7 apr
2008
Onderdeel: Wageningen Universiteit
Nummer: P024
Sponzen passen hun lichaamsvorm aan aan de stroomsnelheid van het
zeewater waarin zij zich bevinden. In een omgeving met veel stroming
groeien de sponzen veelal bolvormig, zonder uitstekende delen. Op
grotere diepte, waar minder stroming heerst, bezitten de sponzen
opvallende uitsteeksels. Dat constateert promovendus Dominick Mendola
van een onderzoeksteam van de leerstoelgroepen Bioprocestechnologie en
Experimentele zoölogie van Wageningen Universiteit waar hij 9 april
promoveert. Het onderzoek levert informatie op over de omstandigheden
waarbij sponzen het best gekweekt kunnen worden voor de winning van
geneeskrachtige stoffen.
De lichaamsbouw van de sponzen blijkt sterk af te hangen van de diepte
waarop ze op de bodem van de zee groeien. Op een diepte van 4,5 meter
is de spons min of meer bolvormig (zie foto), zonder grote uitstekende
delen, maar met grote uitstroomopeningen (pijlen). Op een diepte van
negen meter hebben de sponzen grote uitsteeksels met op de top van
ieder uitsteeksel een grote uitstroomopening. Op een diepte van
veertien meter blijken de sponzen lange dunne uitsteeksels te hebben.
De uitstroomopeningen zijn hier klein en niet gesitueerd op de top van
de uitsteeksels. Het oppervlakte van de spons bevat opvallende
stekelachtige structuren.
Mendola bestudeerde de sponzen in hun natuurlijke omgeving, de
Middellandse Zee. Met metingen stelde hij vast dat de stroomsnelheid
rond de spons afneemt met diepte. Daarom veronderstelt hij dat de
verschillen in morfologie van de sponzen aanpassingen zijn aan de
stroomsnelheid van water. Ook in laboratoriumexperimenten liet hij
zien dat sponzen hun lichaamsvorm veranderen als de stroming
verandert. Deze experimenten leveren nieuwe gegevens over de optimale
kweekomstandigheden op.
Sponzen behoren tot de oudste vertegenwoordigers van het dierenrijk en
hebben een relatief simpele opbouw van het lichaam. Ze filteren
microscopisch kleine organismen uit het omringende water. Met behulp
van gespecialiseerde filtercellen met een zweepdraad wordt het water
naar binnen gepompt door kleine openingen met een diameter van vijf
tot vijftig micrometer. Via een inwendig buizenstelsel stroomt het
gefilterde water weer naar buiten door uitstroomopeningen van ongeveer
een millimeter. Voor hun onderzoek selecteerden de onderzoekers de
soort Dysidea avara omdat deze spons de stof avarol produceert, een
terpenoïde met een geneeskrachtige werking.
Mendola verdedigt dinsdag 9 april aan Wageningen Universiteit zijn
proefschrift âThe importance of water flow for culture of Dysidea
avara spongesâ. Promotoren zijn prof. René Wijffels en prof. Johan
van Leeuwen.
Foto boven: Links: afgeronde sponsvorm van 4,5 m diepte. Rechts: spons
met lange uitsteeksels van 14 m diepte.