Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk

3 april 2008 PO/K&O/2007/47673

Onderwerp Bijlage(n) beleidsreactie rapport sponsoring in het onderwijs convenant sponsoring in het onderwijs 2002-2007 2007

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van voortgezet en beroepsonderwijs, de beleidsreactie op het rapport sponsoring in het onderwijs 2007.

Inleiding

Bij de brief van 16 oktober 2007 (nr. PO/K&O/2007/41214) heb ik u het rapport sponsoring in het onderwijs 2007 aangeboden. In het rapport wordt de werking van het convenant sponsoring, de houding van scholen tegenover sponsoring en de werking van de communicatiestrategie van de convenantpartners geëvalueerd. Op elk van deze punten heeft het rapport een duidelijk beeld geschetst dat genoeg handvatten biedt voor een beleidsreactie. Deze beleidsreactie stipt eerst de belangrijkste uitkomsten van het rapport aan en daarna mijn reactie op deze uitkomsten. Tenslotte zal ik de richting aangeven van mijn vervolgbeleid met betrekking tot sponsoring in het onderwijs. Voor ik hier echter aan begin, wil ik eerst de voorgeschiedenis van het beleid en de wet- en regelgeving betreffende sponsoring kort onder de aandacht brengen. Deze vormen een relevante context voor mijn beleidsreactie.

Voorgeschiedenis

In 1996 uitte de Tweede Kamer haar zorgen over de invloed van sponsoring binnen het onderwijs. Dit is aanleiding geweest voor overleg tussen de verschillende betrokken partijen. Hierbij is gekozen voor zelfregulering door middel van een convenant sponsoring. Dit convenant is in 1997 getekend, in 1999 en in 2001 geëvalueerd en in 2002 voor vijf jaar verlengd. Daarbij heeft onder meer een aanscherping plaatsgevonden van het begrip sponsoring, waardoor ook donaties waarvoor ongevraagd tegenprestaties worden geleverd door de school als sponsoring zijn gaan gelden. De overige Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/6

aanscherpingen staan beschreven in de toelichting van het convenant. Dit is onderdeel van het convenant, dat u in de bijlage aantreft. Op 13 februari 2007 is dit convenant sponsoring geëindigd.

Het convenant 1997 ­ 2002 werd getekend door de besturenorganisaties, de VNG, de ouderorganisaties, het Landelijk AktieKomitee Scholieren (LAKS), de Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs, de Consumentenbond, de Stichting Stuurgroep Reclame, de Groep Educatieve Uitgeverijen en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Met het convenant sponsoring 2002 ­ 2007 traden de VOS/ABB en de AVS toe als convenantpartners. De VNO-NCW tekende in haar rol als rechtsopvolger van de Stichting Stuurgroep Reclame en de VNG trad uit het convenant. In 2003 trad de ISBO op verzoek van de minister toe tot het convenant sponsoring.

De belangrijkste aandachtspunten van het convenant zijn:


· Voor een beslissing inzake sponsoring dient binnen de schoolorganisatie en tussen de school en bij de school betrokkenen draagvlak te zijn. Het moet altijd voor iedereen kenbaar zijn dat er sprake is van sponsoring. De convenantpartijen bevorderen dat er wordt gehandeld volgens de spelregels van het convenant en de wettelijke voorschriften voor sponsoring in het onderwijs (artikel 2).

· Sponsoring mag niet de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van het onderwijs, de scholen en de daarbij betrokkenen in gevaar brengen (artikel 4).

· Sponsoring mag de onderwijsinhoud niet beïnvloeden, dan wel in strijd zijn met het onderwijsaanbod en de door de school aan het onderwijs gestelde kwalitatieve eisen. Er mag ook geen reclame in leermiddelen voorkomen (artikel 5).
· De continuïteit van het onderwijs mag niet in gevaar komen doordat op enig moment de sponsormiddelen wegvallen. Het uitvoeren van de aan de school wettelijk opgedragen kernactiviteiten mag niet afhankelijk worden van sponsormiddelen (artikel 6).
· De partijen zullen met kracht bevorderen dat het voor betrokkenen duidelijk is dat ze zich met klachten over sponsoring kunnen melden bij de klachtencommissie (artikel 7).
· Scholen die gebruik maken van het middel sponsoring zorgen ervoor dat alle betrokkenen bij de school voldoende geïnformeerd worden over de beslissingen aangaande sponsoring. De convenantpartners stimuleren dat scholen de door hen verkregen sponsormiddelen gescheiden zichtbaar maken in een boekhouding, die voor alle betrokkenen bij de school goed toegankelijk dient te zijn (artikel 8).

blad 3/6

De wet- en regelgeving betreffende sponsoring in het onderwijs

In de WPO, WVO en WEC staat voorgeschreven dat het schoolplan het beleid omvat ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt. Onder verplichtingen wordt in dit geval begrepen: alle verplichtingen waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en/of tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, worden geconfronteerd. In diezelfde wetten staat ook voorgeschreven dat de schoolgids informatie moet bevatten over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met deze bijdragen.

De wet op de medezeggenschap op scholen (WMS) regelt dat de volledige medezeggenschap, dus de gezamenlijke vergadering van zowel het ouderdeel als het personeelsdeel, instemmingbevoegdheid heeft over de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen indien daarbij verplichtingen worden aangegaan waarmee leerlingen worden geconfronteerd.

Sponsoring is opgenomen in het besluit informatievoorziening WPO/WEC en de regeling jaarverslag scholen voor voortgezet onderwijs met ingang van het verslagjaar 2002. In deze laatste regeling zijn donaties ook opgenomen. Dit betekent dat scholen informatie dienen te verstrekken aan CFI over de omvang van de financiële middelen die door sponsoring worden verkregen.

Het rapport sponsoring in het onderwijs 2007

De belangrijkste uitkomsten uit dit rapport zijn de volgende:
· Zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs wordt er gemiddeld voor kleine bedragen gesponsord. In het primair onderwijs voor bijna 4000 euro per school per jaar (2000 euro aan geld en 1800 euro aan goederen of diensten) en in het voortgezet onderwijs voor 18.000 euro per school per jaar (ruim 11.000 euro aan geld en ruim 6.000 euro aan goederen of diensten). Het betreft grotendeels incidentele bedragen. Vergeleken met de bedragen die gemoeid zijn met de reguliere bekostiging gaat het om zeer kleine bedragen (voor het primair onderwijs gaat het om minder dan 0,4% van de gemiddelde rijksbijdrage per school, bij het voorgezet onderwijs om ongeveer 0,2% van de gemiddelde rijksbijdrage per school).
· Scholen zijn niet afhankelijk van sponsoring.
· In vergelijking met 2001 neemt het aantal scholen dat donaties ontvangt toe (van 25% naar 35% in het basisonderwijs en van 21% naar 29% in het voortgezet onderwijs). In het basisonderwijs neemt het aantal scholen dat sponsoring ontvangt toe (van 18% naar 22%), in het voorgezet onderwijs daalt het aantal sponsorscholen (van 32% naar 25%).
· Het aantal scholen met een expliciet sponsoringbeleid is zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs sterk toegenomen tussen 2001 en 2007 (in het basisonderwijs van 43% naar 78%,in het voortgezet onderwijs van 33% naar 65% van de scholen). De bekendheid van het convenant in het veld is afgenomen tussen 2001 en 2007 (in het basisonderwijs van 77% naar 57%, in het voortgezet onderwijs van 69% naar 63%). De helft van het sponsorbeleid bij

blad 4/6

basisscholen en 61% van het sponsorbeleid in het voortgezet onderwijs is niet afgestemd met het convenant. Er is echter geen aanleiding om te geloven dat het beleid niet in overeenstemming is met het convenant.

· Ondanks de wettelijke verplichting heeft een groot deel van de scholen niets opgenomen in de schoolgids over sponsoring . In slechts 23% van de basisscholen en 6% van de scholen voor het voortgezet onderwijs treft men in de schoolgids informatie aan over het omgaan met sponsormiddelen. Slechts in 36% van de schoolplannen in het basisonderwijs en in 40% van de schoolplannen in het voortgezet onderwijs is het sponsorbeleid genoemd, terwijl ook dat verplicht is. In slechts 20% van de basisscholen en 29% van de scholen voor het voortgezet onderwijs wordt, zoals het convenant voorschrijft, sponsoring en donaties als zodanig zichtbaar gemaakt in een voor iedereen toegankelijke boekhouding. Ouders worden op 78% van de basisscholen en 61% van de scholen voor het voortgezet onderwijs ingelicht over het aangaan van sponsoringovereenkomsten.

· Er is een grote overeenstemming tussen schoolleiders, leraren en ouders over wat toelaatbaar is als tegenprestatie bij sponsoring. Leerlingen wijken slechts af in het feit dat zij proefmonsters beduidend wenselijker achten dan de eerder genoemde groepen.
· Leerlingen, ouders en leerkrachten worden niet altijd geïnformeerd en betrokken bij besluiten over sponsoring op school (22% van de basisschoolouders en 39% van de voortgezet onderwijs ouders wordt niet ingelicht als de school gebruik maakt van sponsoring).
· De convenantpartners staan over het algemeen nog steeds positief tegenover het convenant.
· Sponsors geven aan tot sponsoring over te gaan om goodwill te kweken of maatschappelijke betrokkenheid te tonen.

· Er is een statistisch significant verschil tussen de mate van sponsoring van witte en zwarte basisscholen, maar dit verschil is voor het voortgezet onderwijs niet aantoonbaar. Witte scholen ontvangen vaker sponsoring dan zwarte scholen.
· Ondanks de communicatiestrategie heeft sinds 2001 een daling plaatsgevonden van de mate waarin directeuren het convenant kennen. In het basisonderwijs kende in 2001 73% het convenant, in het voorgezet onderwijs 69%. Dat is nu 62%, respectievelijk 63% geworden.
· Bij de meeste scholen die niet gesponsord worden, wordt sponsoring niet overwogen of onwenselijk gevonden.

· Er zijn geen klachten bekend bij de benaderde klachtencommissies. Ouders weten vaak niet dat ze bij klachten over sponsoring naar de klachtencommissie kunnen stappen. Het rapport stelt dat de weinige klachten die er zijn binnen de school worden afgehandeld.
· De medezeggenschapsraad is niet altijd betrokken bij de besluitvorming over sponsoring, ondanks de wettelijke verplichting hiertoe. In het basisonderwijs geven schoolleiders aan dat de medezeggenschapsraad in 60% van de gevallen betrokken wordt. In het voortgezet onderwijs wordt volgens de directeuren slechts in een derde van de gevallen de medezeggenschap betrokken. De leden van de medezeggenschapsraden geven aan minder vaak betrokken te worden.

blad 5/6

Reactie op het rapport sponsoring in het onderwijs 2007

Bij het beoordelen van sponsoring in het onderwijs zijn de regels van het convenant een goed uitgangspunt. Daarbij zijn de belangrijkste criteria het voorkomen dat de onderwijsinhoud door sponsoring beïnvloed wordt en het bewaken van de continuïteit van het onderwijs: scholen mogen niet afhankelijk worden van sponsormiddelen. Anderzijds dient er ruimte te blijven voor private partijen om voor eigen rekening bij te dragen aan het publieke onderwijs.

Het rapport laat zien dat sponsoring niet leidt tot onwenselijke invloed van het bedrijfsleven op de inhoud van het onderwijs. De sponsormiddelen zijn zeer klein in vergelijking met de reguliere bekostiging, vaak eenmalig en worden over het algemeen ingezet voor extraatjes. In een groot deel van de gevallen bestaat de tegenprestatie uit het noemen van de naam van het bedrijf op de website of in de schoolgids of een andere publicatie van de school. Daarnaast is er grote overeenstemming bij schoolleiders, leraren, ouders en leerlingen over de onwenselijkheid van bepaalde vormen van sponsoring en over de invloed van het bedrijfsleven op de inhoud van het onderwijs. Vier basisscholen en één school voor het voortgezet onderwijs hebben aangegeven namen van ouders aan de sponsor door te geven. Navraag bij de betreffende scholen wijst uit dat dit slechts incidenteel met toestemming van de betrokken ouder is gebeurd. Mocht blijken dat privé-gegevens van ouders werkelijk zijn doorgegeven aan derden zonder toestemming van de betrokken ouders, dan zal het college bescherming persoonsgegevens hiervan op de hoogte worden gebracht.

De angst van het LAKS, in een voetnoot in het convenant geuit, dat er een tweedeling zal ontstaan in het onderwijs door sponsoring, waarbij scholen in welvarende buurten beduidend beter gefinancierd worden dan scholen in minder welvarende buurten, blijkt niet gematerialiseerd te zijn. Als scholen niet gesponsord worden dan is dat meestal omdat ze niet gesponsord willen worden, niet omdat bedrijven niet willen sponsoren.

Ondanks de relatief kleine sponsorbedragen, is het zaak om te zorgen voor een goede informatievoorziening en transparantie op scholen. Ondanks de wettelijke verplichting heeft een groot deel van de scholen het beleid op het gebied van sponsoring niet opgenomen in de schoolgids of het schoolplan. Het is van groot belang dat het bevoegd gezag haar sponsorbesluiten op een transparante wijze neemt. Ouders en leerkrachten in de medezeggenschapsraad dienen de besluiten van het bevoegd gezag te kunnen toetsen. Voor alle overige betrokkenen dient de besluitvorming inzichtelijk te zijn.

Vervolgbeleid sponsoring in het onderwijs

De bovenstaande aandachtspunten leiden niet tot verdere wet- en regelgeving. Wel kunnen scholen geholpen worden met het naleven van de huidige wet- en regelgeving.

blad 6/6

Hoe deze hulp er in de praktijk uit zal zien, zal ik met de convenantpartners overleggen. Verder kunnen onder andere afspraken worden gemaakt over aandacht voor sponsoring bij voorlichting en cursussen voor medezeggenschap en schoolleiders, concrete modelteksten voor schoolgidsen en schoolplannen over sponsoring en heldere communicatie met betrekking tot sponsoring. Het actualiseren van het sponsorconvenant kan daarbij een goede vorm zijn. Een eerste consultatieronde langs de convenantpartners geeft hierover een positief beeld.

Ik zal de Kamer voor de zomer van 2008 informeren over het verloop van de gesprekken met de convenantpartners. Ik zal daarbij duidelijk maken hoe ik samen met de partners de problemen wil aanpakken.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma