-----------------------------

Persbericht 2008-4, 3 april 2008

Genetisch gemodificeerde aardappels laten microflora bodem ongemoeid

Aardappelplanten die via genetische modificatie zijn uitgerust met het een gen dat codeert voor het zogenoemde T4-lysozym, hebben geen aantoonbare onbedoelde effecten op de samenstelling van de microflora in de grond dicht bij de wortels en de samenstelling van de microflora ín de plant. Het gebruik van dergelijke genen, voor de ontwikkeling van planten met extra weerstand tegen schadelijke bacteriën en schimmels, kan dus een goede aanpak zijn.

Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen UR dat binnenkort wordt gepubliceerd in FEMS Microbiology Ecology. Uit het onderzoek naar de 'vingerafdruk' van de microflora blijkt dat het groeistadium van de aardappelplanten de grootste invloed heeft op de microflora in de bodem rondom de wortels, de rhizosfeer, en ín de plant, de endosfeer.

Onderzoeker Leo van Overbeek: "Je zou kunnen zeggen dat we de kans op onbedoelde effecten zo groot mogelijk hebben gemaakt door juist het T4 lysozym te bestuderen. Maar het gen blijkt geen effect te hebben op de microflora. Dat geeft aan dat het gebruik van dergelijke genen voor het werken aan duurzame landbouw, een goede aanpak kan zijn".

Aardappelplanten die zijn uitgerust met genen die ziekteverwekkende schimmels en bacteriën kunnen weren, kunnen van groot belang zijn voor het verder duurzaam maken van de landbouw. Planten die op deze manier weerbaar worden gemaakt tegen ziektes, hoeven namelijk minder behandeld te worden met chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Genen die coderen voor breed werkende afweer tegen ziekteverwekkende schimmels en bacteriën, zouden wellicht een onbedoeld effect kunnen hebben op de samenstelling van de microflora van de bodem. Daarom onderzocht het onderzoekinstituut Plant Research International van Wageningen UR, samen met partners in een Europees consortium, het effect van het zogenoemde T4-lysozym. Een eiwit dat tegen veel micro-organismen actief is. De planten die met het gen voor T4 lysozym zijn uitgerust, maken in hun wortels het eiwit dat de planten hopelijk bescherming biedt tegen bacteriën en schimmels.

De onderzoekers onderzochten de grond die direct aan de wortels grenst, de zogenaamde rhizosfeer. De verwachting is namelijk dat eventuele effecten hier het grootst zullen zijn. Daarnaast werden de micro-organismen die binnen in de plant leven onderzocht.

De onderzoekers gebruikten een geavanceerde technologie: PCR-DGGE fingerprints. Met deze techniek kan een goede 'vingerafdruk' gemaakt worden van de microflora, zónder dat daarvoor bacteriën hoeven worden opgekweekt. Zo kunnen verschillen in de microflora nauwkeurig worden aangetoond. Ze keken met name naar zogenaamde antagonisten: nuttige micro-organismen die in staat zijn om schadelijke micro-organismen te onderdrukken.

Uit het onderzoek blijkt dat het groeistadium van de aardappelplanten de grootste invloed heeft op de samenstelling van de microflora: de samenstelling verandert sterk gedurende het groeiseizoen. Daarnaast bleek de microflora deels ook beïnvloed te worden door de keuze van het aardappelras. Maar de genetische modificatie met het T4 lysoszym-gen bleek geen effect te hebben. Daaruit blijkt dat het gebruik van dergelijke genen, voor de ontwikkeling van planten met extra weerstand tegen bacteriën en schimmels, een goede aanpak kan zijn.


---
Noot voor de reactie
Verdere informatie: Erik Toussaint, Hoofd communicatie, telefoon: 0317 48 08 67, mobiel: 0317 48 10 14

Opvraagbare illustratie: 'Vingerafdrukken' van microflora