Brussel, 2 april 2008.
De Commissie stelt herziening maatregelen voor ter bespoediging herstel
kabeljauw
De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel goedgekeurd om het
herstelplan voor kabeljauw, dat sinds 2005 van kracht is, te herzien. Uit
een recent wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het
Onderzoek van de Zee (ICES) komt naar voren dat de bestaande maatregelen
onvoldoende zijn gebleken om de visserijdruk zodanig te verlagen dat de
kabeljauwstand zich kan herstellen. Van de vier betrokken kabeljauwbestanden
vertoont alleen dat in de Noordzee geringe tekenen van herstel. De
belangrijkste wijzigingen die vandaag zijn voorgesteld zijn dat de nieuwe
doelstellingen worden vastgesteld op basis van de beperking van de
hoeveelheid vis die uit zee wordt opgevist en niet meer op basis van een
streven naar een vastomlijnde omvang van het betrokken bestand, een
vereenvoudiging van het visserijinspanningsbeheerssysteem, en een meer
flexibele aanpak voor het aanpassen van de verlaging van de visserijdruk aan
de verschillende stadia van herstel. Ook komen er specifieke mechanismen om
de vermindering van de teruggooi en om de toepassing van programma's ter
vermijding van de vangst van kabeljauw te stimuleren. Het kabeljauwbestand
in de Keltische Zee wordt ook in het plan opgenomen. Het voorstel van de
Commissie is gebaseerd op de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van
het plan in de laatste drie jaar, en op de adviezen van de belanghebbenden,
die tijdens het symposium over herstel van de kabeljauwstand zijn
samengevat.
Europees Commissaris voor Visserij en maritieme zaken, Joe Borg, zei
hierover: "Er bestaat geen discussie over dat het kabeljauwherstelplan
moet worden herzien. De Commissie heeft goed naar de belanghebbenden
geluisterd. Er bestaan zeker geen toverformules voor het herstel van
de kabeljauwbestanden. We moeten minder en beter vissen. Wat de
Commissie voorstelt is echter een aanpak die doeltreffender,
flexibeler en pragmatischer is, en die de lidstaten en de sector de
nodige middelen geeft om de kabeljauwstand te helpen herstellen."
In het herziene herstelplan voor kabeljauw worden de in het bestaande
plan vastgestelde streefniveaus voor de biomassa (de fysieke
hoeveelheid vis in de zee), vervangen door doelstellingen die worden
uitgedrukt in termen van de optimale bevissing die de maximale
duurzame opbrengst garandeert. Bij deze aanpak wordt rekening gehouden
met de veranderingen in het zeemilieu als gevolg van de
klimaatverandering, waardoor streefdoelen nodig zijn die flexibeler
zijn dan streefcijfers in termen van biomassa. Bij de voorgestelde
herziening wordt ook een nieuw inspanningsbeheerssysteem ingevoerd -
dat momenteel wordt uitgedrukt in zeedagen - door inspanningsmaxima
vast te stellen (uitgedrukt in kilowattdagen) voor groepen vaartuigen
of vlootsegmenten. Deze maxima worden nationaal door de lidstaten
beheerd.
Het nieuwe systeem wordt eenvoudiger, flexibeler en doeltreffender dan
het bestaande, want op dit moment worden de inspanningsbeperkingen,
die op EU-niveau worden vastgesteld, ingewikkeld gemaakt door talloze
uitzonderingsbepalingen ten behoeve van specifieke plaatselijke
situaties. De inspanningsbeperkingen zullen evenredig zijn aan de
nagestreefde verlaging van de visserijsterfte voor de visserijtakken
die de meeste kabeljauwsterfte veroorzaken, terwijl de
visserijinspanning voor andere betrokken sectoren zal worden bevroren
op de gemiddelde kabeljauwsterfte over de periode 2005-2007.
Een flexibele aanpak betekent ook dat vangst- en
inspanningsbeperkingen geleidelijk kunnen worden bijgesteld naarmate
de biologische conditie van de betrokken kabeljauwbestanden verbetert.
De visserijsterfte wordt aldus per jaar met 25%, 15% of 10% verlaagd,
al naar gelang de ernst van de conditie waarin het bestand verkeert,
totdat de nagestreefde visserijsterftecoëfficiënt van 0,4 is bereikt.
Geraamd wordt dat de visserijsterfte op dit moment 0,7 à 1 bedraagt.
In het plan zijn duidelijke regels opgesteld voor die gevallen waarin
wetenschappers de Commissie niet van goede gegevens en advies kunnen
voorzien. De visserijsterfte moet dan met 25% worden verlaagd als de
wetenschappers adviseren om de vangsten tot het laagst mogelijke
niveau te reduceren, en in alle andere gevallen met 15%. Hierdoor
worden de problemen die zich met het oorspronkelijke plan voordeden,
vermeden. Toen moest de Raad, wanneer een duidelijke wetenschappelijke
leidraad ontbrak, zuiver op ad-hocbasis jaarlijkse vangstlimieten
vaststellen.
Vermindering van de teruggooi is van groot belang bij de aanpak die de
Commissie voorstelt om tot een duurzamere visserij te komen. Dit is
bijzonder belangrijk voor visserijtakken die onder het herstelplan
voor kabeljauw vallen, aangezien het voornamelijk om gemengde visserij
gaat (waarbij verschillende soorten tegelijk worden gevangen). Als
gevolg daarvan is het moeilijk om een goede balans te vinden tussen
beperking van de visserijdruk op kwetsbare kabeljauwbestanden,
enerzijds, en het verlenen van toestemming aan vissers om hun voordeel
te doen met de gezonde situatie waarin andere bestanden verkeren, wat
noodzakelijk is om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien,
anderzijds. Daarom worden nieuwe maatregelen voorgesteld om de vissers
ertoe te bewegen mee te doen aan programma's om de vangst van
kabeljauw te vermijden.
Het kabeljauwbestand in de Keltische Zee was niet opgenomen in het
herstelplan voor kabeljauw van 2004. Uit recent onderzoek blijkt
echter dat dit bestand even overbevist is als de andere
kabeljauwbestanden in de wateren van de EU. Daarom moet dat bestand in
het herstelplan worden opgenomen. Er worden ook nieuwe
controlebepalingen voorgesteld die zijn toegesneden op de nieuwe
structuur en de nieuwe maatregelen die bij de herziening worden
ingevoerd.
Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op de bijdrage van
belanghebbenden en op wetenschappelijk advies van zowel ICES als het
Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij
(WTECV) van de Commissie zelf. Met name heeft het WTECV aanbevolen dat
de visserijdruk op kabeljauw sneller moet worden verminderd, en wel
zodanig dat er zo'n 50% minder wordt opgevist als de laatste jaren, of
nog minder.
Het herstelplan voor kabeljauw is het eerste langetermijnbeheersplan
dat door de EU is goedgekeurd in het kielzog van de hervorming van het
gemeenschappelijk visserijbeleid van 2002. Het algemene doel van het
voorstel was om ervoor te zorgen dat de betrokken kabeljauwbestanden
zich binnen een tijdsbestek van vijf tot tien jaar tot het door
wetenschappers aanbevolen voorzorgsniveau zouden herstellen. De
kabeljauwbestanden die onder het plan uit 2004 vielen waren die in de
Noordzee, het Kattegat en het Skagerrak, het oostelijk deel van het
Kanaal, de Ierse Zee, en het gebied ten westen van Schotland.
European Union