Kamerbrief inzake zevende zitting VN-mensenrechtenraad
07-04-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
In vervolg op mijn brief van 29 februari 2008 betreffende de
Nederlandse inzet voor de zevende reguliere zitting van de
VN-Mensenrechtenraad, Kamerstuk 2007-2008, 26150, nr 55, doe ik u
hierbij verslag van de zevende reguliere zitting van de Raad. Deze
vond plaats van 3 tot en met 28 maart te Genève.
De agenda van de zevende zitting omvatte naast een High Level Segment
en een dialoog met de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens de
herziening van een groot aantal mandaten van en dialogen met Speciale
Rapporteurs. Daarnaast werd een aantal thematische en landenresoluties
behandeld. De zevende zitting werd uiteindelijk op 1 april officieel
afgesloten. Bij die gelegenheid legde Pakistan namens de Organisatie
van de Islamitische Conferentie (OIC) een verklaring af over de film
Fitna, waarin waardering werd uitgesproken voor de houding van de
Nederlandse regering. De Europese Unie legde een verklaring af waarin
de EU gelijkstelling van de Islam met geweld scherp afwees en
onderstreepte dat zij de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst
en levensbeschouwing als fundamentele waarden hooghoudt.
Zoals ik in bovengenoemde brief meldde, was de Nederlandse inzet op de
eerste plaats gericht op verlenging van de landenmandaten voor Birma,
Noord-Korea, de Democratische Republiek Congo en Somalië en op het aan
de orde stellen van de situatie in onder meer Sri Lanka, Soedan,
Eritrea, Kenia, Iran, Rusland, Cuba en China. Ook prioriteit was het
verlengen van de mandaten op de thema's mensenrechtenverdedigers,
vrijheid van meningsuiting en geweld tegen vrouwen.
Dit verslag gaat eerst in op het High Level Segment en de dialoog met
de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens en daarna op de
verlenging van landenmandaten en de mandaten van thematische Speciale
Rapporteurs. Vervolgens wordt kort stilgestaan bij een aantal
landenresoluties en enkele inhoudelijke thematische resoluties.
Hieraan voorafgaand worden nog eens de belangrijkste uitdagingen en de
Nederlandse inzet tijdens de zevende zitting geschetst.
Uitdagingen
In de bijna twee jaar van het bestaan van de Raad zijn belangrijke
resultaten geboekt, zoals de verlenging van een aantal belangrijke
landenmandaten en thematische mandaten van Speciale Rapporteurs.
Ernstige schendingen van de mensenrechten werden door de Raad
besproken in speciale en reguliere zittingen, zoals Darfur en Birma.
Het institutionele raamwerk werd tijdens de vijfde zitting voltooid en
de `universal periodic review' (UPR) zal spoedig worden geï
mplementeerd. De Raad kan zich nu richten op de taak waarvoor hij is
opgericht: mensenrechtenbevordering en -bescherming, met nadruk op
implementatie in de praktijk.
Aan de vooravond van de start van de uitvoering van de UPR was het des
te meer van belang te bevorderen dat de kerninstrumenten van de Raad,
met name de landen- en themamandaten, voluit worden benut. In
aanvulling daarop moet de Raad tijdens zijn zittingen, wanneer daartoe
aanleiding is, de mensenrechtensituatie in bepaalde landen bespreken
en beoordelen en zo nodig vervolgactie ondernemen. Onderstreept moest
worden dat de UPR complementair is aan het werk van de Speciale
Rapporteurs en de reguliere zittingen van de Raad en geen vervanging
daarvoor.
De voornaamste uitdaging was dan ook verlenging en zoveel mogelijk
versterking van de voor Nederland prioritaire mandaten. Dit was een
forse uitdaging, omdat de meerderheid van de leden van de
Mensenrechtenraad, aangevoerd door de OIC met als woordvoerder
Pakistan, de Afrikaanse Groep met als woordvoerder Egypte en door
Cuba, landenmandaten principieel afwijzen als een inbreuk op de
nationale soevereiniteit. Bij de thematische mandaten stelden deze
landen zich ten doel bepaalde accenten te leggen in het werk van de
rapporteurs. Een voorbeeld is het stellen van grenzen aan de vrijheid
van meningsuiting om godsdienstlastering tegen te gaan. Een ander
voorbeeld is het uitlichten van bepaalde vormen van geweld tegen
vrouwen, zoals commerciële seksuele uitbuiting.
Ten slotte was het wederom een belangrijke Nederlandse prioriteit de
onafhankelijke rol van de Hoge Commissaris ten opzichte van de Raad te
handhaven.
High Level Segment en dialoog met de Hoge Commissaris
De zevende zitting ving aan met het High Level Segment, gevolgd door
het jaarrapport van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens.
Tijdens het High Level Segment voerden meer dan veertig ministers het
woord. Een terugkerend thema, scherp verwoord door Egypte, Soedan,
Iran en Saoedi-Arabië, was de waarschuwing aan het Westen om grenzen
te stellen aan de vrijheid van meningsuiting teneinde discriminatie op
grond van ras of godsdienst te voorkomen. Botswana,
Bosnië-Herzegovina, Zweden, Denemarken, Canada en de VS onderstreepten
daarentegen het belang van een zo ruim mogelijke interpretatie van de
vrijheid van meningsuiting.
In mijn toespraak heb ik als rode draad het thema respect gekozen.
Respect is een fundamentele waarde in alle grote wereldgodsdiensten en
het humanisme. Respect voor de mensenrechten en respectvolle omgang
met de vrijheden vereisen een continue inzet. Wederzijds respect is de
basis voor een kritische dialoog over de mensenrechten. Voorts heb ik
de hoofdboodschap van mijn mensenrechtenstrategie toegelicht:
mensenrechten gelden voor iedereen, overal en altijd. Als voorbeelden
daarvan heb ik genoemd kinderarbeid in Oezbekistan, het recht op
non-discriminatie van homoseksuelen in bijv. Iran en verhoorpraktijken
in Guantánamo Bay.
Aan het begin van de presentatie van haar jaarraport kondigde mevrouw
Louise Arbour aan na afloop van haar termijn als Hoge Commissaris voor
de Rechten van de Mens (juni 2008) geen tweede termijn te zullen
ambiëren. Tijdens de bespreking van haar jaarrapport was de
onafhankelijkheid van het Kantoor van de Hoge Commissaris het centrale
discussiepunt. De Westerse landen, waaronder Slovenië namens de EU en
Nederland, hielden een krachtig pleidooi voor deze onafhankelijkheid
en wezen erop dat de Hoge Commissaris verantwoording aflegt aan de
Secretaris-generaal en de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties. Daarnaast zijn het openen van lokale kantoren en het uitvoeren
van fact finding en onderzoeksmissies, zoals de fact finding missie
die de Hoge Commissaris van 6 tot en met 28 februari in Kenya heeft
uitgevoerd, belangrijke instrumenten in het mandaat van de Hoge
Commissaris om de stap naar implementatie van de mensenrechtennormen
te zetten. Ook meer gematigde landen, zoals de Filipijnen en India
vinden echter dat de Raad meer sturing moet geven aan het Kantoor. In
mijn bilaterale gesprek met mevrouw Arbour heb ik het belang van
onafhankelijkheid van het Kantoor van de Hoge Commissaris
onderstreept.
Landenmandaten
Positieve resultaten werden behaald bij het verlengen van de
landenmandaten voor Noord-Korea, Birma en Somalië. Het mandaat van de
Speciale Rapporteur voor Noord-Korea kon dankzij intensief lobbywerk
door de EU en Japan, de initiatiefnemers van deze resolutie, worden
verlengd. Het mandaat voor Birma, eveneens een EU-initiatief, kon met
consensus worden verlengd. De verlenging van het mandaat voor Somalië
was een Afrikaans initiatief en werd door de EU krachtig gesteund.
Teleurstellend was dat het mandaat voor de Democratische Republiek
Congo niet kon worden verlengd. Ondanks intensieve lobby in Kinshasa
door zowel EU-lidstaten als de VS bleef de Congolese regering
verlenging categorisch weigeren. Als compromis heeft de EU na
intensief onderhandelen bereikt dat de Congolese regering relevante
thematische rapporteurs zal uitnodigen om te rapporteren over de
situatie in de DRC (dit betreft o.a. de rapporteurs geweld tegen
vrouwen, mensenrechten-verdedigers en onafhankelijkheid van de
rechtspraak). Deze rapporteurs zullen in maart 2009 hun rapport aan de
Raad uitbrengen. Hoopgevend aan deze werkwijze is de goede
samenwerking tot op heden van de Congolese regering met thematische
rapporteurs. Dit rechtvaardigt de verwachting dat de verschillende
rapporteurs een gecoö rdineerd rapport aan de Raad zullen voorleggen.
Het stopzetten van dit mandaat is echter een verlies, temeer daar de
situatie in de DRC nog steeds zorgwekkend is. Nederland heeft daarom
binnen de EU sterk bepleit permanente aandacht aan de DRC te schenken
tijdens alle komende zittingen van de Raad De EU heeft dit in haar
stemverklaring naar voren gebracht.
De discussies rond verlenging van de mandaten wijzen uit dat het
verzet tegen de landenmandaten onverminderd is. Herhaaldelijk wezen
tegenstanders erop dat er in de betreffende landen positieve
ontwikkelingen waren en dat dialoog en samenwerking effectiever waren
dan confrontatie. De UPR voorzag hierin en zou voortaan het geëigende
instrument zijn om landen met ernstige mensenrechtenschendingen aan te
spreken. Tegen deze achtergrond is het behoud van drie landenmandaten,
waarvan twee met consensus, een behoorlijke uitkomst.
Thematische mandaten
De zevende zitting van de Raad heeft een groot aantal thematische
mandaten verlengd in resoluties met een procedureel karakter, die
niettemin een grote onderhandelingsinzet van de EU vereisten. Van de
voor Nederland belangrijkste mandaten werden die over geweld tegen
vrouwen en over mensenrechtenverdedigers met consensus aangenomen. De
verlenging van het mandaat inzake de vrijheid van meningsuiting
leverde een felle discussie op, die resulteerde in een wijziging van
dit mandaat.
Met de door Noorwegen geïnitieerde resolutie ter verlenging van het
mandaat inzake mensenrechtenverdedigers ligt er nu een heel stevig
mandaat waarin de rechten van mensenrechtenverdedigers voorop staan en
waarin voor het eerst niet wordt verwezen naar de plichten en
verantwoordelijkheden van mensenrechtenverdedigers. Dit resultaat is
bereikt mede dankzij de vasthoudende inzet van de EU, waardoor
Egyptische amendementen gericht op verzwakking van de positie van
mensenrechtenverdedigers en NGOs uiteindelijk niet werden ingediend.
De verlenging van het mandaat geweld tegen vrouwen, een Canadees
initiatief, geschiedde eveneens met consensus na. De resolutie
verwijst naar de campagne Geweld tegen Vrouwen die de
Secretaris-generaal van de VN in februari jl. heeft gelanceerd. Tevens
benadrukt de resolutie dat dit mandaat de beë indiging van alle vormen
van geweld tegen vrouwen tot doel heeft.
De onderhandelingen over de verlenging van het mandaat van de Speciale
Rapporteur voor de vrijheid van meningsuiting hadden een minder
gunstige afloop. Canada, initiatiefnemer van deze resolutie, kwam naar
de mening van de OIC onvoldoende tegemoet aan haar wens om de SR ook
te laten rapporteren over misbruik van de vrijheid van meningsuiting
in de vorm van discriminatie op grond van ras of religie, met
inachtneming van artikelen 19 en 20 van het Internationale Verdrag
inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Tot het laatste ogenblik
heeft Canada, gesteund door de EU, getracht om met de OIC tot een
vergelijk te komen. is uiteindelijk toch een amendement met
bovengenoemde strekking van de OIC, de Afrikaanse Groep en de
Arabische Groep in stemming gebracht en aanvaard, nadat al het
mogelijke gedaan was om dit tegen te houden, Met deze resolutie is het
mandaat van de Speciaal Rapporteur gewijzigd. De rapporteur dient
voortaan ook te rapporteren over gevallen waarin oneigenlijk gebruik
van het recht op vrijheid van meningsuiting een daad van religieuze of
rassendiscriminatie vormt. De EU heeft zich als mede-indienaar van de
resolutie teruggetrokken en zich onthouden van stemming. De reden
hiervoor is dat de EU van mening is dat de plicht van regeringen om
het recht op vrijheid van meningsuiting te beschermen en bevorderen
hierdoor minder centraal staat. Bovendien werd op het laatste moment
een Cubaans amendement aangenomen, waardoor in de preambule van de
resolutie gezegd wordt dat de media fair en onpartijdig informatie
moeten geven. Ook dit kan leiden tot de beperking van de vrijheid van
meningsuiting.
Landenresoluties
De EU heeft zich er met succes voor ingezet dat de zevende Raad met
consensus inhoudelijke resoluties aannam over Birma en Sudan. De
resolutie over Birma was een EU-initiatief, waarbij de EU de sterke
druk van o.a. India en Rusland weerstond om te de nadruk te leggen op
positieve ontwikkelingen. Wel werd een verwijzing naar het aankomende
referendum opgenomen. Het zwaartepunt van de tekst is het duidelijk
uitspreken van zorg over de ernstige mensenrechtensituatie in dit
land.
De resolutie over Soedan was niet gepland en het EU-initiatief daartoe
kwam tot stand door onder meer Nederlandse druk. In het uiteindelijke
compromis dat met de Afrikaanse Groep werd bereikt zijn positieve
punten dat de tekst duidelijk wijst op de verantwoordelijkheid van de
regering om de burgers te beschermen en oproept de
mensenrechtensituatie in heel Soedan te verbeteren en de aanbevelingen
van de Darfur Expert Group uit te voeren. De EU en vooral Nederland
hebben sterke druk uitgeoefend om de Soedanese regering ook op te
roepen samen te werken met het Internationale Strafhof, maar de
Afrikaanse Groep weigerde dit. Positief is dat de Raad zich sinds de
derde Raad in al zijn zittingen heeft uitgesproken over de situatie in
Soedan.
Mede op aandringen van Nederland benutte de Europese Unie alle
mogelijkheden om urgente landensituaties aan de orde te stellen.
Tijdens het algemene debat uitte de EU haar diepe zorgen over de
onrust in Tibet. De EU riep de Chinese regering op terughoudend op te
treden tegen demonstranten en beperkingen op de bewegingsvrijheid en
op informatie op te heffen. De EU benadrukte het belang van vrijheid
van meningsuiting en vreedzaam protest en vroeg de regering de
mensenrechtenzorgen van het Tibetaanse volk serieus te nemen. De VSB,
Australië en Zwitserland brachten vergelijkbare boodschappen.
Betreffende het Midden-Oosten nam de Raad besluiten over Palestijnse
resoluties betreffende zelfbeschikking, de Israëlische nederzettingen
op de Westelijke Jordaan- oever en over de Golanhoogte. Nadat
Nederland maximale druk had uitgeoefend ten gunste van een kritische
EU-positie, hetgeen resulteerde in de nodige wijzigingen van
Palestijnse en Syrische zijde, kon Nederland zich aansluiten bij het
EU-standpunt om mee te gaan met de consensus van de Raad over de
zelfbeschikkingsresolutie en voor de resolutie over het Israëlische
nederzettingenbeleid op de Westelijke Jordaanoever te stemmen. De EU
onthield zich van stemming bij de resolutie over de Golanhoogte. Bij
alle resoluties heeft de EU een stemverklaring afgelegd waarin het de
nadruk heeft gelegd op de noodzaak van een meer evenwichtige
benadering. Bij deze resoluties blijft het voor Nederland bezwaarlijk
dat in de Raad de aandacht voor Israël in relatie tot andere
mensenrechtenproblemen disproportioneel groot is.
Inhoudelijke resoluties
Een positief aspect van de zevende zitting van de Raad was dat er een
aantal inhoudelijke initiatieven werd ontplooid over thema's als
kinderrechten, de rechten van gehandicapten, de bescherming van
mensenrechten bij de bestrijding van terrorisme en het recht op water.
De EU en de groep van Latijns-Amerikaanse landen hebben de
onderhandelingen over de resolutie inzake kinderrechten met succes
gevoerd, waardoor deze met consensus kon worden aangenomen. Voor het
eerst is nu in de Mensenrechtenraad een resolutie over kinderrechten
aangenomen. Door Nederland bepleite elementen daarin zijn een
verwijzing naar het Internationale Strafhof en kinderarbeid.
Voorts dient vermeld te worden dat de resolutie over bescherming tegen
godsdienstlastering als mensenrecht, ingediend door Pakistan namens de
OIC, werd aangenomen. De EU stemde tegen omdat deze resolutie, in
tegenstelling tot het EU-initiatief over vrijheid van godsdienst en
levensbeschouwing, niet het recht van het individu centraal stelt en
aanleiding kan zijn om de rechten van religieuze minderheden te
beperken.
Goed nieuws is, tot slot, de aanvaarding van de Spaans-Duitse
resolutie die voor drie jaar het mandaat instelt van een
Onafhankelijke Deskundige voor de mensenrechtenverplichtingen met
betrekking tot de toegang tot water en sanitatie.
In mijn verklaring in het High Level Segment heb ik de Raad opgeroepen
tot een spoedige erkenning van het recht op water. Dit kan immers een
stimulans geven aan het bereiken van MDG-7 over de toegang tot veilig
drinkwater en sanitatie. Deze oproep en een actieve Nederlandse inzet
in de onderhandelingen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van
dit nieuwe mandaat. Bedenkingen tegen een sterk mandaat werden geuit
door Canada en een aantal ontwikkelingslanden, omdat zij vinden dat de
Raad eerst nog de discussie over het recht op water moet voeren. Nu
dit mandaat er is zal ook de discussie over de toegang tot water en
sanitatie als mensenrecht voortgang boeken.
Conclusie
Tijdens de zevende zitting van de Raad is opnieuw gebleken dat
Nederland en andere westerse landen rekening moeten houden met de
krachtsverhoudingen binnen de Raad, vooral de overheersende rol van de
OIC en de Afrikaanse groep.
Gegeven deze situatie heb ik een positief eindoordeel over de zevende
zitting van de Raad. Drie van de vier landenmandaten zijn verlengd,
waarvan twee met consensus. De belangrijkste thematische mandaten zijn
verlengd, met de aantekening dat de Rapporteur voor vrijheid van
meningsuiting ook aandacht moet besteden aan de grenzen van dit recht.
De verlenging van de thematische mandaten biedt de komende drie jaar
uitzicht op voortzetting van belangrijk werk, zoals het uitwerken en
implementeren van indicatoren voor geweld tegen vrouwen en het
bezoeken van landen waar mensenrechtenverdedigers bedreigd worden. Wat
betreft het mandaat voor de vrijheid van meningsuiting zal Nederland
in EU-kader steun geven aan een evenwichtige invulling van dit
mandaat. Nederland zal actief participeren in discussies waarin de
schendingen van dit recht consequent worden veroordeeld, terwijl
eveneens onderzocht wordt welke grenzen op basis van de internationale
mensenrechtennormen gesteld kunnen worden aan het recht op vrije
meningsuiting. Eenzelfde proactieve houding zal Nederland ontplooien
ten aanzien van de rapportage en discussie in de Raad over de
mensenrechtensituatie in de Democratische Republiek Congo, nu het
betreffende mandaat is vervallen.
Vooruitblik
De aanvaarding door de Raad van de vele nieuwe mandaten valt samen met
de aanvang van de `universal periodic review (UPR). De voorbereidingen
hiervoor zijn in volle gang en laten zien dat dit nieuwe instrument
een positieve dynamiek teweeg brengt. De UPR wordt tegemoetgetreden
met de verwachting dat dit een examen is waarbij ieder land ter wereld
op gelijke wijze aan de tand wordt gevoeld. Het grote belang van de
UPR is echter dat het méér is dan een momentopname en een proces op
gang brengt waarbij de bevordering en bescherming van mensenrechten in
een land continu in de schijnwerper komen te staan. En positief punt
is ook dat alle betrokken landen - geëxamineerde landen en landen die
het onderzoek uitvoeren -, de intentie hebben om los van de bestaande
blokken te opereren.
Nederland zal actief meewerken aan de UPR en zich inzetten om de te
verwachten positieve effecten van de UPR ook in de werkzaamheden van
de Raad te benutten.
De achtste zitting van de Raad zal plaatshebben van 2 tot 13 juni a.s.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken