Albranswaard
02 april 2008 - kamerstuk
Antwoorden op vragen over de agrarische functies in de Albranswaard
Directie Regionale Zaken
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
6 maart 2008 2070813850
DRZw. 2008/1216 2 april 2008
onderwerp bijlagen
Kamervragen over agrarische functies in
Albrandswaard
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u mede namens minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer de antwoorden aan op de Kamervragen van de leden
Polderman en Van Leeuwen van 6 maart jl. over de agrarische functies in Albrandswaard.
1
Bent u op de hoogte van de huidige plannen van de provincie voor gebiedsontwikkeling in
de Albrandswaard?
Ja.
2
Kunt u aangeven of in de huidige plannen de strekking van de motie-Klein Molenkamp
(Kamerstuk 24 691, nr. 36) over alternatieven voor Albrandswaard en het behoud van
agrarische bedrijvigheid en bestaande landschappelijke cultuurhistorische elementen,
wordt uitgevoerd? Zo neen, hoe gaat u zorg dragen voor naleving van de motie?
De motie-Klein Molekamp (2002) is verwerkt in deel 4 (regeringsbeslissing, 2006) van de
Planologische kernbeslissing (PKB) over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Met de provincie Zuid-Holland zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van dit onder-
deel van de PKB en deze zijn vastgelegd in de Uitwerkingsovereenkomst PMR/750ha
(2006). Afspraken over naleving en verantwoording maken hier deel van uit. Tweemaal per
jaar wordt een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gezonden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
2 april 2008 DRZw. 2008/1216 2
3
Hoeveel ruimte voor agrarische bedrijvigheid moet er volgens u blijven in de Albrands-
waard? Bent u van mening dat dit percentage gelijk moet zijn aan het alternatief van het
bewonerscomité en de gemeente?
De PKB over PMR geeft aan dat er in het betreffende gebied ruimte zal blijven voor
agrarische bedrijvigheid. Gezien de in de PKB voor dit gebied vastgelegde natuur- en
recreatiedoelstelling kan dit echter niet het huidige areaal betreffen en evenmin de
gangbare manier van landbouw. In nauw overleg met betrokkenen, onder wie het
bewonerscomité, wordt bepaald welke agrarische activiteiten wel passen bij de doel-
stellingen van de PKB. De provincie Zuid-Holland heeft hierbij het voortouw. Op dit
moment bereidt de provincie, als initiatiefnemer, een milieueffectrapportage voor ten
behoeve van de noodzakelijke herziening van het bestemmingsplan. Over de uitkomsten
hiervan wordt u geïnformeerd in de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over PMR.
4
Bent u op de hoogte van de vuilstort in de Albrandswaard? Kunt u inzage geven in de aard
van de vervuiling en de actuele stand van de verspreiding van de vervuiling? Kunt u tevens
aangeven hoe in de controle, toezicht en sanering van de vuilstort is voorzien?
Ja. Op de betreffende locatie nabij de Rhoonse Grienden is na de Tweede Wereldoorlog
vuilnis en oliehoudende grond gestort. In 1998 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland een beschikking bodemkwaliteit genomen, met een besluit ten aanzien van de
ernst en urgentie. Er is sprake van een ernstige bodemverontreiniging. Maatregelen zijn
urgent, vanwege mogelijke verspreiding van verontreinigingen met het grondwater. Er is
geen verplichting tot monitoring, maar uiterlijk in 2008 moeten maatregelen worden
getroffen. Het treffen van deze maatregelen is een verplichting voor de terreineigenaar.
Dit is het waterschap Hollandse Delta. Thans wordt er door de Milieudienst Rijnmond
(DCMR) met de terreineigenaar gesproken over de voorbereiding van een sanerings- of
beveiligingsplan.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit