de vrijheid uit 2005 meent dat de
rechtsstaat faalt en dat strikte handhaving noodzakelijk is. Het is op
het gebied van veiligheid volgens de opstellers `tijd is voor
daadkracht'.
Gelukkig kunnen we vandaag zeggen dat de VVD gedurende de afgelopen
kabinetsperioden van Balkenende I, II en III deze daadkracht heeft
getoond:
- de criminaliteitscijfers zijn gedaald,
- het veiligheidsgevoel is toegenomen
- de aangifte bereidheid is toegenomen,
- er zijn meerpersoonscellen in gebruik genomen
- de ISD is ingesteld (inrichting voor stelselmatige daders: de
veelplegers)
- de onvoorwaardelijke vervroegde invrijheidstelling is verleden tijd
Helaas ervaart de samenleving nu met het Kabinet Balkende IV, na al
die geweldige resultaten, weer omslaat. Juist op het gebied van de
veiligheid, de kerntaak van de overheid. Dit kabinet besteedt veel te
weinig aandacht aan repressie, veel energie en middelen gaan op aan
preventie. Neem alleen al de titel van het veiligheidsprogramma van
deze coalitie: "Veiligheid begint bij voorkomen". Dat zegt alles. Het
regeerakkoord stelt letterlijk: "In de prestatieafspraken met de
politiekorpsen komt meer ruimte en aandacht voor preventie". Met deze
eenzijdige focus op preventie wordt de kern van het probleem, de
daadwerkelijke criminaliteit, niet aangepakt.
Vorige kabinetten-Balkenende zetten juist in op het aanpakken van
veelplegers en op repressie. Dit kabinet verwacht alle heil van
voorkomen. Maar zoals ook het recente rapport van de Teldersstichting
(veilige basis voor vrije burgers, december 2007) duidelijk aantoont:
daar doorbreek je de recidive niet mee.
De balans tussen preventie en repressie in onze rechtsstaat moet snel
worden hersteld. De afgelopen 60 jaar hebben wij als VVD deze balans
in het oog gehouden en een enorme bijdrage geleverd aan de vrijheid,
de veiligheid en de welvaart van ons land. Maar de overheid moet nu
doorpakken op haar kerntaak `de veiligheid' en de welwillende burger
beschermen. Juist door een krachtiger optreden, bijvoorbeeld in de
aanpak van recidivisten, kan langzaamaan het vertrouwen in de overheid
herstellen en het veiligheidsgevoel toenemen. Ons liberale geluid is
nu harder nodig dan ooit!
Dat brengt ons tot de conclusie dat nu, anno 2008, de wetgever weer
aan zet is. In een tijd waar de rechten en belangen van slachtoffers
steeds belangrijker worden, afgezet tegen de belangen van daders,
vraagt dit om een sanctionering van de daders die door de samenleving
en individuele slachtoffers weer wordt herkend.
De tijd dringt, de rechtspraak moet vaste grond houden in de
samenleving. Dat vraagt, behalve de dadergerichte aanpak van een halve
eeuw, ook om serieuze vergelding. Repressie is vaak de beste
preventie. Het is juist dat Veiligheid begint bij voorkomen, maar wel
in de wetenschap dat zachte heelmeesters stinkende wonden blijken te
maken. Een goed gewaarschuwd mens telt voor twee. De VVD neemt haar
taak serieus en deinst niet terug de wetgevende taak via
initiatiefwetten op zich te nemen. Op die manier voelen welwillende
burgers en slachtoffers zich beschermd en is een ieder gewaarschuwd;
het kabinet, de rechterlijke macht maar vooral zij die een bedreiging
vormen voor de vrijheid en veiligheid van onze samenleving. En al
wordt niet iedereen van een verblijf in de gevangenis beter, de
samenleving heeft er een tijdje geen last van en een ieder heeft de
tijd eens even goed na te denken over zijn of haar daden.
Doelstellingen van het strafrecht.
De doelstellingen van het strafrecht en de verschillende
strafmodaliteiten binnen het Nederlandse strafrecht zijn; vergelding
voor het leed dat is berokkend (genoegdoening voor het slachtoffer of
nabestaanden), afschrikking (om anderen ervan te weerhouden strafbare
feiten te plegen), bescherming van de samenleving (tegen gevaarlijke
criminelen) en resocialisatie. Een dader moet niet alleen gestraft
worden, ook willen justitie en de rechterlijke macht voorkomen dat
daders opnieuw een strafbaar feit plegen. Die op zich evenwichtige,
zeker niet tegenover elkaar staande, doelstellingen van de
rechtshandhaving zijn de laatste decennia `afgebrokkeld' tot een
systeemdenken waar nog maar enkel en alleen plaats lijkt te zijn voor
de gedachte van resocialisatie. Vergelding, afschrikking en
bescherming van de samenleving lijken termen die geen inhoud meer
kennen. En alhoewel er zeker een tendens is waar te nemen dat de
rechterlijke macht in Nederland voor de allerzwaarste delicten (moord,
doodslag) strenger lijkt te straffen, is dat voor veel andere gewelds-
en overlastdelicten zeker niet het geval.
Hierna nog in het kort opgesomd de verschillende
afdoeningsmogelijkheden bij criminaliteit. Kijkende naar de
afdoeningen van strafzaken in de afgelopen decennia valt op dat
rechters meer gebruik zijn gaan maken van de taakstraffen en veel
minder gebruik maken van de mogelijkheid tot het opleggen van
voorwaardelijke gevangenisstraffen, waarbij je toch moet constateren
dat in die laatste situatie de overheid een stok achter de deur lijkt
te hebben. Juist bij recidivisten lijkt een stringent en direct
tenuitvoerleggen van de (deels) voorwaardelijke straf de manier om
delinquenten op het rechte pad te houden.
Verschillende afdoeningsmogelijkheden / sancties:
OM-afdoening: transactie / sepot / taakstraf (werk- en/of leerstraf)
Rechter:
hoofdstraffen:
gevangenisstraf;
hechtenis;
taakstraf;
geldboete;
bijkomende straffen:
openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
verbeurdverklaring;
ontzetting van bepaalde rechten;
maatregelen:
Onttrekking aan het verkeer, ontneming van het wederrechtelijk
verkregen voordeel en schadevergoeding
De gevangenisstraf en de boete waren (voorheen) vooral gericht op
vergelding, de taakstraf is meer gericht op het `resocialiseren',
opvoeden en corrigeren. Kortom, er zijn verschillende sancties die
verschillende functies / doelstellingen hebben en dus afhankelijk van
strafbaar feit en dader zullen worden opgelegd. Voorts valt te
constateren dat het niet voltooien van een taakstraf en/of het niet
voldoen aan opgelegde voorwaarden door een rechter vaak niet (meer)
worden gesanctioneerd door alsnog de oorspronkelijke gevangenisstraf
ten uitvoer te leggen. Er zou dan ook naar moeten worden gestreefd om
van rechtswege de niet voltooide taakstraffen of het niet voldoen aan
voorwaarden direct te koppelen aan het uitzitten van onvoorwaardelijke
gevangenisstraffen.
Gesignaleerde knelpunten en oplossingen.
Ad. 1 (super)Snelrecht
Knelpunt: er zit (vaak) een (veel) te lange periode tussen het plegen
van het strafbare feit en de berechting. 15 % van de strafzaken wordt
door de meervoudige kamer (MK) behandeld binnen gemiddeld 14 weken.
Voor de politierechter geldt een doorlooptijd van 5 weken, bij de
kantonrechter is dit 6 weken en bij de kinderrechter (enkelvoudig) ook
5 weken.
Deze doorlooptijden zijn teruggelopen, maar wanneer iemand voor een
geweldsdelict is aangehouden en tot de zitting weer naar huis wordt
gestuurd gaat er onvoldoende waarschuwing vanuit het
strafrechtssysteem. Het is een feit van algemene bekendheid dat straf
meer als zodanig wordt beleefd door verdachten/daders indien de
berechting z.s.m. na het plegen van het delict plaats vindt.
Oplossing: er valt winst te behalen door indien noodzakelijk ook op
avonden en op zaterdagen en zondagen snelrechtzittingen kunnen
plaatsvinden, hiertoe heeft de VVD een motie ingediend die werd
aangenomen. Dat betekent dat de bedrijfsvoering bij het openbaar
ministerie en de strafkamers van de rechtbanken op een dusdanige wijze
dient te worden georganiseerd dat de justitiele keten ook in de
berechtingsfase snel maatwerk kan leveren.
Ad. 2 Langer vasthouden in voorarrest
Knelpunt: na de aanhouding staan te vaak personen te snel weer buiten
in afwachting van de dagvaarding. Voorbeeld: iemand die geweld tegen
de politie gebruikt staat de volgende dag weer buiten. Of iemand die
op zaterdagavond geweld pleegt kan maandag gewoon weer naar zijn werk
of school.
Die handelswijze van de overheid wordt onbegrepen door slachtoffers en
samenleving. De gevolgen van de ernst van de daad moeten ook duidelijk
zo blijken en worden ervaren. Verdachten blijven in hechtenis tot de
officier van justitie en of de rechter heeft besloten over
strafbaarheid en straf. Het moet dus voor geweldsdelicten een
aaneengesloten en ingesloten periode zijn.
Oplossing: indien iemand wordt aangehouden voor een geweldsdelict
dient die persoon niet in vrijheid gesteld te worden voordat:
- is vastgesteld dat de persoon niet de dader is
- er een transactie is aangeboden / geaccepteerd (boete / taakstraf)
- er een voorwaardelijk sepot is opgelegd
- er is gedagvaard en de zitting direct kan plaatsvinden
Dit vereist:
Uitbreiding van de gevallen waarvoor voorlopige hechtenis is
toegestaan zodat in geval van een geweldsdelict de persoon
inverzekering / in bewaring gesteld kan worden voor nader onderzoek en
tot het moment van voorgeleiding aan de rechter. De grond geschokte
rechtsorde (art. 67a Sv) zal daarom ook een toepassingsbereik moeten
krijgen voor geweldsdelicten met een maximum strafbedreiging van
minder dan 12 jaar.
Uiteraard brengt dit met zich mee dat voor het toepassen van die
voorlopige hechtenis steeds voldoende celcapaciteit beschikbaar moet
zijn. Dat houdt in dat bij de uitwerking van `lik-op-stuk beleid'
steeds een bepaalde reservevoorraad aan celcapaciteit in buffer ten
dienste zal moeten staan van die dienst justitiele inrichtingen. Het
gevolg hiervan is dat op dit moment bestaande celcapaciteit niet wordt
afgestoten en deskundig penitentiair personeel niet wordt ontslagen.
Het kost weer jaren om deskundig personeel aan te nemen en op te
leiden.
Ad 3 Weekendarrangement
Knelpunt: Het zogenaamde weekendarrangement is vooral bekend vanuit de
toepassing in Amersfoort. Het is een lik-op-stuk-beleid specifiek
gericht op de aanpak van uitgaansgeweld.
Idee is dat hiermee actief wordt gebroken met de praktijk waarin
verdachten altijd werden heengezonden in afwachting van nader
onderzoek en zo scherper worden geconfronteerd met de gevolgen van hun
handelen (heel weekend vast en maandag te laat op het werk etc.).
Media aandacht: Na de jaarwisseling is er in de media, mede door de
VVD, weer veel aandacht voor lik-op-stuk beleid en snelrecht. Binnen
dit kader komt ook het weekendarrangement in het nieuws. Na eerste
positieve bevindingen willen meerdere gemeenten (met voorop het OM in
Rotterdam t.b.v. de politieregio Rotterdam-Rijnmond) in navolging van
Amersfoort en Vlaardingen het weekendarrangement invoeren als middel
tegen uitgaansgeweld.
Oplossing: Het houdt in dat een persoon die vanaf vrijdagavond worden
aangehouden voor geweld of bedreiging in afwachting van nader
onderzoek vast te houden tot maandagochtend. In sommige gevallen zal
binnen die termijn direct kunnen worden overgegaan tot dagvaarding.
Met de maatregel maken politie en het OM maximaal gebruik van
wettelijke mogelijkheden om verdachten in voorlopige hechtenis te
houden. Een eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis wordt
verbonden aan onbindende voorwaarden in relatie tot die schorsing. De
detentie wordt hervat indien verdchten zich niet houden aan de
schorsingsvoorwaarden. Dit kan nu ook wettelijk wel, maar wordt in de
praktijk weinig toegepast.
Dit werkt zeer afschrikwekkend omdat wanneer je je misdraagt, je
direct de consequenties ondervind: je mist bijvoorbeeld een
voetbalwedstrijd of bent maandag te laat op je werk.
De politierechter in Utrecht heeft bepaald dat de politie in
Amersfoort verdachten van uitgaansgeweld niet standaard een heel
weekend mag vasthouden. Alle gevallen moeten individueel worden
beoordeeld, stelde de politierechter (januari 2008). Het dient
noodzakelijk te zijn i.v.m. het onderzoek. De VVD stelt voor
recidivegevaar als afzonderlijke grond voor inverzekeringstelling op
te nemen in het wetboek van strafvordering.
Ad. 4 Effectiever straffen
a- taakstraffen
b- keuze Penitentiaire inrichting (verder: PI)
c- recidive / idee three strikes maximum punishment
d- voorwaardelijke invrijheidstelling
Taakstraffen
Situatie:
Een taakstraf bestaat uit onbetaalde arbeid (werkstraf) en/of een
verplicht programma (leerstraf). Een combinatie van beide is ook
mogelijk. De werkstraf werd in 1989 geïntroduceerd in het Wetboek van
Strafrecht na een proefperiode die goede resultaten opleverde. De
taakstraf is in het huidige sanctiepalet niet weg te denken als middel
van resocialisatie voor first offenders en de `verbeterbaren'.
De taakstraf is een van de mogelijke strafmodaliteiten en heeft als
straf vooral tot doel `te resocialiseren', op te voeden en te
corrigeren. Verschillende misdrijven `verdienen' verschillende
straffen, waarbij nog de opmerking dient te worden gemaakt dat de
wetgever in 1989 (en 1999) de taakstraffen alleen heeft bedoeld voor
de lichte en eenvoudige misdrijven.
Knelpunt:
Recentelijk is echter uit een onderzoek (o.m. van Zembla) gebleken dat
de taakstraf ook als hoofdstraf wordt opgelegd voor (zeer) ernstige
misdrijven, zoals verkrachting en zware mishandeling. Daarnaast blijkt
dat de taakstraf wordt opgelegd aan mensen die al voor de zoveelste
keer de fout in gaan, de recidivisten.
Zembla heeft (o.b.v. cijfers van het openbaar ministerie) onderzocht
waarvoor in de jaren 2003 tot en met 2006 in eerste aanleg uitsluitend
onvoorwaardelijke taakstraffen werden opgelegd.
Daaruit kwamen de volgende "resultaten" naar voren:
2003:
2004: 2005: 2006 totaal
misdrijven tegen het leven: 249
248 274 197 968
(zware) mishandeling: 4205
4968 5699 6323 21195
zedenmisdrijven: 663
699 761 830 2963
Dit is een onwenselijke ontwikkeling en niet in lijn met de destijds
beoogde toepassing / uitvoering van de taakstraf; regering en
parlement hebben destijds in 1989 en 1999 tijdens het
wetgevingstraject duidelijke grenzen gesteld aan het opleggen van
taakstraffen.
Oplossing:
De VVD is voornemens een initiatief wetsvoorstel in te dienen dat naar
alle waarschijnlijkheid in het voortraject door het ministerie zal
worden overgenomen.
Het wetsvoorstel beoogt de toepassing (de gevallen waarin een rechter
de vrijheid moet hebben over te gaan tot het opleggen van een) de
taakstraf te beperken. Vooral vanuit het beoogde doel van de
taakstraf, de resocialisatie, in samenspel met de andere
doelstellingen van het strafrecht wil de VVD oplegging van een
taakstraf onmogelijk maken voor;
o daders van zeer ernstige geweldsdelicten (vrijheidsstraf van zes
jaren of meer);
o personen die al twee maal eerder een taakstraf opgelegd hebben
gekregen;
o personen die in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane
feit onherroepelijk tot een taakstraf is veroordeeld.
Keuze Penitentiaire inrichting (verder: PI)
Momenteel bevinden regering en parlement zich in een traject
`Modernisering gevangeniswezen'. Binnen dit traject worden
verschillende aspecten van het gevangeniswezen onder de loep genomen
en wordt opnieuw beoordeeld in hoeverre zaken als arbeid, scholing,
zorg een plaats dienen te hebben en hoe omgegaan moet worden met
aspecten als veiligheid van de samenleving en drugsbeleid binnen de
inrichtingen.
Knelpunt:
Criminelen hebben te kampen met verschillende problematiek en zowel
delinquent als samenleving is erbij gebaat dat de gedetineerde op de
juiste plaats wordt gedetineerd:
- al dan niet een extra beveiligde inrichting
- een inrichting met extra zorg faciliteiten voor delinquenten met
psychische problemen
- een inrichting met extra zorg faciliteiten voor delinquenten met
verslavingsproblematiek
- een inrichting met meer mogelijkheden tot scholing (jongere en
gemotiveerde delinquenten)
- een inrichting voor veelplegers (ISD)
- een inrichting met minimale faciliteiten voor de hardnekkige
recidivisten.
Het is van groot belang dat de aan de orde zijnde problematiek tijdig
wordt onderkend en hiermee bij de plaatsing in een PI rekening kan
worden gehouden i.v.m. de veiligheid.
Oplossing:
De VVD zal er binnen het traject `Modernisering gevangeniswezen' op
blijven hameren dat deze verschillende inrichtingsmodaliteiten
ontwikkelend dienen te worden en dat de screening van gedetineerden
snel en op professionele basis gebeurt waarna zij worden geplaatst in
de, met het oog op specifieke problematiek, meest geschikte
inrichting. Er moet absoluut worden voorkomen dat de samenleving
nodeloos investeert op recidiverende delinquenten die geen aanstalten
tonen hun leven te verbeteren. Dat betekent een duidelijke `selectie
aan de poort'. In tegenstelling tot wat zogenaamde deskundigen soms
menen zijn vooral jeugdige (recidiverende) delinquenten gebaat bij 1
coordinerende persoon/instelling en een langduriger verblijf in een
jeugdinrichting. Alleen dan kan door middel van dwang worden gewerkt
aan heropvoeding.
Recidive / idee three strikes
Knelpunt:
Belangrijkste oorzaak voor de veelvoorkomende criminaliteit, die juist
de welwillende burger treft, is het torenhoge recidivecijfer in
Nederland. Binnen 4 jaar recidiveert ongeveer 66%! En van de
doorgewinterde veelpleger recidiveert 90% binnen 2 jaar!
Zoals gezegd zit dit kabinet op het verkeerde spoor bij het uitvoeren
van die belangrijke overheidstaak:het verzaakt daadkrachtig op te
treden tegen deze hardnekkige groep veelplegers waaronder zich ook
(zeer) veel jongeren bevinden.
Oplossing:
De aanpak van recidive en hét voorstel uit het rapport van de
Teldersstichting: Three-strikes-maximum-straf zijn cruciaal bij de
criminaliteitsbestrijding. De VVD is het van harte eens met de
algemene conclusie van het rapport dat het grootste knelpunt in de
aanpak van de problematiek rondom veelvoorkomende criminaliteit (vaak
ook harde geweldcriminaliteit) is gelegen in de hoogte van de
recidive-cijfers.
Het voorstel van de opstellers van het rapport, betreft niet het Three
strikes,and you're out systeem dat wordt toegepast in de VS. De meest
strikte toepassing van three strikes and you're out laat volgens
opstellers van het geschrift weinig of geen verbeterkansen over voor
de dader en verdient dan ook geen aanbeveling.
Opstellers opteren voor een gematigder variant: Three strikes, maximum
punishment. Na drie veroordelingen heeft een dader aangetoond zijn
leven niet te beteren en moet hem een stevig halt toegeroepen worden,
nu volgt onherroepelijk de in het Wetboek van Strafrecht vastgelegde
maximale straf.
Ook bij de gematigder variant gaat het niet om de maximum straf van
het laatst gepleegde delict, omdat dit in verhouding met eerdere
delicten een klein- of juist zeer zwaar vergrijp kan zijn.
Er wordt een puntenstelsel voorgesteld (vgl. huidige puntenrijbewijs)
o.b.v. volgende overwegingen en berekeningen:
- er is sprake van een derde veroordeling (niet noodzakelijkerwijs
dezelfde
wetsovertreding, doorslag geeft de ernst van de feiten) volgend op
twee eerdere veroordelingen (met als resultaat relatief lichte straf);
- deze derde veroordeling moet daarom stevig halt weergeven door de
maximum straf;
- deze maximum (gemiddelde) straf wordt o.b.v. van een puntensysteem
berekend:
Het precieze aantal punten wordt bepaald door het maximaal aantal
maanden celstraf dat in het wetboek van strafrecht voor het delict
waarvoor de dader op dat moment wordt veroordeeld. Bij een derde
veroordeling wordt het maximaal aantal maanden voor het derde delict
opgeteld bij de punten die al stonden. Het gemiddelde daarvan is de
maximale celstraf die onherroepelijk volgt.
Voorbeeld: een dader pleegt eenvoudige mishandeling (maximaal 24
maanden), een woninginbraak (maximaal 108 maanden) en vervolgens nog
een eenvoudige mishandeling en wordt voor alle drie veroordeeld. De
eerste keer geeft de rechter een (alternatieve) straf en tekent 24
punten aan in het dossier van de veroordeelde. De tweede keer heeft de
rechter ook nog ruimte voor het vaststellen van een sanctie en komen
er bovendien 108 punten bij in het dossier. Wordt de delinquent voor
de derde keer schuldig bevonden dan volgen nog eens 24 punten.
De straf die na de derde veroordeling onherroepelijk volgt is dan 52
maanden ((24+108+24)/3). (p. 83)
Een zeer interessant en veelbelovend voorstel wat de VVD wil
doorvoeren. Recidive moet in ieder geval altijd een strafverzwarende
omstandigheid zijn en de VVD gaat niet wachten op delict nummer 11 om
iemand als veelpleger eindelijk eens een echte straf op te kunnen
leggen: bij de derde keer kiest de VVD enkel en alleen voor de
beveiliging van de samenleving!
Voorwaardelijke invrijheidstelling
De VVD heeft (mede) weten realiseren dat de vervroegde
invrijheidstelling is omgevormd tot een voorwaardelijke
invrijheidstelling (dit voorstel is op 20 maart 2007 aangenomen).
Met dit voorstel wordt een einde gemaakt aan de situatie dat aan de
vervroegde invrijheidstelling geen voorwaarden kunnen worden verbonden
en dat de eenmaal toegekende vervroegde invrijheidstelling niet kan
worden herroepen. Tevens wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de
vergroting van de maatschappelijke veiligheid. Doordat de veroordeelde
onder toezicht van justitie staat, wordt de kans op recidive beperkt.
Het besluit voorwaardelijke invrijheidstelling (d.d. 21 februari 2008)
geeft vervolgens regels inzake de beslissing over de voorwaarden en
het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke invrijheidstelling. De
VVD zal het kabinet nadrukkelijk volgen waar het betreft het beleid
rondom de voorwaardelijke invrijheidstelling. Geen talloze
uitzonderingssituaties scheppen , maar stringent vasthouden aan de
hoofdregel is het devies.
Ad. 5 Jeugd
De aanpak van criminele jongeren vereist een eigen aanpak. Er is een
ontwikkeling zichtbaar waarin steeds meer en jongere jeugdigen zich
schuldig maken aan steeds ernstiger (gewelds-) delicten. Daar
tegenover staat dat juist bij jongeren nog veel valt te verwachten van
resocialisatie in de vorm van scholing en arbeid en zorg, mits er
sprake is van voldoende drang en dwang.
Kortom, de groep kent een steeds ernstiger problematiek maar de kans
op effectief ingrijpen lijkt het grootst.
Juist de jeugd is gebaat bij duidelijke grenzen en een snelle reactie
op ongewenst en onwettig gedrag. De gevolgen van een lik-op-stuk
beleid: wordt je betrapt, dan ga je mee naar het politiebureau en ga
je niet de deur uit voor de zaak is afgedaan.
Maar hoe om te gaan met de steeds zwaardere vormen van delicten en de
steeds jeugdiger daders?
Binnen het straf(proces)recht wordt onderscheid gemaakt tussen
volwassenen en jeugdigen. Voor beide groepen verdachten zijn speciale
wettelijke bepalingen van toepassing. Zo is in het Eerste Boek, het
algemeen deel, van het Wetboek van Strafrecht een aparte titel
opgenomen met Bijzondere bepalingen voor jeugdigen personen (Titel
VIIIA).
Deze titel ziet toe op de groep jeugdigen van twaalf tot achttien
jaar. Binnen deze groep jeugdigen wordt vervolgens nog onderscheid
naar leeftijd gemaakt, dit betreft specifieke bepaling voor daders van
zestien en zeventien jarigen.
Iemand onder de 12 jaar kan niet worden vervolgd en een jeugdige van
16 of 17 wordt bestraft via het jeugdstrafrecht, tenzij...
Kortom, er zijn situatie waarin een 16 of 17 jarigen middels het
volwassenenrecht wordt berecht, maar ook situaties waarin een jeugdige
tussen de 18 en 21 jaar volgens het jeugdstrafrecht wordt berecht. Dit
is afhankelijk van het strafbare feit en de dader.
Er is onderscheid gemaakt binnen het strafrecht tussen volwassenen en
jeugdigen naar leeftijd omdat het na te streven doel volgens de
wetgever voor beide groepen verschillend is. Waar het bij volwassenen
meer is gericht op bestraffing en preventie, heeft het jeugdstrafrecht
als doel ook het strafbaar gedrag bij jongeren te veranderen. De
straffen die aan jongeren worden opgelegd hebben dan ook vaak een meer
educatief karakter.
Volwassenenstrafrecht
Knelpunt:
Jongeren lijken op steeds meer terreinen `jong volwassen' te worden.
De wijze waarop er in het straf(proces)recht met jeugdigen wordt
omgegaan lijkt daarmee echter niet in de pas te lopen. Het gedrag dat
zij vertonen is steeds meer dat van een volwassene, maar de reactie
vanuit de samenleving correspondeert daar niet mee maar lijkt zich te
richten op de `onschuldige jongere die een keertje de fout in is
gegaan'.
Op het strafbare feit dient altijd een reactie te volgen die maakt dat
het bij één fout blijft. In geval van minder ingrijpende strafbare
feiten zoals vernieling en verstoring van de openbare orde zal het
jeugdstrafrecht volstaan en is ook vaak een taak- of leerstraf
(HALT-afdoening) in eerste instantie voldoende.
Dit moet echter wel goed worden uitgevoerd wil de jeugdige de reactie
serieus nemen:
- snel
- en volledig (dus schadevergoeding dient daadwerkelijk betaald te
worden en taakstraffen dienen volledig ten uitvoer gebracht te worden
anders alsnog detentie)
Maar gelet op de ernstige feiten die worden gepleegd door jeugdigen en
met name voor de jeugdigen die (meermaals) recidiveren acht de VVD het
van belang dat de straf vooral ook een `bestraffing' is. Op deze wijze
zou bij de zeer ernstige misdrijven en recidiverende daders groter
waarde gehecht mogen en dienen te worden aan preventie als doel van de
straf, i.t.t. eerder genoemde gedragsverandering. De generale
preventie moet ook naar jeugdigen duidelijk worden gemaakt.
In het geval van ernstige geweldsdelicten en ernstige recidive
volstaat het jeugdstrafrecht niet langer voor sommige daders.
Jeugdigen van 15, 16 en 17 jaar zijn nog niet volwassen voor de wet,
maar weten wel degelijk het verschil tussen goed en kwaad en kan
strafbaar gedrag volledig (uitzonderingen daargelaten) worden
toegerekend. Voor de ernstige geweldsdelicten is het aparte
jeugdstrafrecht met bepaalde waarborgen (niet-openbaar) en een
maximale detentie van 2 jaar naar het oordeel van de VVD geen adequate
en toereikende strafrechtelijke reactie.
Momenteel wordt de jeugdige van 16 of 17 bestraft via het
jeugdstrafrecht, tenzij...
Hierdoor worden ernstige delicten afgedaan met een niet voldoende
serieuze strafrechtelijke reactie. Een maximale jeugddetentie van 2
jaar is voor die ernstige gevallen simpelweg gewoon (volstrekt)
onvoldoende.
Oplossing:
De VVD komt met een initiatiefwet ten aanzien van recidiverende 15, 16
en 17 jarigen (die geweldsdelicten plegen) en waarbij standaard het
volwassenenrecht wordt toegepast. Die strafzaken dienen dan ook in de
volle openbaarheid te worden behandeld. Slachtoffers en samenleving
moeten zich kunnen herkennen in de afstraffing van jeugdige
gewelddadige delinquenten.
Voor de ernstige strafbare feiten waarop in het volwassen strafrecht
een maximum staat van tenminste twaalf jaar staat (moord, doodslag,
verkrachting) en voor ernstig recidiverende jeugdigen van 15, 16 en 17
jaar zou het volwassenenstrafrecht moeten worden toegepast.
Voor deze in de wet omschreven delicten en omschreven gevallen ziet de
rechter zich verplicht het volwassenenstrafrecht op de jeugdige toe te
passen, tenzij zwaarwegende argumenten zich daar tegen verzetten. Het
wetsvoorstel omvat dus een `verplicht is, tenzij' constructie voor
deze groep delicten en daders.
Hiermee wordt de beleidsvrijheid van rechters ingeperkt. Deze
inperking lijkt om een aantal redenen gerechtvaardigd en wenselijk:
- Ten eerste gelet op de verharding van de jeugdcriminaliteit en de
groep sterk recidiverende daders waarvoor het jeugdstrafrecht echt
tekort schiet. Er is gelet op de daders en de door hen gepleegde
feiten in lang niet alle gevallen rechtvaardiging te vinden voor het
toepassen van een `milder' strafrecht.
- Ten tweede vanuit het oogpunt van preventie. Er moet ook aan
jeugdigen een duidelijk signaal gegeven worden dat de samenleving deze
misdrijven, door jeugdigen gepleegd, niet tolereert en hard zal
optreden. Meer nadruk dus op specifieke- en generale preventie.
Uiteraard blijft de rechter vrij in de keuze voor een volwassen
strafmaat of die voor een minderjarige. Op die manier kan bij de
strafbepaling door de rechter in het oog worden gehouden hoe de straf
naast preventie in tweede instantie ook zo goed mogelijk kan worden
ingezet ter bevordering van een gedragsverandering bij de jeugdige.
- Ten derde schept deze `verplichting, tenzij' meer duidelijkheid voor
de rechterlijke macht, de jeugdige daders en de samenleving in haar
geheel. Dit komt ook de rechtsgelijkheid ten goede door te voorkomen
dat in vergelijkbare zaken de ene keer middels het jeugdstrafrecht en
de volgende keer middels het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
Het gaat hier dus om een kleine, maar vaak hardnekkige, groep jeugdige
daders en ernstige delicten. Minder dan op dit moment zal het niet
toepassen van het volwassenenstrafrecht 15, 16 en 17 jarigen
uitzondering blijven. Bovendien kan de rechter in het vonnis een
nadere toelichting geven op de opgelegde straf en het toegepaste
jeugd- dan wel volwassenenstrafrecht.
Rol ouders / schadevergoeding verhalen op ouders
Ook de ouders moeten actiever en dwingender betrokken dienen te worden
om zo het afglijden van spijbelaar naar (criminele) probleemjongere te
voorkomen. Er zijn verschillende maatregelen denkbaar:
- zo zou de kinderbijslag met een bepaald percentage gekort kunnen
worden bij constateren van ouders die hun
opvoedingsverantwoordelijkheden niet nemen.
- papa en mama's portemonnee handhaaft mee! In het geval van
minderjarige kinderen worden de ouders financieel medeaansprakelijk.
- via een uiteindelijke aparte titel voor de groep jeugdigen van 8 tot
12 jaar binnen het Wetboek van Strafrecht zou ook daar een rechtsbasis
geschapen kunnen worden om de ouders te noemen en een grondslag te
creëren op basis waarvan een verplichte opvoedingsondersteuning
maatregel opgelegd kan worden (en eventuele andere maatregelen). Deze
maatregelen kunnen vervolgens in de algemene Titel IIA Sr,
Maatregelen, worden opgenomen.
(NB: Ook hier ten overvloede de opmerking dat de VVD uitdrukkelijk
niet wil dat de ouders van jongeren tussen de 8 en 12 jaar voor de
strafbare feiten door het kind gepleegd vervolgd kunnen en gaan
worden).
Ad. 6 Criminele vreemdelingen
Afhankelijk van de verblijfsduur moeten criminele vreemdelingen na een
of enkele veroordelingen wegens een misdrijf het land worden uitgezet.
Ook moet het vasthouden van criminele illegalen tot uitzetting
geeffectueerd kunnen worden. Dat betekent dat er ook vanuit dat
gezichtspunt voldoende celcapaciteit beschikbaar moet zijn. En niet
alleen voor criminele illegalen, maar ook voor andere illegalen, dient
er een aktief opsporings- en uitzettingsbeleid te worden doorgevoerd.
Ad. 7 Slachtoffers
Voor een goed begrip van de lik-op-stuk aanpak is het noodzakelijk ook
hier weer het belang van het slachtoffer te benadrukken: De
VVD-fractie staat altijd aan de kant van het slachtoffer en de
welwillende burger! Slachtoffer en burger-getuige verdienen te allen
tijde bescherming tegen de criminaliteit.
Repressie is in het belang van bescherming rechtsstaat en veiligheid
maar ook in het belang van het slachtoffer en de welwillende burger.
Er zijn inmiddels belangrijke resultaten behaald bij het versterken
van de positie van het slachtoffer in het strafproces. Hier kunnen
worden genoemd de voorschotregeling, waarbij de staat de schade aan
het slachtoffer betaalt en vervolgens op de dader verhaalt, alsmede
het slachtofferspreekrecht.
Knelpunt:
Als je als overheid kiest voor het slachtoffer, heeft dat inderdaad
ook gevolgen voor de overheidsreactie op de welwillende burger die
zich bijvoorbeeld bij een woninginbraak moet verdedigen. Het kan toch
niet zo zijn dat diegene die zich uit noodweer tegen een indringer
verdedigt in hechtenis wordt genomen en de indringer na een paar uur
weer op straat loop?!
Oplossing:
Het initiatiefwetsvoorstel ter verruiming van de noodweerbevoegdheid
richt zich op dit enorm frustrerende knelpunt. Het verruimt de
noodweer bevoegdheid en regelt dat je écht als slachtoffer wordt
behandeld en niet in de boeien mee hoeft naar het bureau om in de cel
het onderzoek af te wachten. Dat is natuurlijk de wereld op zijn kop!
Juist een overheid die haar burgers op de eigen verantwoordelijkheid
inzake veiligheid wijst, dient een duidelijke keuze te maken tussen
dader en slachtoffer.
Het recht op zelfverdediging is een van de voorwaarden van het
functioneren van de rechtsstaat en de legitimatie van het
geweldsmonopolie: daar waar de staat niet kan ingrijpen om uw
veiligheid te beschermen heeft u het recht en de vrijheid u zelf (goed
en eerbaarheid of een ander) te verdedigen.
De overheid moet burgers stimuleren hun verantwoordelijkheid te nemen
bij het realiseren van een veilige leefomgeving, bijvoorbeeld door de
verschillende burgerinitiatieven. Maar van het allergrootste belang is
dat het signaal uitgaat dat je je mag verdedigen en dat de overheid
dan ook pal achter je staat omdat je slachtoffer bent geworden!
Het wetsvoorstel omvat een drietal punten.
Dit wetsvoorstel regelt dat het feitelijk recht op zelfbescherming van
burgers in artikel 41 Sr op tweeërlei wijze wordt uitgebreid:
1. gevallen waarin sprake is van een onmiddellijke dreiging van een
wederrechtelijke aanranding komen onder het eerste lid van het artikel
te vallen;
2. in gevallen waarin de in het artikel genoemde aanranding gepaard
gaat met huisvrede- of lokaalvredebreuk wordt met het invoegen van een
nieuw tweede lid in artikel 41 Sr de tegen de aanranding gerichte
verdediging verondersteld gerechtvaardigd te zijn (het zgn. wettelijk
aanwezig vermoeden van noodweer).
De eerste uitbreiding heeft dus betrekking op het verleggen van het
moment waarop noodweer gerechtvaardigd is. Ook in het geval er sprake
is van een onmiddellijke dreiging van een wederrechtelijke aanranding
dient de burger niet strafbaar te zijn, indien hij een feit begaat ter
noodzakelijke verdediging. Deze uitbreiding is reeds lang in de
jurisprudentie aanvaard en is dan ook meer een wettelijke vastlegging
dan een inhoudelijke wijziging.
De tweede uitbreiding van artikel 41 Sr betreft het scheppen van een
vooronderstelling van gerechtvaardigde zelfverdediging voor situaties
waarin de uit noodweer handelende burger bij de aanranding wordt
geconfronteerd met het misdrijf van huisvrede- of lokaalvredebreuk als
bedoeld in artikel 138, eerste lid, Sr. Voor zover een burger zich
verdedigt tegen een aanranding die gepaard gaat met huisvrede- of
lokaalvredebreuk, regelt het nieuwe tweede lid dat die verdediging in
eerste instantie geacht wordt gerechtvaardigd te zijn. Deze
vooronderstelling geldt eveneens wanneer de aanranding op de directe
omgeving van de woning of het besloten lokaal plaatsvindt. Wel wordt
in dit nieuwe artikellid in de tweede volzin een meer stringente
toepassing gegeven van het begrip `erf' uit artikel 138 Sr. Door deze
beperking ziet erf slechts op de directe omgeving van de woning of het
besloten lokaal, nu zich daar immers de inbreuk op de persoonlijke
ruimte voordoet.
Door de voorgestane uitbreiding van het begrip noodweer krijgt
tegelijkertijd ook het begrip noodweer-exces een ruimere strekking. In
gevallen van huisvrede- of lokaalvredebreuk komt het risico van het
wederrechtelijk optreden hierdoor bij de aanrander te liggen.
3. Daarnaast voorziet dit wetsvoorstel in een nieuw artikel in het
Wetboek van
Strafvordering (verder Sv) waarmee wordt beoogd dat alle dwangmiddelen
uit deze afdeling, behoudens de staandehouding en onderzoek aan
lichaam en kleding, niet kunnen worden toegepast op een verdachte ten
aanzien van wie een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij zich heeft
verdedigd als bedoeld in artikel 41, eerste of derde lid, Sr dat de
aanrander hierbij tevens huisvrede- of lokaalvredebreuk heeft
gepleegd. Op die manier is de eerste beoordeling van de noodweer
situatie en de vraag of een verdachte in bewaring moet worden gesteld,
aan de rechter-commissaris.
Conclusie - Visie VVD
De VVD ziet de noodzaak van een balans tussen preventie en repressie.
Waarbij nu doorgepakt dient te worden op het ingezette effectieve
beleid. Dit vereist een verschuiving in de aanpak van het Kabinet
Balkenende IV van een nadruk op preventie naar tevens doorpakken op
repressie. Juist om de problematiek rondom jeugdige daders en
recidivisten aan te pakken is een Integrale lik-op-stuk aanpak
vereist.
Hiertoe heeft de VVD al verschillende initiatieven ondernomen en
zitten er nog verschillende plannen in de pijplijn. De kernpunten zijn
het toepassen van snelrecht, effectieve straffen, repressiever aanpak
van jeugdige daders van ernstige geweldsdelicten, eenduidige aanpak
van criminele vreemdelingen en dit alles vanuit het beginsel dat de
overheid kiest voor het slachtoffer en de welwillende burger.
Ten aanzien van het toepassen van snelrecht zal de VVD de nadruk gaan
leggen op het effectiever gebruik van het rechtssysteem. Voorbeelden
zijn het houden van zittingen voor de politierechter in de avonduren
en tijdens het weekend, het realiseren van meer mogelijkheden voor het
langer vasthouden van verdachten in voorarrest, het
weekendarrangement. Allemaal maatregelen om te voorkomen dat de dader
van bijvoorbeeld geweldsdelicten na aanhouding en verhoor na een paar
uur gewoon weer de straat op kan en bijvoorbeeld diezelfde dag nog oog
in oog met zijn slachtoffer kan staan. Juist in het geval van
geweldsdelicten is het van belang dat de strafrechtelijke
consequenties serieus te nemen zijn. Pleeg je een geweldsdelict
tijdens het uitgaan? Dan moet je ook maar de gevolgen ondergaan.
Kortom, het traject tussen het plegen van het misdrijf en het
verschijnen voor de rechter (of OvJ in geval van een transactie) dient
aaneengesloten en ingesloten te zijn.
Wat het effectiever straffen betreft ligt de nadruk op het kiezen van
de juiste straf en de meest geschikte penitentiaire inrichting. De VVD
is voornemens een initiatiefwetsvoorstel in te dienen om het opleggen
van taakstraffen te beperken tot lichte vergrijpen en First offenders.
Daarnaast is aanpakken van de recidive een speerpunt en dient ook daar
de nadruk op repressie te liggen. Het idee three strikes maximum
punishment is vanuit dit oogpunt zeker het overwegen waard.
Ook de jeugd is gebaat bij een duidelijke en snelle strafrechtelijke
reactie op strafbaar gedrag. Niet meer eindeloos HALT-strafjes
opleggen maar bij recidive gewoon echt hard aanpakken. Daarnaast
dienen de zeer ernstige geweldsmisdrijven standaard via het
volwassenenstrafrecht te worden afgedaan. Tot slot moeten ook de
actiever en dwingender worden betrokken en de consequenties dragen van
het niet nemen van hun opvoedingsverantwoordelijkheden.
Ten aanzien van de criminele vreemdelingen is het de hoogste tijd voor
een sluitende aanpak gericht op uitzetting van criminele
vreemdelingen.
Dit alles vanuit het start- en eindpunt dat een van de kerntaken van
de overheid de bescherming van de veiligheid is en dat zij
dientengevolge dient te kiezen vóór het slachtoffer en de welwillende
burger. Die burgers die zichzelf proberen te verdedigen of die
anderszins slachtoffer worden moeten zich gesteund en beschermd voelen
door de overheid en niet in het beklaagde bankje belanden.
De VVD is groot voorstander van het toepassen van lik-op-stuk-beleid
en snelrecht voor geweldszaken en bedreiging. Er zijn al verschillende
initiatieven die lijken aan te slaan, doel is nu dit landelijk te
realiseren. Het waardevolle van deze aanpak is namelijk dat
geweldplegers direct en overtuigend geconfronteerd worden met de
consequenties van hun gedrag. Hier kan vervolgens weer een preventieve
werking vanuit gaan.
Zoals gezegd, kern van het lik-op-stuk beleid is dat het traject
tussen het plegen van het misdrijf en het verschijnen voor de rechter
(of OvJ in geval van een transactie) aaneengesloten en ingesloten
dient te zijn. De combinatie dus van: direct van de straat en snel
voor de rechter! Een passende straf dient te volgen.
Achtergrond informatie
Wetten
Artikel 58
1. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend in geval
van een strafbaar feit waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten.
2. Het bevel tot inverzekeringstelling is slechts gedurende ten
hoogste drie dagen van kracht. Bij dringende noodzakelijkheid kan het
bevel door de officier van justitie eenmaal voor ten hoogste drie
dagen worden verlengd.
3. Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast de
hulpofficier de invrijheidstelling van de verdachte. In het andere
geval stelt hij de officier van justitie voor de inverzekeringstelling
te verlengen. De officier van justitie kan bevelen dat de verdachte
ten einde te worden gehoord voor hem wordt geleid.
Artikel 67
Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval
van verdenking van:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
b. een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 138a, 138b,
139c, 139d, eerste en tweede lid, 161sexies, eerste lid, onder 1°, en
tweede lid,137c, tweede lid, 137d, tweede lid, 137e, tweede lid, 137g,
tweede lid, 285, eerste lid, 285b, 300, eerste lid, 321, 323a, 326c,
tweede lid, 350, 350a, 351, 395, 417bis en 420quater van het Wetboek
van Strafrecht;
c. een der misdrijven omschreven in:
artikel 122, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren;
artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met
het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden
burgerlijk gezag;
de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren
militaire dienst;
artikel 31 van de Wet op de kansspelen;
artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet;
artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie;
de artikelen 5:56, 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht.
2. Het bevel kan voorts worden gegeven indien geen vaste woon- of
verblijfplaats in Nederland van de verdachte kan worden vastgesteld en
hij verdacht wordt van een misdrijf waarvan de rechtbanken kennis
nemen en waarop, naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is
gesteld.
De voorgaande leden van dit artikel vinden alleen toepassing
wanneer uit feiten of omstandigheden blijkt van ernstige bezwaren
tegen de verdachte.
4. In afwijking van het derde lid zijn ernstige bezwaren niet vereist
voor een bevel tot bewaring bij verdenking van een terroristisch
misdrijf.
Artikel 67a
Een op artikel 67 gegrond bevel kan slechts worden gegeven:
a. indien uit bepaalde gedragingen van de verdachte, of uit bepaalde,
hem persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van ernstig gevaar
voor vlucht;
b. indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden
van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde
vrijheidsbeneming vordert.
2. Een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid kan voor de
toepassing van het vorige lid slechts in aanmerking worden genomen:
1°. indien er sprake is van verdenking van een feit waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer
is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt;
2°. indien er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de
verdachte een misdrijf zal begaan:
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes
jaren of meer is gesteld of
waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van
personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor
goederen kan ontstaan;
3°. indien er sprake is van verdenking van een der misdrijven
omschreven in de artikelen 285, 300, 310, 311, 321, 322, 323a, 326,
326a, 350, 416, 417bis, 420bis of 420quater van het Wetboek van
Strafrecht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag
waarop de verdachte wegens een van deze misdrijven onherroepelijk tot
een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende
maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke
strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en voorts er ernstig
rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een van
die misdrijven zal begaan;
4°. indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is
voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag
brengen van de waarheid.
Een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege, wanneer
ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de
verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal
worden opgelegd, dan wel dat hij bij tenuitvoerlegging van het bevel
langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de
straf of maatregel.
Weekendarrangement Praktijk in Amersfoort:
Zoals gezegd wordt deze aanpak in Amersfoort toegepast. Daar zijn
inmiddels (juli 2007) vragen naar de juridische houdbaarheid van het
weekendarrangement gesteld aan het college van B-W (hieronder
bijgevoegd).
Het College stelt in haar antwoorden (december 2007) op gestelde
vragen dat de uitvoering gewoon doorgang zal hebben. `Naar de
overtuiging van het OM staat het weekeindarrangement niet op gespannen
voet met het Wetboek van Strafvordering. Voorafgaand aan de invoering
van het weekeindarrangement is uiteraard getoetst hoe deze werkwijze
zich verhoudt tot de wet- en regelgeving. Met het weekeindarrangement
maken we (op een creatieve manier) maximaal gebruik van de bestaande
wettelijke mogelijkheden van politie en justitie voor een
lik-op-stuk-aanpak van geweldsdelicten.'...`In de Driehoek spreken wij
regelmatig over het weekeindarrangement. Er is voor ons geen enkele
aanleiding (zie ook bij 2) om de formele grondslag van het arrangement
te wijzigen.'
Rechtmatigheid weekendarrangement:
o Volgens OM-woordvoerster Mary Hallebeek worden `de grenzen opgezocht
maar niet overschreden'. Het is inderdaad een forse maatregel,
erkennen politie en het OM, iemand op bijvoorbeeld vrijdagavond
aanhouden en pas op maandagochtend weer vrijlaten.
o Advocaat Robert Maanicus betwijfelt dat. Hij vindt dat zijn cliënt,
die een portier in Amersfoort had bedreigd, buitenproportioneel lang
is vastgehouden. `Deze maatregel gaat te ver. Als een verdachte in
verzekering wordt gesteld, moet er ook een onderzoek volgen, anders
moet de verdachte worden vrijgelaten.' (zie `Politierechter')
o De Nationale Ombudsman, Alex Brenninkmeijer, twijfelt aan de gronden
waarop verdachten met de regeling ruim twee dagen kunnen worden
vastgehouden. Dit kan volgens hem alleen als er een
onderzoeksgrondslag ligt. Brenninkmeijer is bezig met een
vooronderzoek naar de deugdelijkheid van de maatregel.
Uitspraak Politierechter (ANP 17 januari 2008)
De politierechter in Utrecht heeft donderdag bepaald dat de politie in
Amersfoort verdachten van uitgaansgeweld niet standaard een heel
weekend mag vasthouden. Alle gevallen moeten individueel worden
beoordeeld, stelde de politierechter in de zaak tegen de 21-jarige
Marvin B. uit Amersfoort.
B. werd in augustus na het bedreigen van een portier op vrijdagavond
in de cel gezet. Hij werd pas op maandagochtend vrijgelaten. De
officier van justitie stelde dat B. tot maandag was vastgehouden om
een dagvaarding te kunnen uitbrengen. Volgens de rechter had dat
sneller gemoeten. Omdat B. een dag te lang is vastgehouden, legde de
politierechter slechts een werkstraf op van vijftig uur. Er was
honderd uur geëist.
Ook andere gemeenten in Nederland willen zo'n weekendarrangement gaan
invoeren om het uitgaansgeweld terug te dringen. Volgens advocaat
Robert Maanicus wachten die gemeenten op de principiële uitspraak van
de rechter in deze zaak.
De politierechter kon zijn eigen oordeel direct op B. toepassen. De
man stond namelijk voor nog een feit terecht. Hij was in december
opnieuw aangehouden wegens uitgaansgeweld. Ook toen was hij een heel
weekend vastgehouden. Maar in dit geval was de gevangenhouding wel
terecht, concludeerde de politierechter. De rechter veroordeelde B.
daarom tot nog eens 120 uur werken en vier weken voorwaardelijke
gevangenisstraf.
o Vragen gemeenteraad Amersfoort:
Gemeente, politie en Openbaar Ministerie voeren vanaf 13 juli 2007 in
Amersfoort een lik-op-stukbeleid, dat het uitgaansgeweld in de stad
aanpakt. Geweldplegers die in de weekends vanaf vrijdagavond in de
stad worden aangehouden, blijven in principe tot maandag in de cel.
Een advocaat van een verdachte die voor de rechter stond, trekt de
juridische houdbaarheid van dit 'weekendarrangement' in twijfel. Ruud
Schulten (BPA) en Koos Voogt (VVD) stellen het College vragen, het
college geeft de antwoorden.
Geweldplegers worden na het weekendarrangement direct voorzien van een
boete, het vooruitzicht op een taakstraf of een dagvaarding om voor de
rechter te verschijnen. De regeling lijkt door de consequente aanpak
door politie en justitie inderdaad te beantwoorden aan het gestelde
doel. Zo paste de politie dit weekend het lik-op-stukbeleid toe op
vier mannen uit Utrecht en Kockengen wegens openlijke geweldpleging.
De mannen in de leeftijd van 19 t/m 45 jaar zouden zaterdagnacht in de
Langestraat een 17-jongen uit Utrecht met een Ajaxshirt hebben
geslagen en de confrontatie hebben gezocht met andere omstanders. De
verdachten brachten het weekend in de cel door en misten de wedstrijd
F.C. Utrecht-Ajax.
Landelijk heeft alleen Amersfoort dit als hard onderdeel van een
sluitende en integrale aanpak in het actief terugdringen van het
uitgaansgeweld. Zowel de BPA als de VVD ondersteunen overigens
nadrukkelijk deze stevige aanpak. Een evaluatie van het
weekendarrangement staat voor december 2007 op het programma.
Aanleiding voor vragen
Afgelopen vrijdag, 26 oktober stond een verdachte bij de Utrechtse
politierechter terecht wegens het uiten van bedreigingen jegens een
portier van de Amersfoortse horeca-instelling en jegens
politiepersoneel. Verdachte werd aangehouden in de nacht van vrijdag
op zaterdag omstreeks 3.05 en pas weer vrijgelaten op de daarop
volgende maandagochtend.
De advocaat van verdachte stelde de vraag of het weekendarrangement
was toegepast en bestreed de juridische houdbaarheid van dit
arrangement omdat dit zich niet zou verdragen met het bepaalde in
artikelen 57 en volgende van het Wetboek van Strafvordering. Dit
artikel zegt dat de officier van justitie of de hulpofficier in het
belang van het onderzoek kan bevelen dat verdachte tijdens het
onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven en daarvoor op
een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld.
Dit besluit moet uiterlijk binnen zes uur na aanhouding zijn genomen,
de eventuele nachtelijke uren van aanhouding tussen 24.00 en 09.00
niet meegerekend.
In het betrokken geval had het verhoor in de middaguren van de
zaterdag plaats en was het p. v. om 15.00 uur afgetekend, waarmee naar
de stelling van de advocaat het onderzoek ook was afgerond. Verdachte
zou dan in beginsel in vrijheid moeten zijn gesteld. Ter zitting gaven
zowel officier van justitie als de politierechter er blijk van geen
weet te hebben van het bestaan van het weekendarrangement, reden
waarom in afwachting van nader onderzoek de zitting werd verdaagd tot
17 januari 2008.
Op de website van de gemeente Amersfoort staat de regeling uitvoerig
beschreven en toegelicht. Ook is een uitvoerige publiciteitscampagne
op het weekendarrangement losgelaten en bestaat uitgebreid
brochuremateriaal. De beschreven kwestie roept bij ons mede met het
oog op de aangekondigde evaluatie de volgende vragen op.
Vragen
1. Heeft het beschreven geval betrekking op of gevolgen voor het
weekendarrangement Amersfoort en de uitvoering daarvan?
2. Staat dit arrangement wellicht op gespannen voet met het bepaalde
in het Wetboek van strafvordering of gaat het hier slechts om
onbekendheid van een bepaalde rechter en officier daarmee?
3. Geeft de verstrekte informatie nog aanleiding de formele grondslag
van het arrangement te bespreken in Driehoeksoverleg en de uitkomsten
van daarvan mee te nemen bij de evaluatie van het arrangement in
december 2007?
Ruud Schulten (BPA) en Koos Voogt (VVD), fractieleden
________________________________________
Antwoord van burgemeester en wethouders
verzonden d.d. 4 december 2007
Antwoorden
1. De zaak had inderdaad betrekking op het weekeindarrangement
Amersfoort. Nee, dit geval heeft geen gevolgen voor de uitvoering van
het weekeindarrangement.
2. Naar de overtuiging van het OM staat het weekeindarrangement niet
op gespannen voet met het Wetboek van Strafvordering. Voorafgaand aan
de invoering van het weekeindarrangement is uiteraard getoetst hoe
deze werkwijze zich verhoudt tot de wet- en regelgeving. Met het
weekeindarrangement maken we (op een creatieve manier) maximaal
gebruik van de bestaande wettelijke mogelijkheden van politie en
justitie voor een lik-op-stuk-aanpak van geweldsdelicten. De betrokken
politierechter en de officier van justitie, een invaller, en bleek
inderdaad onbekend te zijn met het weekeindarrangement.
3. In de Driehoek spreken wij regelmatig over het weekeindarrangement.
Er is voor ons geen enkele aanleiding (zie ook bij 2) om de formele
grondslag van het arrangement te wijzigen.
Achtergrond info Taakstraf
Reikwijdte taakstraf
Al uit de toelichting op de wetswijziging van 1997 / 1998 is op te
maken dat de taakstraf een geschikte sanctie werd geacht voor plegers
van naar verhouding lichte delicten (p. 1). Voorts wordt aangegeven
dat in een aantal gevallen de taakstraf een alternatief kan zijn in
gevallen
waar anders een geldboete wordt opgelegd (maar waarbij volgens de
strafbepaling bij het delict vrijheidsstraf wel mogelijk zou zijn).
Het voorbeeld dat in de Memorie van Toelichting wordt gegeven is `bij
personen die vermogensdelicten plegen en waarvan het op voorhand
duidelijk is dat een geldboete niet opgebracht kan worden. In deze
gevallen is een vrijheidsstraf vaak een te zware sanctie.'
De minister heeft destijds duidelijk aangegeven dat de lange
taakstraffen als een alternatief voor de korte vrijheidsstraf wordt
gezien en de korte taakstraf als alternatief voor een voorwaardelijke
veroordeling.
Zoals ook bij de oude regeling het geval was is er in de Wet
Taakstraffen geen beperking in de aard van de delicten waarvoor een
taakstraf kan worden opgelegd (afgezien van de beperking ten aanzien
van overtredingen die niet met een vrijheidsbenemende straf worden
bedreigd, zoals hiervoor toegelicht). De toelichting geeft daarentegen
wel aan dat `Het ligt evenwel in de rede dat veroordeelden die zeer
zware delicten hebben gepleegd, niet voor een taakstraf in aanmerking
komen. Hetzelfde geldt voor de recidiverende delinquent die reeds meer
malen een taakstraf opgelegd kreeg.' (MvT, p. 8)
Op de wettekst en de toelichting is zoals reeds aangegeven een kader
voor strafvordering geschapen voor het Openbaar Ministerie. Vervolgens
zijn de verschillende strafmodaliteiten gegegoten in de door de
rechterlijke macht geldende `oriëntatie punten'.
Huidige situatie
In totaal leggen rechters per jaar ongeveer 43.000 taakstraffen op.
Verdachten van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, zoals zware
mishandeling en verkrachting, komen volgens het Openbaar Ministerie in
beginsel niet in aanmerking voor een taakstraf.
De richtlijn die het kader schept voor het Openbaar Ministerie en de
strafeis van de afzonderlijke Officieren van justitie stelt:
Voor een taakstraf komen in beginsel niet in aanmerking:
o verdachten van ernstige gewelds- of zedenmisdrijven;
(NB aangezien art. 74 WvSr slechts een transactie toelaat bij delicten
waarop niet meer dan 6 jaar gevangenisstraf is gesteld, zal de
taakstraf als transactie hier in veel gevallen al wettelijk zijn
uitgesloten);
o verdachten, die reeds meer dan 1 keer een taakstraf opgelegd of
aangeboden hebben gekregen;
o verdachten, die weigeren de door hen aangerichte schade te
vergoeden of mee te werken aan schadebemiddeling;
o verdachten die vanwege een psychische of psychiatrische
problematiek niet in staat zijn de taakstraf naar behoren te
verrichten;
o verdachten, die niet instemmen met een taakstraf;
Voorts kan als contra-indicatie gelden dat betrokkene nog andere
strafzaken open heeft staan.
Toch volgt uit onderzoek dat rechters wel taakstraffen opleggen voor
zeer ernstige (gewelds-)misdrijven.
In 2006 is bijvoorbeeld 54 keer een taakstraf op hebben gelegd voor
strafzaken betreffende verkrachting en is 225 keer een taakstraf
opgelegd voor zaken betreffende aanranding. In totaal kregen 883
daders van zedenmisdrijven in dat jaar een werkstraf opgelegd in
plaats van een gevangenisstraf.
Ook diverse daders van levensmisdrijven, zoals (poging tot) moord en
doodslag, kregen gedurende 2006 een werkstraf. De rechter vond een
dergelijke straf in tien gevallen passend voor poging tot moord en in
183 gevallen voor poging tot doodslag. Bijna 270 keer legden
magistraten aan plegers van zware mishandeling zo'n taakstraf op.
Indiener constateert dat ondanks het kader voor strafvordering en de
richtlijnen die gelden binnen het Openbaar Ministerie het
uiteindelijke resultaat is dat in (nog) te veel zaken taakstraffen
worden opgelegd voor feiten waarvoor de taakstraf niet gepast wordt
geacht (blijkens de Memorie van Toelichting, de richtlijnen etc.) en
aan daders waarbij het behalen van het beoogde doel van de taakstraf
bijkans onhaalbaar is (recidivisten).
Deze praktijk heeft kunnen ontstaan omdat rechters onafhankelijk zijn
en deze onafhankelijkheid is vastgelegd in de wet. Deze wettelijke
bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter is noodzakelijk
omdat iedereen er op moet kunnen vertrouwen dat een rechter naar de
zaak zelf kijkt en niet beïnvloed kan worden door andere belangen.
Zoals gezegd gelden er voor het Openbaar Ministerie richtlijnen,
bijvoorbeeld dat er niet voor een tweede keer een taakstraf tegen een
verdachte wordt geëist, voor officieren van justitie bij het vormen
van hun strafeis. Deze richtlijnen gelden echter niet voor de
rechters. De rechterlijke macht hanteert wel oriëntatiepunten. Zo
hebben strafrechters in onderling overleg een strafmaat aangegeven
waarop de rechter zich kan oriënteren bij de oplegging van de straf
voor een aantal vaak voorkomende delicten. Deze afspraken zijn gemaakt
om te voorkomen dat straffen die in vergelijkbare zaken door
verschillende rechtbanken worden opgelegd, te ver uiteenlopen.
(gepubliceerd op rechtspraak.nl)
Uiteraard ziet de rechter zich voorts gehouden aan de grenzen die de
wet aangeeft. Een rechter kan geen straf opleggen als die straf niet
als mogelijke straf voor een bepaald delict is opgenomen in de wet.
Maar op dit moment kan evenwel niemand de rechter voorschrijven hoe te
handelen in individuele zaken.
Met dit wetsvoorstel wordt beoogt de grenzen in de wet aan te scherpen
met betrekking tot de mogelijke straffen voor bepaalde delicten én dus
ook andere voorwaarden (cumulatie van (taak-)straffen of oplegging van
een tweede taakstraf binnen een termijn van vijf jaar).
Op deze wijze hoopt de indiener het effectief toepassing van de
taakstraf als volwaardige sanctiemodaliteit binnen het Nederlandse
strafrecht te bevorderen en in overeenstemming te brengen met de
initiële doelstellingen en reikwijdte als volgt uit de toelichting op
het eigenlijke wetsvoorstel.
Vrijdag 11 april 2008
VVD