Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over een actieplan tegen agressie
van de kraakbeweging
7 april 2008
Antwoorden op kamervragen van het lid Brinkman (PVV) aan de ministers
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over een
actieplan tegen agressie van de kraakbeweging. (Ingezonden 6 maart
2008)
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Actieplan geëist tegen agressie
kraakbeweging"? 1)
1. Antwoord
Ja
2. Vraag
Deelt u de mening dat het zeer wenselijk is dat het voorgestelde
integrale actieplan landelijk wordt ingevoerd? Zo ja, hoe gaat u dit
initiëren? Zo neen, waarom niet?
2. Antwoord
Naar aanleiding van de gewelddadige herkraak die heeft plaatsgevonden
in de nacht van 28 op 29 februari jl. is vanuit de gemeenteraad aan de
burgemeester gevraagd om met een integraal actieplan te komen om het
krakersgeweld te stoppen. Gelet op het lokale karakter van het kraken
en de lokale verantwoordelijkheid voor de ordehandhaving, ligt het
primaat op dit moment bij de lokale gezagsdriehoek en wil ik de
uitkomst hiervan eerst afwachten.
3. Vraag
Deelt u de mening dat bij ontruimingen en kraakgeweld de politie
altijd moet trachten alle van misdrijf verdachte personen aan te
houden? Zo neen, waarom niet?
3. Antwoord
Ja, wij delen deze mening. Bij het constateren van strafbare feiten
zal de politie, indien daartoe voldoende aanknopingspunten aanwezig
zijn, zoveel mogelijk overgaan tot aanhouding. Zoals de Minister van
Justitie al eerder heeft gemeld aan uw Kamer, heeft de aanpak van
geweld tegen werknemers met een publieke taak prioriteit bij de
politie en Openbaar Ministerie.
4. Vraag
Bent u bereid te initiëren dat een kraker, die wordt aangehouden voor
een geweldsdelict als openlijke geweldpleging, minimaal een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt? Zo neen, waarom niet?
4. Antwoord
Neen, het formuleren van de op de individuele verdachte toegesneden
strafeis is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie. Hierbij wordt
rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden van het
geval en de persoon van de verdachte. Het is uiteindelijk de rechter
die de op te leggen straf en strafmaat bepaalt. De omstandigheid dat
de verdachte het strafbare feit in zijn hoedanigheid van kraker heeft
begaan, is in dit licht op zichzelf geen strafverzwarende
omstandigheid. Overigens verwijs ik met betrekking tot de discussie
over minimumstraffen naar het eerdere antwoord van de Minister van
Justitie op vraag 4 d.d. 15 maart 2007 van het lid De Roon (TK
2006-2007, nr. 1334) en naar het aldaar geformuleerde
kabinetsstandpunt inzake minimumstraffen.
1) De Telegraaf, 29 februari 2008
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het
lid Teeven (VVD), (ingezonden 4 maart 2008)
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties