abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
Datum Bijlage(n)
10 april 2008 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/IVW-2008/2485 2070812740
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hiermee beantwoord ik de vragen die het lid Roemer (SP) heeft gesteld over een
geschillencommissie luchtvaart.
1. Wat is uw mening over de afgenomen punctualiteit van vluchten op en van Schiphol
in het afgelopen jaar?1 In hoeverre heeft een afname van de punctualiteit van de
vluchten ook geleid tot meer overtredingen van de Verordening?2
1. Dat er sprake is van een afname van de punctualiteit van vluchten van en naar
Schiphol, hoe gering deze ook is3, is te betreuren en is ook schadelijk voor het imago
van Schiphol en van de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen. Ingevolge de
verordening is het evenwel niet verboden dat vluchten worden vertraagd. Wel dient
een luchtvaartmaatschappij bij een vertraging van een vlucht de passagiers de in de
Verordening voorgeschreven bijstand te verlenen.
Of de afname van de punctualiteit van vluchten ook heeft geleid tot een toename van
het aantal overtredingen van de Verordening kan niet worden beantwoord. Waar ik
zicht op heb, is het aantal bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat ingekomen en als
1 http://www.schipholgroup.com/
2 Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees parlement en de raad.
3 In 2007 liep de aankomstpunctualiteit licht terug, van 81,5% naar 81,0%. Het aantal op tijd vertrekkende
vluchten daalde van 73,3% naar 71,1%. In 2007 waren de vertragingen voor een belangrijk deel te wijten aan
slechte weersomstandigheden. (bron: http://www.schipholgroup.com/web/file?uuid=877e9abb-1363-4567-
bc01-8b3a35bef3dd&owner=670c516c-125b-4266-a0e4-353c2034e8dc&contentid=2780)
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VENW/IVW-2008/2485
zodanig geregistreerde klachten van passagiers over een vermeende overtreding van
de verordening bij vertragingen. In 2007 bedroeg dit aantal 240. In 2006 waren dat er
276.
2. Kunt u aangeven hoeveel vluchten vanaf Schiphol er geannuleerd werden in 2007?
Hoe vaak beroept een luchtvaartmaatschappij zich in dergelijke gevallen op
overmacht? En hoeveel vluchten hadden een buitensporig grote vertraging? Wat is
uw mening hierover?
2. Het aantal van geannuleerde vluchten en van vluchten met een buitensporig grote
vertraging is mij niet bekend. Als er sprake is van een toename van het aantal
annuleringen van het aantal vluchten vanaf Schiphol in 2007, dan betreur ik dat.
Bij het annuleren van een vlucht dient een luchtvaartmaatschappij in
overeenstemming met de Verordening te handelen, teneinde ook hier het ongemak
voor de gedupeerde passagiers tot een minimum te beperken.
3. Kunt u aangeven wat volgens u de juiste definitie is van overmacht bij geannuleerde
vluchten?
3. De Verordening kent het begrip overmacht niet, maar spreekt van "buitengewone
omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet
voorkomen konden worden". Slechts het Europese Hof van Justitie van de EG (EHvJ)
kan uitsluitsel geven omtrent de juiste uitleg van de Verordening. Ik heb vernomen,
dat het EHvJ binnenkort in het kader van aan het Hof voorgelegde prejudiciële vragen
zich zal uitspreken over het begrip buitengewone omstandigheden in relatie tot
annulering van vluchten als gevolg van technische mankementen aan luchtvaartuigen.
4. Hoe geeft u gevolg aan de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 januari 2007
dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) ook bij individuele klachten tegen
luchtvaartmaatschappijen handhavend moet optreden?4
4. Zie antwoord 5.
5. Hoe verhoudt deze uitspraak van de rechter zich tot uw uitspraak dat de Inspectie
handhavend op zal treden als een luchtvaartmaatschappij principieel weigert de
verordening na te leven dan wel structureel in strijd met de Verordening handelt?5
Betekent dit dat de Inspectie niet optreedt bij incidentele meldingen? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen om dit alsnog te bewerkstelligen?
5. De Inspectie toetst elke individuele klacht aan de Verordening. Elke klacht over een
vermeende overtreding van de Verordening wordt eerst voorgelegd aan de
desbetreffende luchtvaartmaatschappij. De luchtvaartmaatschappij behandelt de
klacht en informeert zowel de klager als de Inspectie. Als de Inspectie bezwaar heeft
4 http://www.vvso.eu/
5 Antwoord op Kamervragen Roemer van 11 februari 2008 (2070808300).
---
VENW/IVW-2008/2485
tegen de afhandeling van de klacht door de luchtvaartmaatschappij volgt een gesprek
en indien nodig een waarschuwing. De Inspectie treedt vervolgens handhavend op als
blijkt dat een luchtvaartmaatschappij herhaaldelijk in strijd met de Verordening
handelt. Ook als op grond van een individuele klacht blijkt, dat sprake is van een
principiële weigering om de Verordening uit te voeren zal de Inspectie handhavend
optreden. De Inspectie legt in dat geval een last onder dwangsom op.
6. Welke maatregelen gaat u nemen om te bezien of u nationaal nog mogelijkheden
heeft om de handhaving van de Verordening zo optimaal mogelijk te doen zijn,
zonder daarbij op de stoel van de rechter te gaan zitten? Bent u bereid te
onderzoeken of een nationale geschillencommissie luchtvaart een bijdrage kan leveren
aan het verbeteren van de handhaving van de Verordening zolang er geen Europese
geschillencommissie is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u
nemen?
6. Zoals ik u heb toegezegd in het kamerdebat op 25 maart jongstleden, laat ik bezien of
en zo ja waar eventueel verbetering mogelijk is in de handhaving van de Verordening.
Ik heb in dat debat reeds aangegeven dat daarbij nadrukkelijk aan de orde zal komen
of de Inspectie meer bevoegdheden kan krijgen en zo ja welke. Ik zal u in mei per
brief informeren over de resultaten.
Het tweede deel van deze vraag gaat over geschillenbeslechting. Ik ben een groot
voorstander van de oprichting van een geschillencommissie voor de luchtvaart. Voor
de langere termijn zie ik het meest in een geschillencommissie op Europees niveau:
één eenduidige geschillenprocedure voor alle burgers van Europa, ongeacht met
welke luchtvaartmaatschappij men vliegt.
Ik besef echter dat er in deze lange termijnvisie niet morgen al een adequate
geschillenbeslechting tot stand komt. Uw vraag over een nationale
geschillencommissie kan ik daarom bevestigend beantwoorden. In mijn brief van 1
april 2008 heb ik u reeds geïnformeerd over de aanpak die ik hierin zou willen volgen.
Ik heb daarin benadrukt dat mijn voorkeur uitgaat naar een geschillencommissie die
tot stand is gekomen door onderlinge overeenstemming tussen de betrokken partijen.
Het verheugt mij daarom zeer u te kunnen melden, dat als gevolg van de
ontwikkelingen de laatste weken door de KLM het initiatief genomen is om samen
met de luchtvaartsector en consumentenorganisaties en reisbrancheorganisatie ANVR
het voortouw te nemen in de oprichting van een onafhankelijke geschillencommissie
luchtvaart. Ik complimenteer de sector met dit snelle initiatief en kijk vol belangstelling
uit naar het resultaat, waarover ik de Kamer te zijner tijd zal informeren.
7. Kunt u aangeven hoeveel rechtzaken er in Nederland gevoerd zijn op grond van de
Europese Verordening inzake compensatie en bijstand luchtreizigers? Over welke
onderdelen gingen deze rechtzaken? Wat is uw mening over het aantal rechtzaken?
Heeft u hierdoor het idee dat reizigers voldoende voorgelicht worden over hun
rechten? Kunt u uw antwoord toelichten?
---
VENW/IVW-2008/2485
7. Het exacte aantal rechtszaken is mij niet bekend. Blijkens de via het internet te
raadplegen jurisprudentie zijn er ongeveer 10 uitspraken betreffende de Verordening.
Die uitspraken gaan over compensatie en in een enkel geval over bijstand dan wel
verzorging. Overigens gaat mijn aandacht vooral uit naar de uitspraken van het EHvJ,
daar deze een voor alle lidstaten bindende uitleg van de verordening betreffen. Het
EHvJ dient zich nog uit te spreken omtrent een aantal aan haar voorgelegde
prejudiciële vragen over onder meer bijzondere omstandigheden (zie ook onder vraag
3), het onderscheid tussen een vertraging en een annulering van een vlucht en de
werkingssfeer van de verordening.
Uit een recente thema-inspectie is gebleken dat er op het gebied van voorlichting aan
reizigers over hun rechten nog veel verbetering nodig is. Daarbij moet u denken aan
foutief of onvolledig foldermateriaal van de luchtvaartmaatschappij en gebrekkige
kennis bij het personeel van de luchtvaartmaatschappij. Over de resultaten van deze
thema-inspectie zal de Kamer binnenkort apart worden geïnformeerd. De resultaten
zijn onder andere aanleiding voor een vervolginspectie later dit jaar. Zie ook het
antwoord op vraag 9.
8. Waarom valt deze Verordening in Nederland onder het bestuursrecht, terwijl
Denemarken en België juist goede ervaringen met de naleving en handhaving van de
verordening hebben doordat deze onder het strafrecht valt? Kunt u aangeven wat de
gevolgen zijn als de Verordening in Nederland ook onder het strafrecht zou vallen?
8. Van de lidstaten handhaven alleen België, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk de
Verordening via het strafrecht, waarbij alleen in België het overtreden van de
Verordening kan worden gestraft met een gevangenisstraf.6
In Nederland is niet hiervoor gekozen vanwege de algemene eis, dat het strafrecht
slechts als ultimum remedium7 dient te worden ingezet: het dient niet te licht te
worden aangewend als instrument ter ordening van het maatschappelijke of
economische verkeer. Een keuze voor het strafrecht is eerst dan te rechtvaardigen
wanneer privaatrechtelijke of bestuursrechtelijke oplossingen falen. Van het laatste is
hier vooralsnog niet gebleken. Betwijfeld wordt of het onder het strafrecht brengen
van de Verordening doeltreffend is en een wezenlijke bijdrage levert aan de
handhaving van de consumentenbelangen. In dit verband wordt gewezen op het
gegeven dat de in de Verordening opgenomen begrippen en gekozen bewoordingen
ruimte laten voor interpretatie(geschillen). Voorts is er bij de klachten over een
vermeende overtreding van de Verordening veelal sprake van weinig of geen objectief
constateerbare feiten, hetgeen de opsporing en vervolging bemoeilijken. Daarbij
komt, dat gegeven het opportuniteitsbeginsel en de daarmee samenhangende
6 Zie Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 17 van
Verordening (EG) nr. 261/2004 betreffende de werking en de resultaten van deze verordening (Brussel, van 4
april 2007). Zie p. 11, par. 6.3.
http://ec.europa.eu/transport/air_portal/passenger_rights/doc/2007/com_2007_0168_nl.pdf
7 Zie de toelichting bij aanwijzing 11 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en op de Memorie van
Toelichting bij het wetsvoorstel Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (kamerstukken II, 2003/04,
29 702, nr. 3, p. 188/119), waarin enkele gezichtspunten zijn opgenomen die van belang zijn bij de keuze
tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving.
---
VENW/IVW-2008/2485
discretionaire bevoegdheid van het openbaar ministerie strafrechtelijke handhaving
van de Verordening ook niet altijd is verzekerd.
9. Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te doen naar de omgang van
luchtvaartmaatschappijen met reizigers? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo
neen, waarom niet?
9. De wijze waarop bedrijven omgaan met hun eigen klanten acht ik primair een zaak
van de markt zelf. Ik gaf eerder aan dat er een thema-inspectie is gedaan naar de
informatieplicht ingevolge de verordening. Uit die inspectie is gebleken dat, hoewel de
resultaten van de tweede meting beter waren dan die van de eerste, er nog veel
ruimte is voor verbetering bij luchtvaartmaatschappijen. Een volgende thema-
inspectie, in de zomer van dit jaar, gaat daarom over de kennis van de verordening bij
het luchtvaartpersoneel. In het najaar zal ik u informeren over de resultaten van deze
inspectie.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat