Kamerbrief inzake reactie op het rapport ACBAR (Agency Coordinating Body for
Afghan Relief) Afghanistan
03-04-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij doen wij u toekomen een reactie van de regering op het rapport
` Falling short, Aid Effectiveness in Afghanistan' van de
overkoepelende ngo ACBAR (Agency Coordinating Body for Afghan Relief),
naar aanleiding van het verzoek van het lid Van Bommel (SP) tijdens de
regeling van werkzaamheden op 25 maart jl. en de schriftelijke vragen
die hierover zijn gesteld door de leden Gill'ard en Waalkens (beiden
PvdA) op 25 maart jl.
ACBAR heeft op 24 maart jl. een rapport uitgebracht over de
effectiviteit van de internationale hulp aan Afghanistan. Het rapport
bevat een aantal kritische observaties alsmede constructieve
aanbevelingen.
In het rapport wordt gesteld dat een belangrijk deel van de toegezegde
financiële hulp aan Afghanistan nog niet is uitgegeven. Het geld dat
wel wordt besteed, bestaat vaak uit geoormerkte bijdragen aan
specifieke programma's of regio's. Ook is het ontvangende land in
sommige gevallen verplicht diensten af te nemen van het donerende
land. Voorts gaat volgens het rapport bijna tweederde van de
internationale hulp buiten de Afghaanse regering om, hetgeen de
ontwikkeling van effectieve overheidsinstanties bemoeilijkt. Een
laatste pijnpunt is het gebrek aan coördinatie tussen donoren. In het
rapport wordt Nederland genoemd als een van de relatief goed
presterende donoren. Zo wordt gesteld dat de relatieve bijdrage van
Nederland aan de wederopbouw van Afghanistan substantieel is.
Nederland is volgens ACBAR in absolute zin de tiende donor in
Afghanistan.
De regering onderschrijft een groot deel van de in het rapport
genoemde conclusies en aanbevelingen. Sinds begin 2000 heeft Nederland
in totaal rond de 500 miljoen EUR in Afghanistan aan
ontwikkelingssamenwerking besteed. Dit geld ging voor een groot
gedeelte naar multilaterale donorfondsen onder beheer van de Afghaanse
overheid, zoals het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Uit
dit multidonorfonds worden zowel de opbouw van de Afghaanse overheid
als nationale overheidsprojecten betaald. Nederland is medeoprichter
en vijfde donor van het ARTF en levert jaarlijks een ongebonden
bijdrage van EUR 25 miljoen. Daarnaast worden zoveel mogelijk
nationale wederopbouwprogramma's voor Uruzgan via dit fonds
gefinancierd. Hierbij gaat het ondermeer om programma's op het gebied
van onderwijs, gezondheidsvoorzieningen, rurale ontwikkeling en
microkredieten. Naast deze donorfondsen financiert Nederland projecten
en programma's uitgevoerd door bijvoorbeeld ngo's en internationale
organisaties. Bij deze projecten zocht en zoekt Nederland zoveel
mogelijk aansluiting bij nationale strategieën en programma's. Om
nationale programma's naar achtergebleven provincies te krijgen is
oormerking ten behoeve van specifieke nationale programma's in sommige
gevallen nodig.
Ter illustratie van het belang dat Nederland hecht aan financiering
via Afghaanse overheidskanalen, dient de Nederlandse hulp in 2006 en
2007. De totale Nederlandse hulp in 2006 aan Afghanistan bedroeg EUR
73 miljoen, waarvan EUR 56 miljoen via de Afghaanse overheid werd
besteed en de rest aan ngo's en internationale organisaties. In 2007
was dit bedrag rond de EUR 39,5 miljoen. Ook in de komende jaren
zullen deze bijdragen substantieel zijn.
Nederland heeft tot en met 2007 al zijn financiële toezeggingen aan de
Afghaanse overheid daadwerkelijk gestand gedaan. Momenteel heeft
Nederland in totaal EUR 98,5 miljoen aan projecten en programma's in
uitvoering in Afghanistan (inclusief Uruzgan) en is er voor 2008 een
additioneel bedrag van EUR 37 miljoen gereserveerd ten behoeve van
uitgaven via Afghaanse overheidskanalen. Dit bedrag zal dit jaar door
Nederland aan de diverse multilaterale donorfondsen die onder het
beheer van de Afghaanse overheid staan, worden overgemaakt.
Naast het feit dat Nederland zijn eigen bijdrage zoveel mogelijk
kanaliseert via de Afghaanse overheid, pleit Nederland in bilaterale
en multilaterale context voor Afghaans ownership, goede afstemming van
internationale wederopbouwactiviteiten en inzet van donorgelden via de
Afghaanse overheid. Deze beginselen staan ook centraal in de op 20
maart 2008 aangenomen VN-Veiligheidsraadresolutie 1806 waarmee het
mandaat van de VN-missie UNAMA voor een jaar is verlengd.
Nederland zet dit vraagstuk op de internationale agenda, het meest
recent nog tijdens de bijeenkomst op 6 maart jl. van ministers van
Buitenlandse Zaken van landen met troepen in Zuid-Afghanistan.
Nederland zal deze problematiek ook aan de orde stellen tijdens de
NAVO-top in Boekarest (2-4 april).
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft en marge van de
komende Wereldbankvergadering (12-14 april) een bijeenkomst belegd met
de belangrijkste donoren in Zuid-Afghanistan, Duitsland en Noorwegen
om deze onderwerpen te bespreken. Voorts is donorcoördinatie een vast
punt op de agenda van de Joint Coordination and Monitoring Board
(JCMB). De volgende JCMB zal plaatsvinden in juni te Parijs. Niet mag
worden vergeten dat juist de Afghaanse overheid, daarin ondersteund
door de VN, een belangrijke rol heeft te spelen bij donorcoö rdinatie.
Bovengenoemde fora bieden voldoende mogelijkheden om de coördinatie
van de internationale hulp aan Afghanistan te verbeteren.
ACBAR constateert in het rapport dat een aantal donoren hun toegezegde
gelden nog niet hebben overgemaakt. Zo zou de Europese Commissie tot
op heden minder dan tweederde van het door haar toegezegde geld
uitgegeven. De Nederlandse regering kan geen verantwoordelijkheid
nemen voor nog openstaande verplichtingen van andere donoren. Tevens
zijn de exacte cijfers uit het rapport over openstaande verplichtingen
van andere donoren niet te verifiëren. ACBAR geeft echter ook goede
verklaringen voor deze problematiek: de moeilijke werkomgeving, de
onveiligheid en de geringe Afghaanse uitvoeringscapaciteit. Deze
bemoeilijken het uitgeven van toegezegde middelen en werken remmend op
het uitgavenritme van donoren. Het omzetten van committeringen naar
daadwerkelijke besteding van fondsen kan daardoor vertraging oplopen.
Nederland herkent deze belemmeringen, die ook zijn beschreven in de
artikel 100-brief van 30 november 2007, uw kenmerk 27925 nr.279).
Een voorbeeld van opgetreden uitgavenvertraging zijn de committeringen
voor de juridische sector. Een groot deel van de internationale
committeringen (Nederland EUR 15 miljoen) zijn aangegaan tijdens de
Rule of Law Conferentie in Rome in juli 2007. Het financieringskanaal
en de strategie voor de juridische sector dienen evenwel nog te worden
vastgesteld. Voor de Europese Commissie bijvoorbeeld werkt dit
vertragend op het uitgeven van de reeds gecommitteerde middelen (EUR
200 miljoen) voor de juridische sector. Nederland heeft overigens aan
zijn bijdrage de voorwaarde verbonden dat de Afghaanse regering
voortgang moet laten zien op het terrein van transitional justice.
Ofschoon Nederland zoveel mogelijk bijdraagt via de Afghaanse overheid
en werkt aan de opbouw van de Afghaanse overheidscapaciteit op
nationaal en provinciaal niveau, is in sommige gevallen het inhuren
van externe capaciteit, zoals consultants, noodzakelijk om snelle en
zichtbare voortgang te boeken. Het ligt in de rede dat hierbij in
eerste instantie wordt gekeken naar consultants uit Nederland: deze
zijn immers vertrouwd met de relevante procedures. Nederland maakt
beperkt gebruik van de inhuur van Nederlandse consultants. Dit is in
totaal niet meer dan 2% van het totale budget.
Ik neem aan dat de in deze brief verstrekte informatie tegemoet komt
aan het verzoek van het lid Van Bommel en dat de vragen van de leden
Gill'ard en Waalkens hiermee zijn beantwoord.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken