Ingezonden persbericht
Deze maand in het Tijdschrift voor Psychiatrie
Onderzoek naar suïcidepreventie in de ggz
De ggz-instellingen in Nederland kunnen meer doen aan de preventie van suïcide na ontslag van patiënten. Dit stellen de psychologen Annemiek Huisman en professor Ad Kerkhof in het aprilnummer van het Tijdschrift voor Psychiatrie. Zij onderzochten in de provincie Noord-Holland bij 11 ggz-instellingen wat deze aan preventie van suïcide doen.
Slechts 1 van deze 11 instellingen had een formeel preventiebeleid; 1 had geen beleid en de 9 andere voerden een ad-hocbeleid of een informeel beleid. Dit hield bijvoorbeeld in dat patiënten niet naar huis mochten zolang de behandelaar bang was dat er een kans op suïcide was.
Jaarlijks doen in Nederland 94.000 mensen een suïcidepoging, ongeveer 9200 mensen belanden hierdoor in het ziekenhuis en bij circa 1600 mensen slaagt de poging. Bekend is dat de periode na ontslag uit een psychiatrische instelling een riskante periode is: een kwart van alle suïcides binnen de ggz vindt plaats binnen een jaar na ontslag.
Huisman en Kerkhof (die als hoogleraar gespecialiseerd is op het gebied van suïcidepreventie) bepleiten een multidisciplinaire richtlijn voor suïcidepreventie binnen de ggz.
Wanneer is iemand een gevaar voor zichzelf? Criteria Wet Bopz te onduidelijk
Wanneer moeten psychiatrische patiënten tegen zichzelf beschermd worden via een gedwongen opname, om verdere maatschappelijke teloorgang en ernstige zelfverwaarlozing te voorkómen? De psychiater Niels Mulder, hoogleraar Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, en zijn collega Jules Tielens beschrijven twee gevallen waarin psychiaters en rechters verschillend beslisten. Daardoor ontstaat rechtsongelijkheid op basis van persoonlijke voorkeuren en blijft de patiënt soms letterlijk in de kou staan. Zij concluderen dat in de Wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) de gevaarscriteria 'maatschappelijke teloorgang' en 'zelfverwaarlozing' onduidelijk zijn.