College van Beroep voor het bedrijfsleven
Niet-ontvankelijkverklaring. Verzuim om vertegenwoordiging
rechtspersoon aan te tonen is niet binnen gestelde termijn hersteld
De Raad is van oordeel dat indien voor een rechtspersoon beroep wordt
ingesteld de rechtbank op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de
Awb van de indiener van het beroepschrift mag verlangen dat hij naast
een volmacht waaruit blijkt dat hij gerechtigd is beroep in te
stellen, een (recent) uittreksel van het verenigingen-, stichtingen-
of handelsregister overlegt. Immers aan de hand van zoân uittreksel
kan worden vastgesteld of degene die de volmacht heeft afgegeven
bevoegd is de rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Uit het
voorgaande vloeit voort dat de rechtbank bij de brief van 16 november
2005 terecht van gemachtigde van de BV een (kopie van een) recent
uittreksel uit het handelsregister heeft verlangd. Met die brief van
16 november 2005 is tevens komen vast te staan dat aan een bij artikel
8:24, tweede lid, van de Awb gesteld vereiste voor het in behandeling
nemen van het beroep niet is voldaan en derhalve sprake is van een
verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb. Nu gemachtigde van de
BV dit verzuim niet binnen de bij de brief van 16 november 2005
gestelde termijn heeft hersteld, was de rechtbank op grond van artikel
6:6 van de Awb bevoegd het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De
Raad ziet geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet in
redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
LJ Nummer:
BC7700
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 9 april 2008