Erasmus MC



Kans op plotse hartdood door geneesmiddel tweemaal hoger bij genafwijking

Patiënten met een bepaalde genvariant hebben een tweemaal hogere kans op plotse hartdood bij het gebruik van digoxine, dan mensen zonder die variant. Dit concluderen onderzoekers van het Erasmus MC.

Zij pleiten ervoor om in de toekomst meer patiënten te controleren op genetische risicofactoren vóórdat bepaalde geneesmiddelen worden voorgeschreven, om bijwerkingen te voorkomen. Morgen promoveert één van de onderzoekers op dit onderwerp.

Interactie
De onderzoekers zijn tevens werkzaam bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Voor hun studie maakten zij ondermeer gebruik van gegevens uit het grootschalige Rotterdamse ERGO-onderzoek. Zij vonden dat dezelfde genetische risicofactor zorgt voor een driemaal grotere kans op psychische bijwerkingen bij het gebruik van het antimalariamiddel mefloquine. Het gaat om het zogenoemde ABCB1-gen. Dit gen is betrokken bij het opnemen en weer uitscheiden van geneesmiddelen in het lichaam. Recent werd duidelijk dat dit gen bovendien een rol speelt in het hart. Dit onderzoek toont voor het eerst aan dat daarbij ook sprake is van interactie met het geneesmiddel digoxine, dat wordt gebruikt voor bepaalde hartaandoeningen.

Ten goede
In de zorg tracht men veel bijwerkingen te voorkomen door veiliger voorschrijven en afleveren van geneesmiddelen. De belangrijkste risicofactor - individuele gevoeligheid van de patiënt - ziet men echter vaak nog over het hoofd. Hier valt volgens de onderzoekers grote winst te behalen. Het zou naar hun mening de patiëntveiligheid ten goede komen wanneer in de toekomst patiënten voorafgaand aan de behandeling met bepaalde geneesmiddelen worden onderzocht op genvarianten. Op basis van de uitkomsten kan dan worden gekozen voor een dosisaanpassing of een ander geneesmiddel.

Publicatiedatum :09-04-2008