ChristenUnie
Debat over de internetfilm Fitna
Debat over de internetfilm Fitna
dinsdag 01 april 2008 10:51
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Tijdens de voorbereiding van
dit debat werd ik getroffen door twee interviews. Afgelopen zaterdag
stond in het Nederlands Dagblad een gesprek met de Iraniër Daniel
Shayesteh. Ooit was hij fanatiek aanhanger van ayatollah Khomeini en
lid van de Hezbollah. Op een bepaald moment viel hij echter in
ongenade. De Revolutionaire Garde zette hem in de dodencel. Hij
ontsnapte en ontvluchtte Iran. Als overtuigd belijdend moslim werd hij
door een islamitisch bewind met de dood bedreigd. In Turkije werd
Shayesteh christen. Hij woont nu in de Verenigde Staten en Australië.
"Ik wil mensen wakker wil schudden," zegt hij in het interview. "Nee,
er is geen geheim complot waarbij een handvol moslimgeestelijken aan
de touwtjes trekt. Het geheim is de geest van de islam die vol zit met
verborgen waarden". Shayesteh wijst op een land als Saoedi-Arabië dat
miljoenen dollars spendeert aan moskeeën in West-Europa, maar waar
grote onverdraagzaamheid heerst tegenover andersdenkenden. Christenen
mogen niet eens hun bijbel meenemen als zij naar dat land reizen.
Een ander interview stond in het dagblad Trouw van gisteren. De
Marokkaanse grootvader en kleinzoon Hashmi uit Amsterdam-Slotervaart
kijken samen naar de film Fitna. Kleinzoon Hicham ziet de film als een
grap. Grootvader Habib is het daar niet mee eens. Bij het zien van de
gruwelijke beelden krijgt hij zelfs tranen in de ogen. "Die
ontvoerders en terroristen zijn geen moslims. Dat zijn pas varkens,"
zegt hij.
Ik moest aan deze twee interviews denken bij de voorbereiding van dit
debat, een uniek debat in de geschiedenis van onze parlementaire
democratie. Wij debatteren over de regeringsverklaring die volgt op
een internetfilmpje dat door een van onze Kamerleden is gemaakt. In de
periode voor de publicatie van Fitna heeft de Kamer mijn fractie niet
vaak over dit filmproject gehoord. Het leek ons niet zinvol te
oordelen over iets dat alleen nog maar in suggestie en speculatie
bestond. Wel heb ik erop gewezen dat het recht op vrije meningsuiting
ook de plicht met zich meebrengt daar verantwoord mee om te gaan.
Parlementair viel er al die maanden niet te debatteren over de
fantoomfilm Fitna. Het is echter goed dat het kabinet wel voorafgaande
aan de publicatie zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid nam. Kan de
minister-president zeggen hoe het kabinet de situatie nu, na
uitzending van de film, taxeert, ook als het gaat om de internationale
contacten die er in de afgelopen dagen zijn geweest?
Ik las in veel reacties dat de film meevalt. Dat snappen wij niet. Het
is een aaneenschakeling van gruwelijke beelden. Ook al heb je het
eerder gezien -- en wie heeft dat niet -- het blijft schokkend en
afschuwwekkend om te zien wat er gebeurt als mensen religie gebruiken,
misschien is "misbruiken" beter gezegd, ter legitimatie van haat en
geweld. De verschrikkelijke gebeurtenissen in New York, Madrid en
London laten zien wat er dan kan gebeuren. Dichter bij huis geldt dat
ook voor de moord op Theo van Gogh. In de lijn van de Iraniër
Shayesteh zeg ik dat wij hierover niet naïef moeten zijn. De
geschiedenis leert ons dat elke ideologie tot slachtingen kan leiden.
Denk ook aan de libertijnse Jacobijnen in de tijd van de Franse
Revolutie.
Wie godsdienst tot ideologie maakt, stelt zich bloot aan hetzelfde
gevaar. Het heeft geen zin om deze feiten te ontkennen. Maar mijn
grootste kritiek op Fitna is echter dat de film geen recht doet aan
alle moslims, ook in Nederland, zoals de Marokkaan Habib Hashmi, die
afstand nemen van alle terreur en geweld, gepleegd in naam van de
islam, die trots zijn op het feit dat zij Nederlander zijn, die zich
deelgenoot voelen van onze samenleving en in harmonie en vrede met hun
medeburgers willen leven.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter, ik had gedacht dat de heer Slob de twee interviews die hij
als casus noemt, nog zou uitwerken. Maar zeker na zijn eerste
voorbeeld van een moslim in Amerika, bekeerd tot christen, die nu een
gelukkig mens is, en zijn uitspraak dat libertijnen die hun ideeën tot
ideologie verheffen, gevaarlijk zijn, mis ik even zijn boodschap. Is
het niet zo dat de mens altijd zelf verantwoordelijk is voor het
omgaan met denkbeelden, dat het individu, of het nu een christen, een
islamiet of een libertijn is, altijd zelf verantwoordelijk is voor
zijn handelen? Wat wil hij zeggen met dat voorbeeld van dat eerste
interview?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb willen aangeven dat wij het gebruik, het misbruik van religie
of een andere ideologie voor de legitimatie van geweld - en dit komt
niet alleen in onze tijd voor, het is in de hele geschiedenis
zichtbaar - moeten afkeuren. Ik denk dan ook dat het terecht is om er
de vinger bij te leggen. Het eerste interview heb ik genoemd om aan te
geven dat er ook mensen uit de wereld van de islam zijn - deze man is
later tot het christendom bekeerd - die het slachtoffer van dat geweld
worden. In dit geval was het in Iran, en wij kennen allemaal de
geschiedenis van dit land.
De heer Pechtold (D66):
Zou het voor u, als vertegenwoordiger van de ChristenUnie, niet veel
sterker zijn om niet twee voorbeelden links en rechts van u te kiezen,
maar te zeggen dat het voor elke ideologie, elk geloof geldt dat het
niet klopt als individuen het gebruiken als reden om een ander iets
aan te doen? Waarom gebruikt u het voorbeeld van een tot het
christendom bekeerde islamiet? Het is toch ook mogelijk om binnen de
islam gewoon naast elkaar te leven, gelet op de teksten van Wilders,
als die in hun onderlinge verband worden gezien? Wij zijn nu niet
bezig met tekstexegese, maar u wekt de suggestie dat alles behalve het
christendom hiertoe zou kunnen leiden.
De heer Slob (ChristenUnie):
Van die suggestie zou ik dan afstand willen nemen, ik heb door aan de
ene kant het voorbeeld te geven van misbruik van een religie en aan de
andere kant dat van misbruik van een ideologie, namelijk die van de
libertijnen, juist willen aangeven dat het breed voorkomt. In die zin
heeft u gelijk, het kan overal voorkomen dat mensen die zich
misdragen, hun overtuiging, al dan niet religieus bepaald, misbruiken
ter legitimatie van geweld. Dat moeten wij afkeuren. Ik heb zojuist
ook aangegeven dat hiermee geen recht gedaan wordt aan de betrokkenen,
in dit geval moslims, maar het kan natuurlijk ook om een andere
overtuiging gaan, die juist afstand van het geweld hebben genomen, ook
in ons land. Daarom noemde ik de Marokkaan Habib Hashmi als voorbeeld.
Als portrettist van de islam schiet filmmaker Wilders stuitend tekort.
Fitna is politieke propaganda van een schadelijke soort en de
suggestieve afsluiting "binnenkort in Nederland" is even provocatief
als misleidend. Er wordt ook geen enkele handreiking mee gedaan aan
moslims om hen aan onze samenleving te binden. Juist daarom trof het
mij hoe weloverwogen de reacties waren van veel Nederlandse moslims en
van de organisaties die hen vertegenwoordigen. Zij hebben zich niet of
nauwelijks laten provoceren, dat is een compliment waard. Het is onze
opdracht om, zonder achteloos voorbij te gaan aan de radicale en
gewelddadige gestalte van de islam, de moslims in Nederland blijvend
bij onze samenleving te betrekken. Wij moeten hen niet uitsluiten,
niet onnodig van ons verwijderen, maar binnensluiten. Wij moeten hun
duidelijk maken dat er binnen de kaders van onze democratische
rechtsstaat - en daar kan niet over onderhandeld worden - ook voor hen
ruimte is om hun leven in te richten zoals zij dat willen, met
inbegrip van hun religie. En dit geldt ook voor de kleinzoon van Habib
Hashmi uit AmsterdamSlotervaart over wie, zo bleek in Trouw, zoveel
zorgen zijn. Het laatste wat wij zouden moeten laten gebeuren, is dat
jongeren zoals hij verder radicaliseren, zich verder vervreemden van
onze Nederlandse samenleving, ondanks dat zij hier geboren en getogen
zijn.
Mijn fractie betreurt het dat Fitna geen begin van een oplossing biedt
voor de problemen met integratie. In de verklaring van de
ministerpresident lezen wij dat de Nederlandse regering staat voor een
samenleving waarin vrijheid en respect hand in hand gaan. Er wordt ook
gesproken van het slaan van bruggen, het werken aan vertrouwen en het
overwinnen van vooroordelen. Deze woorden sluiten ook goed aan bij de
stevige paragraaf over integratie in het coalitieprogramma: een
deltaplan inburgering, het wegwerken van taalachterstanden, het
streven naar arbeidsparticipatie, maar ook naar maatschappelijke
participatie, een handvest voor verantwoord burgerschap, het tegengaan
van discriminatie en noem maar op.
Dat zijn zaken waarin wij onze energie moeten steken.
De echte Fitna voor de Nederlandse samenleving is of het ons lukt om
ondanks alle verscheidenheid, al dan niet religieus bepaald, te
functioneren als een nationale gemeenschap. Wij zoeken sjalom, vrede,
voor de stad, sjalom voor het land, sjalom voor de wereld. Dat mag ook
tot uitdrukking komen in internationale contacten met landen die de
mensenrechten schenden en waar gelovige christenen, joden en moslims
gebukt gaan onder een totalitair ideologisch regime.
Sjalom, vrede, eenheid in verscheidenheid. Juist daarin lag ook in het
verleden de kracht van onze natie. Dat mag het ook voor de toekomst
zijn. Het is zelfs een individuele opdracht voor iedere burger, zoals
het VN-verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten treffend
verwoordt, uit hoofde van de plichten die eenieder heeft tegenover
anderen en tegenover de gemeenschap waartoe hij behoort. Ik wens
iedere burger van dit land toe dat hij of zij zich van deze
verantwoordelijkheid bewust is.
De heer Wilders (PVV):
Ik wil de fractievoorzitter van de ChristenUnie dezelfde vraag stellen
als ik aan de fractievoorzitter van het CDA heb gesteld.
Mijnheer Slob, wat zou u ervan vinden als de islamisering van
Nederland zich voortzet en als wij de immigratie niet verder stoppen,
als de demografie, voor zover wij er al iets aan kunnen doen, zich
doorzet en Nederland op termijn niet ongeveer een, maar twee of drie
miljoen moslims kent die de islamitische ideologie en religie
aanhangen? Wat zou u als voorzitter van de fractie van de ChristenUnie
vinden van zo'n Nederland? Vindt u dat een goede ontwikkeling of zegt
u: wat mij betreft liever niet?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb zojuist ook gewezen op de kracht van ons land. Wij zijn in
Nederland gewend om te gaan met verschillen, ook met religieuze
verschillen. Kijkt u onze geschiedenis er maar eens op na. Keer op
keer is het ons gelukt om die verschillen een plek te geven. Wat
betreft het samenleven in Nederland heb ik aangegeven dat wij ons met
elkaar binden aan onze democratische rechtsstaat. Door de geschiedenis
heen zijn er in ons land mensen gekomen met andere overtuigingen. Ik
geef toe dat dit bij de islam een omvang heeft genomen die niet
vergelijkbaar is met wat wij in het verleden hebben meegemaakt, maar
dan nog. Deze mensen mogen hier zijn als zij zich binnen de kaders van
onze rechtsstaat opstellen en leven, wonen en samenwerken met anderen.
Dan horen zij er gewoon bij. Op het moment dat mensen over de kaders
van onze rechtsstaat heen gaan, behoren wij daartegen hard op te
treden, of het nu islamieten, christenen of mensen van welke
overtuiging dan ook zijn. Wij moeten ons niet door angst laten leiden.
Wij moeten juist vertrouwen hebben in de kracht van ons land,
vertrouwen in onszelf en proberen met elkaar in dat opzicht een goede
samenleving te zijn waarin wij iedereen zijn plekje geven.
De heer Wilders (PVV):
Het zijn heel mooie woorden, maar het is geen antwoord op mijn vraag.
Mijn vraag aan de fractievoorzitter van de ChristenUnie is: hoe zou u
het vinden als Nederland over tien, twintig of dertig jaar niet een
miljoen, maar twee, drie of een veelvoud telt van het aantal mensen,
waarvan u zojuist zelf zei dat het niet vergelijkbaar is met eerdere
immigratiestromen? Bent u daarvoor of bent u daartegen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vind het weinig zinvol om te gaan speculeren over aantallen die
zich in de toekomst in Nederland kunnen voordoen.
De heer Wilders (PVV):
Moeilijk, hè?
De heer Slob (ChristenUnie):
Nee, het is helemaal niet moeilijk. Wij moeten uitgaan van de situatie
waarin wij ons nu bevinden. Daarvoor geldt als algemene regel dat
mensen, wie zij ook zijn en wat hun overtuiging ook is, als zij op een
rechtmatige wijze in ons land terechtkomen, krijgen zij hier hun
plekje en zullen zij zich moeten houden aan de eisen die wij in ons
land stellen, binnen de kaders van onze democratische rechtsstaat. Dan
maken wij geen onderscheid wat betreft de religie die iemand heeft.
Als mensen hun religie gaan misbruiken, bijvoorbeeld om geweld in de
samenleving te gebruiken of dingen te doen die wij niet acceptabel
vinden, zullen wij als samenleving daarop moeten reageren. Dan ben ik
niet bang voor de veerkracht en de energie die ons land heeft, ook
kijkende naar de traditie, ook in historisch opzicht, waarin wij staan
als land.
De heer Wilders (PVV):
Dat is weer een heel interessant antwoord, maar echt geen antwoord op
mijn vraag. Mag ik dan vaststellen dat de voorzitter van de
ChristenUnie er geen bezwaren tegen zou hebben, zolang iedereen maar
binnen de normen van de rechtsstaat blijft, als Nederland in de
toekomst niet een miljoen, maar twee, drie of vier miljoen
islamitische inwoners zou hebben? Mag ik dat concluderen, want u neemt
er geen afstand van? U zegt niet nee. Dat vindt u een goede zaak?
De heer Slob (ChristenUnie):
Het is onmogelijk om in een land als Nederland, of het nu gaat om
islamieten, christenen of vertegenwoordigers van welke godsdienst dan
ook, te zeggen dat wij in getallen een limiet stellen, en om als die
limiet is bereikt, tegen mensen te zeggen: u mag hier niet meer
binnenkomen. Als mensen op legitieme wijze Nederland binnenkomen,
waarbij het zeer de vraag is of de aantallen die u noemt echt
werkelijkheid worden, dan mogen zij hier ook zijn. Zij moeten zich dan
wel houden aan onze rechtstaat. Ik ben daarover ook heel duidelijk
geweest. In dat geval accepteren wij ook een aantal uitingen niet. In
de afgelopen periode is ervoor gezorgd dat dingen die men in het eigen
thuisland gewoon was, in Nederland zijn afgeschaft. Wij hebben gezegd:
dat doen wij hier niet op deze manier. Wij stellen dus ook heel
nadrukkelijk grenzen.
De voorzitter:
De laatste keer.
De heer Wilders (PVV):
Ja, de laatste keer, voorzitter. Dank u zeer. Mijnheer Slob, u zou als
voorzitter van de fractie van de ChristenUnie ook kunnen zeggen dat de
islamitische cultuur zo ver af staat van uw christelijke, joodse,
humanistische traditie en cultuur, dat u niet wilt dat die verder
verwateren door een cultuur die daar haaks op staat. U zou kunnen
zeggen dat u bijvoorbeeld wilt dat de immigratie wordt gestopt.
Volgens mij vinden heel veel van uw kiezers dat ook. Waarom hebt u die
mening niet?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik hoorde zojuist de heer Wilders tegen iemand anders zeggen: u staat
nu achter het spreekgestoelte en u gaat over uw antwoorden, maar u
gaat vragen stellen. Ik ga over mijn eigen antwoorden. Ik geef aan dat
iedere Nederlander die rechtmatig Nederlander is, hier in Nederland
mag zijn, ongeacht zijn godsdienst. Ik heb ook aangegeven dat wij niet
naïef moeten zijn over wat wij met de islam hebben meegemaakt.
Daartegen moet ook opgetreden worden. Tegen degene die Theo van Gogh
heeft vermoord, is ook opgetreden, om een voorbeeld te geven. Wij
moeten heel duidelijk zijn, ook over het misbruik van godsdienst zoals
dat in andere landen plaatsvindt, waar christenen en andere gelovigen
soms echt gebukt gaan onder de dictatuur waarin zij leven. Om die
reden roept mijn fractie, vaak met andere fracties, de regering op om
dat onderdeel te laten zijn van het buitenlands beleid. Ik heb daaraan
zojuist weer een passage gewijd in mijn bijdrage. Wij moeten niet
naïef zijn als het gaat om misstanden. Als mensen echter in Nederland
wonen, rechtmatig deel uitmaken van onze samenleving en binnen de
kaders van onze samenleving opereren, dan ben ik de laatste om ze daar
heel ver vanaf te duwen. Ik vind het zelfs ook riskant. Ik gaf zojuist
het voorbeeld van de Marokkaanse jongeren. Als je medeburgers op die
wijze benadert werk je radicalisering alleen maar in de hand, ongeacht
hoe fundamenteel je het misschien ook oneens bent met hun godsdienst,
want zij hebben de ruimte om die godsdienst te belijden binnen
bepaalde grenzen. Dat is ook een heel groot risico dat u neemt met uw
optreden in de afgelopen tijd.
Tweede termijn
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Er was vooraf enige scepsis over het nut en de noodzaak
van dit debat. Ik denk dat wij nu kunnen stellen dat het goed is dat
wij dit debat gevoerd hebben. Ik vond het zelf een belangrijk debat.
Ten diepste raakt het de grondvesten van de samenleving, waar wij met
elkaar voor staan. Het gaat ook over vragen die de Nederlandse
samenleving al eeuwenlang heeft beziggehouden. Met zijn wijze van
opereren heeft collega Wilders het debat daarover weer op scherp
gezet. Dat mag, al ben ik wel duidelijk geweest over de wijze waarop
hij dat heeft gedaan, ook in mijn beoordeling van de film.
Ik heb zojuist in de interruptie ook tegenover het kabinet en de Kamer
gesteld dat ik geen Salomo ben in de discussie over wat er nu wel of
niet allemaal uitgewisseld is tussen de heer Wilders en kabinetsleden
of anderen die namens het kabinet met hem gesproken hebben. Als ik de
verslagen lees, kan ik mij wel voorstellen, als dat de informatie is
die het kabinet heeft gehad, dat het kabinet ook echt alles heeft
gedaan wat in zijn vermogen lag en tot zijn verantwoordelijkheden
behoorde om te voorkomen dat dit soort zaken zou escaleren.
Zoals ik in eerste termijn heb gezegd, was voor mij de kern van dit
debat de vraag op welke wijze het ons als Nederlandse samenleving lukt
om ondanks alle verscheidenheid, al dan niet religieus bepaald, te
functioneren als een nationale gemeenschap. De antwoorden die collega
Wilders daarop heeft gegeven, ook in dit debat, zijn niet de
antwoorden van de fractie van de ChristenUnie.
Laat er geen misverstand over bestaan: wij moeten niet naïef zijn als
het gaat om grote misverstanden en gruwelijkheden die in naam van de
islam zijn of worden gepleegd. Ook mijn hart huilt als ik zie wat er
in totalitaire regimes gebeurt, waar gelovige christenen maar ook
joden en moslims -- ik heb er een voorbeeld van gegeven -- gebukt gaan
onder onderdrukking. Dat willen wij daar niet en dat willen wij
inderdaad evenmin hier in Nederland. Mede daarom zullen wij pal moeten
staan voor onze democratische rechtstaat. Maar, zo zeg ik ook tegen
collega Wilders, het verdedigen van die rechtstaat kan nooit gebeuren
door middel van het aantasten van die rechtstaat zelf. Dat doet de
heer Wilders als hij circa één miljoen Nederlanders democratische
rechten ontzegt, zelfs in de Grondwet verankerde vrijheden als de
vrijheid van meningsuiting maar ook de vrijheid van godsdienst, die zo
onlosmakelijk verbonden zijn met de geschiedenis van ons land en onze
identiteit. Ik voel mij in dat opzicht, ook politiek gezien, meer
thuis bij de stamvader van het Huis van Oranje-Nassau, Willem van
Oranje, die in het jaar 1564 zei: "Ik kan niet goedkeuren dat vorsten
over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hen de vrijheid
van geloof en godsdienst ontnemen." Is dat altijd gemakkelijk? Nee,
dat was het niet in die tijd, dat is het in de eeuwen daarna niet
geweest en dat is het nu ook niet. Ik zeg dat ook als christen tegen
medegelovigen die zich grote zorgen maken over de islam en de gevolgen
daarvan. De heer Wilders heeft daar ook over gespeculeerd. De bijbel
leert mij niet uit angst te leven, maar uit liefde anderen te
benaderen en met hen om te gaan, wie zij ook zijn en wat hun
overtuiging ook is. Is dat gemakkelijk? Nogmaals, dat is het niet.
De Amerikaanse historicus James Kennedy heeft het in 2005 in een
lezing heel mooi gezegd; zoals sommigen hier weten woont en werkt hij
in Nederland. Ik maak me zijn woorden eigen en ik wil er ook mee
eindigen: "Het leven met verschillen is hard werken en het is nooit
af, zowel voor nieuwkomers als voor oudgedienden, religieus of
niet-religieus. Het Koninkrijk der Nederlanden heeft een rijke
geschiedenis waaruit veel lering getrokken kan worden over het omgaan
met religieuze verschillen. Een krachtige erfenis in onzekere tijden.
Laten wij ernaar streven om meer te doen dan alleen de boel bij elkaar
houden, maar ook ons steentje bijdragen aan een wereld waarin mensen
zich mogen ontplooien en in vrede met elkaar kunnen samenleven. Laten
wij daarom proberen ons te blijven inzetten, niet alleen om te zorgen
voor de leden van onze eigen religieuze gemeenschap, hoe belangrijk
dat ook is, maar ook om anderen die door God rondom ons zijn
geplaatst, te eren en te doen dienen."